ECLI:NL:RBMNE:2024:5360

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
ÚTR 24/3670
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor kappen van bomen in Nieuwegein

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de verleende omgevingsvergunning voor het kappen van 20 bomen in de wijk Nieuwegein. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter legt uit dat er op dat moment geen sprake is van onverwijlde spoed, omdat het college van burgemeester en wethouders heeft aangegeven de bezwaarprocedure af te wachten voordat er wordt overgegaan tot het kappen van de bomen.

De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoekster in eerdere communicatie heeft aangegeven dat zij haar verzoek kan intrekken als zij een schriftelijke toezegging ontvangt dat de bomen niet gekapt zullen worden. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is bij de beoordeling van het verzoek, en dat er ook geen sprake is van evidente onrechtmatigheid van het bestreden besluit. Hierdoor is er geen aanleiding om de belangenafweging in het voordeel van verzoekster te laten uitvallen.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en merkt op dat verzoekster in de toekomst opnieuw een verzoek kan indienen als het college ondanks zijn toezegging toch overgaat tot werkzaamheden voordat er een beslissing op het bezwaarschrift is genomen. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3670

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr.drs. C.R. Jansen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein

(gemachtigde: D.T. de Winter).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige
voorziening van verzoekster tegen de verleende omgevingsvergunning voor het kappen van 20 bomen op verschillende plekken in de wijk [wijk] in Nieuwegein. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak
zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen
een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Dit verzoek om voorlopige voorziening is ingediend tijdens de bezwaarprocedure.
4. Het college heeft in zijn e-mailbericht van 24 mei 2024 meegedeeld dat hij de
bezwaarprocedure zal afwachten, voordat overgegaan wordt tot het kappen van de bomen.
5. In de brief van 26 juni 2024 heeft de griffier verzoekster gevraagd welk spoedeisend
belang zij nog heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar verzoek. In haar e-mailberichten van 28 juni 2024 en 11 juli 2024 heeft verzoekster laten weten dat, als zij van het college de schriftelijke toezegging ontvangt dat niet zal worden overgegaan tot het kappen van de bomen, alsmede een schriftelijke bevestiging van het gewijzigde voorstel, dit aanleiding kan zijn het verzoek in te trekken.
6. De voorzieningenrechter oordeelt dat er op dit moment géén sprake is van onverwijlde
spoed op grond waarvan zij een voorlopige voorziening zou moeten treffen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan de verklaring van 24 mei 2024 van het college te twijfelen. Dat (kennelijk) sprake is van een gewijzigd voorstel betekent ook niet dat sprake is van een spoedsituatie. De conclusie is dan ook dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft bij de beoordeling van haar verzoek.
7. Bij het ontbreken van spoedeisend belang, kan alleen een voorlopige voorziening
worden getroffen als het bestreden besluit (in dit geval de verleende omgevingsvergunning) evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door het college ingenomen standpunt juist is en of het besluit uiteindelijk in stand zal blijven. De voorzieningenrechter ziet op basis van de stukken geen aanleiding om te oordelen dat hiervan sprake is.
8. Uit het voorgaande volgt dat een spoedeisend belang niet aanwezig is en dat er geen
sprake is van evidente onrechtmatigheid. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoekster te laten uitvallen.

Conclusie en gevolgen

9. Het verzoek is kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10. Tot slot merkt de voorzieningenrechter op dat verzoekster opnieuw een verzoek om een
voorlopige voorziening kan indienen, als het college ondanks zijn toezegging toch werkzaamheden gaat verrichten, voordat een beslissing op het bezwaarschrift is genomen. Dit geldt ook als verzoekster het niet eens is met de beslissing op bezwaar en daartegen beroep instelt.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.