Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
op 3 april 2024;
2.De kern van de zaak
3.De beoordeling
Na de getuigenverhoren hebben partijen een conclusie na enquête genomen. Verder heeft de Officier van Justitie in deze zaak aanleiding gezien te concluderen (artikel 42 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Partijen hebben daarna gebruik gemaakt van de mogelijkheid die lid 3 van dat artikel biedt om op de conclusie van het OM per brief te reageren.
Om de pallet gaan spanbanden/singels. Het betreft vier haken en twee banden. (…). De kraanmachinist was [getuige 1] . De lading moest bovenop de verdiepingsvloer worden gezet. Ik ben binnendoor gegaan naar boven en de lading werd door een gat in het dak op de verdiepingsvloer neergezet. Het paste er precies doorheen en ik kon er net doorheen om de haken los te maken. Daarna bewoog de lading nog en hierdoor viel ik naar beneden. Het gaat om een schuin dak met een gat erin. De kapel moest daar nog bovenop gezet worden. De pallet stond al, maar er is iets gebeurd waardoor de lading bewoog en dat heeft mij van het dak afgeduwd. (…) Ik viel op een betonnen vloer op de eerste verdieping, dat is de uitbouw. Ik heb de buurvrouw nog gezien in haar tuin omdat ik om mij heen keek of er iemand kwam om mij te helpen.”
Het was één van de laatste dingen waar we mee bezig waren.” verklaart [getuige 1] . Over de werkzaamheden heeft [getuige 1] gezegd dat hij pallets met kalkzandstenen aan het hijsen was en dat hij aanwijzingen kreeg, van [eisende partij] of iemand anders. De pallet heeft hij door een gat in het dak laten zakken. Omdat hij op een gegeven moment geen aanwijzingen meer kreeg en er ook geen reactie kwam op zijn vragen en hij via de camera van de kraan ook niks zag, is hij uit de cabine van de kraan gestapt. Op dat moment hoorde hij iemand heel hard schreeuwen, het geluid kwam vanaf de achterkant van de woning. Hij is zelf niet gaan kijken maar er werd hem gezegd dat er iemand was gevallen. Later zag hij dat [eisende partij] in de bak van een shovel lag. De val zelf heeft hij niet gezien.
een rijdende machine, iets van een shovel.” hoorde en dat hij en zijn vrouw daarna op een gegeven moment een man heel hard hebben horen schreeuwen en vervolgens heel hard voortdurend hebben horen kermen. “
Dat hield ook steeds aan. Wij werden er allebei heel naar van.” Ook mevrouw [getuige 3] heeft aan de kantonrechter verteld dat zij en haar man in de tuin zaten en “
een ijselijke kreet” hoorden waar zij enorm van schrok. Daarna volgde een heel naar gekerm.
Achter ons wordt een huis gebouwd. Het ligt vlakbij de erfgrens van onze tuin. Af ten toe hoorden wij herrie, graafmachines en muziek. Ik dacht even van wat zijn ze nu hard aan het meezingen. Maar het bleek een enorm geschreeuw te zijn. Ik schrok vreselijk. Ik liep naar buiten, naar de hoek waar ik het hoorde. (…) Toen ik naar de hoek van ons perceel ging, zag ik 4/5 mensen op de vloer van de eerste verdieping staan. Daar kwam een enorm gekerm vandaan. Het ging door merg en been. Er zat toen nog geen dak op. Het was 8 of 10 meter hoog. Ik zag mannen staan. Ze zagen mij ook. Ze konden zo de tuin in kijken. De mannen stonden in een kringetje om iets of iemand heen. Ik zag hem niet liggen. Maar hoorde wel dat het geluid daar vandaan kwam. Toen was het even stil. Ik dacht toen hij is dood. Toen hoorde ik weer gekerm, gelukkig. Het werk werd toen stil gelegd. (…) Dus ik wachtte op een ambulance of helikopter, maar die kwam niet. Het geschreeuw ging door. Tot mijn grote verbazing kwam er een verreiker aanrijden. Die ging omhoog. Meneer werd toen op een soort pallet gelegd. Het was een enorm gehannes. Een grote vent stond erbij op de verreiker. Het gebeurde aan de achterkant. Ze zijn hobbelend om het huis naar de voorkant gereden en hij is in een zwart busje gelegd. Ik was verbijsterd. Het busje was dicht, maar daar doorheen hoorde ik hem nog krijsen.” Verder heeft [getuige 4] ook verklaard: “
De kraan bungelde boven het dak. Ik hoorde het geschreeuw, toen ben ik naar buiten gegaan. De kraan was op dat moment nog uitgeschoven, en werd op dat moment ingeschoven. Ik dacht daarom dat er een plaat op iemand was gevallen.” En als laatste verklaart [getuige 4] : “
Ik weet absoluut zeker dat meneer op een verdiepingsvloer lag.”
Op 26 juni 2020 werkte (…) [eisende partij] als ZZP-er onder gezag van verdachte eenmanszaak [handelsnaam] , op de bouwplaats gelegen aan het [adres] te [woonplaats] , waar een woning gebouwd werd. Op die dag werden er bouwmaterialen met de mobiele telescopische kraan naar de zolderverdieping gehesen. Deze bouwmaterialen werden via een opening in het dak van de woning in aanbouw op de zolderverdieping geplaatst. In het dak was een opening aanwezig zodat er op een later moment in het bouwproces een dakkapel geplaatst kon worden. Tijdens het afkoppelen van de last bevond slachtoffer (…) [eisende partij] zich op de zolderverdieping, nabij de opening. Toen hij de last afkoppelde raakte de last ontzet, waardoor hij uit de opening werd geduwd. Hij maakte een val van ruim vier meter en kwam neer op het dak van de onderliggende aanbouw. Hierbij heeft het slachtoffer (…) [eisende partij] zwaar lichamelijk en blijvend letsel opgelopen. De opening in het dak was vrij toegankelijk en er waren geen voorzieningen getroffen om valgevaar zoveel als mogelijk te doen voorkomen. Dit valgevaar heeft zich verwezenlijkt (…). Door meerdere personen die op de bouwplaats aanwezig waren, waaronder de verdachte, is het slachtoffer middels een verreiker van het dak van de aanbouw gehaald en vervolgens in de bus van verdachte geplaatst: vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer naar het ziekenhuis gebracht.”
“(…) we waren in euforische stemming omdat we op tijd klaar waren. Het dak was dicht, de laatste platen waren gehesen en gelegd, dus de hijskraan was daarna niet meer nodig. We zijn aan de achterkant van de woning in de schaduw wat gaan drinken met mijn zoon [getuige 5] , [eisende partij] , [getuige 6] en [getuige 7] . [getuige 6] was er de hele dag en [getuige 7] kwam ’s middags wat drinken. De Poolse mensen gingen hun eigen gang. Zij werkten daar ook, maar deden hun eigen ding. Ik heb een rondje gemaakt en foto’s genomen om te laten zien hoe het huis er inmiddels uitzag. [eisende partij] is toen naar zijn eigen bus gelopen om vrijetijdskleding aan te trekken. Toen ik terug kwam van het rondje lopen zaten alleen [getuige 7] en [getuige 6] er nog. Ik voegde mij daar weer bij en toen viel een emmer water en tuimelde [eisende partij] er achteraan. Zij vielen op een partij pallets die op de grond lagen, zowel de emmer water als [eisende partij] . Het klopt zeker niet dat de heer [eisende partij] op de aanbouw is gevallen. Het was meteen duidelijk dat hij veel pijn had. Ik heb geopperd om een ambulance te bellen, maar dat wilde [eisende partij] niet omdat [eisende partij] achterstanden had bij de zorgverzekeraar en er was geen zichtbaar letsel. Wij hebben hem op onze schouders meegenomen naar de bus en samen met mijn zoon heb ik hem naar het ziekenhuis gereden.”
Nadat er een bezoek is gebracht aan de ongevalslocatie en er een eerste verklaring is afgenomen van het slachtoffer heeft verbalisant (…) de officier van justitie van het Functioneel Pakket te Amsterdam in kennis gesteld van het arbeidsongeval met zwaar lichamelijk letsel. Vanwege het vermoeden dat werkgever het slachtoffer na zijn val met een verreiker van het dak heeft gehaald en vanwege het feit dat er vermoedelijk geen dakrandbeveiliging was aangebracht tijdens werkzaamheden op hoogte heeft hij toen opgedragen om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen naar de feiten en omstandigheden, die betrekking hadden op de oorzaak en toedracht van het arbeidsongeval. Tevens was er een redelijk vermoeden dat aanwezige getuigen door [ [gedaagde] ] zijn beïnvloed en hun verhaal op elkaar hebben afgestemd. Er is opdracht gegeven een strafrechtelijk onderzoek in te stellen (…)”. Zoals de kantonrechter hiervoor al overwoog (3.12) is het niet alleen zo dat de conclusie van het NLA over de toedracht van het ongeval van [eisende partij] overeenkomt met het scenario daarover van [eisende partij] , maar daarnaast staan in het rapport ‘Austin’ onder andere [getuige 6] en [getuige 7] vermeld als “beïnvloede personen” met achter hun namen de opmerking “
Verklaring is afgestemd; klopt niet met anderen en eerder afgelegde verklaringen” (zie p. 53 van het rapport). Dit deed al ernstig afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaring van [gedaagde] , en aan de verklaringen van [getuige 6] en [getuige 7] die het standpunt van [gedaagde] zouden moeten ondersteunen. In de samenvatting van het onderzoek naar het beïnvloeden van getuigen staat op p. 54 van het rapport ‘Austin’: “
Slachtoffer [eisende partij] heeft verklaard dat verdachte [gedaagde] wilde ontkennen dat het op de bouw zou zijn gebeurd. De moeder van slachtoffer [eisende partij] , getuige [getuige 8] , verklaarde dat de verdachte tegen haar heeft gezegd dat het een goed plan zou zijn om het via haar eigen verzekering te doen, zodat de verdachte zijn inkomen zou behouden en hier buiten zou blijven. Zij verklaarde dat haar zoon haar heeft gesmeekt om de melding stop te zetten omdat de verdachte en zijn vrouw zeiden dat zij anders alles kwijt zouden raken. Zij verklaarde dat de verdachte tegen haar zei dat hij een trap bij haar zou brengen en dat ze tegen haar verzekering moest zeggen dat het slachtoffer van die trap gevallen is, zodat haar verzekering werd aangesproken.
Nu de twee verklaringen van [gedaagde] en [eisende partij] niet samengaan en ook redelijkerwijs niet zijn te verklaren vanuit een verschillende waarneming van dezelfde gebeurtenissen, kan het niet anders zijn dat, nu de verklaring van [eisende partij] voor waar moet worden aangenomen, de verklaring van [gedaagde] in strijd met de waarheid is afgelegd. (…) Met deze manier van handelen heeft [gedaagde] de waarheidsplicht van [artikel; toev. rb.] 21 Rv geschonden, als gevolg waarvan de kantonrechter de conclusies mag trekken die hem geraden voorkomen. De meest voor de hand liggende conclusie is te oordelen dat [eisende partij] is geslaagd in zijn bewijsopdracht met toewijzing van zijn vordering, nu de schending van de waarheid door [gedaagde] evident is verricht om juist die toewijzing te voorkomen. Overigens zou het langs de waardering van de getuigenverklaringen tot dezelfde conclusie moeten worden gekomen.”
[naam] /Allspan).
Bevindingen toedracht ongeval” daar een aanwijzing voor. Daar staat: “
(…) Vanaf de zolderverdieping was de opening in het dak vrij toegankelijk. (…) Er waren geen voorzieningen aangebracht die het valgevaar zoveel als mogelijk deden voorkomen. (…) Daar de opening op geen enkele wijze was afgeschermd viel het slachtoffer uit deze opening. Het slachtoffer maakte een val van vier meter en kwam neer op het onderliggende dak van de aanbouw.” Ook op de foto van de woning in aanbouw die op p. 22 van het rapport ‘Austin’ staat afgedrukt is te zien dat dergelijke voorzieningen ontbreken. Verder schrijft de Officier van Justitie aan het einde van zijn conclusie: “
[eisende partij] werkte op hoogte zonder valbescherming (geen hek, geen harnas met touw of iets dergelijks. (…) Voor zover [eisende partij] daarbij niet de juiste procedure zou hebben gevolgd is duidelijk dat van een behoorlijke instructie en toezicht geen sprake was.” Tot slot wijst de kantonrechter op de verklaring van [getuige 4] waar zij zegt: “
We hebben ons wel eens verbaasd over de veiligheid. Geen helmen. Geen beschermende kleding.”
5.978,50(5½ punten x tarief € 1.087)