ECLI:NL:RBMNE:2024:5355

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
UTR 22/1598
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens gebrek aan besluit en gronden

Op 28 augustus 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had op 3 april 2022 pro forma beroep ingesteld, omdat zij van mening was dat het UWV haar dossier niet had overgelegd en dat het bezwaar en de beslagleggingen onjuist waren behandeld. Het UWV heeft hierop gereageerd met verweerschriften. Tijdens de zitting op 28 augustus 2024 was de gemachtigde van het UWV aanwezig, maar eiseres is niet verschenen, ondanks een kennisgeving van de zitting.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat eiseres in haar pro forma beroepschrift geen kopie van het besluit heeft overgelegd waartegen zij in beroep ging, noch de gronden van haar beroep heeft aangegeven. De rechtbank heeft eiseres op 20 april 2022 en 25 mei 2022 herstelverzuimbrieven gestuurd, waarin zij werd verzocht om binnen twee weken de benodigde documenten te overleggen. Eiseres heeft wel gereageerd, maar niet voldaan aan de verzoeken, waardoor de rechtbank genoodzaakt was om het beroep niet inhoudelijk te behandelen.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten, omdat zij niet in het gelijk is gesteld. Tevens zijn partijen gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier A. Wilpstra-Foppen. Een afschrift van het proces-verbaal is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/1598

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

28 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. S.N. Westmaas).

Waar gaat deze zaak over?

Eiseres heeft op 3 april 2022 (pro forma) beroep ingediend omdat het UWV volgens haar niet het dossier van eiseres heeft overgelegd en het bezwaar en beslagleggingen onjuist heeft behandeld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met verweerschriften.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 28 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het UWV deelgenomen. Eiseres is, met bericht van kennisgeving, niet verschenen. Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. In de rest van de uitspraak zal de rechtbank toelichten hoe zij tot dit oordeel komt.

Beoordeling door de rechtbank

1. Iemand die in beroep gaat moet een kopie van het besluit overleggen waar zij het niet eens is en waarom zij het niet eens is met het besluit. Dit staat in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Omdat eiseres dat in haar pro forma beroepschrift niet heeft gedaan, heeft de rechtbank haar op 20 april 2022 en op 25 mei 2022 (aangetekend) zogenoemde herstelverzuimbrieven gestuurd, waarin staat zij binnen twee weken de gronden en het besluit moet overleggen. In die brieven is vermeld dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren als niet aan dit verzoek binnen de gestelde termijn wordt voldaan.
2. Eiseres heeft niet aan de verzoeken voldaan. Ze heeft wel gereageerd op deze brieven, maar daarbij heeft zij niet aangegeven tegen welk besluit het beroep zich richt en ook heeft ze de gronden van het beroep niet vermeld.
3. Het beroep wordt daarom gelet op artikel 6:6 van de Awb niet inhoudelijk behandeld en niet-ontvankelijk verklaard.
4. Eiseres krijgt geen gelijk en daarom geen vergoeding van haar proceskosten.
5. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2024 door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.