ECLI:NL:RBMNE:2024:5349

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
16/259459-23; 16/109653-23 (gev. ttz); 16/063698-23 (gev. ttz); 16/068652-24 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van jeugdstrafrecht bij meervoudige geweldsdelicten door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, diefstal met geweld, (poging tot) afpersing en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 2004, zich in de periode van 30 december 2022 tot en met 6 oktober 2023 schuldig heeft gemaakt aan diverse geweldsdelicten in Utrecht. De rechtbank heeft in het vonnis de toepassing van het jeugdstrafrecht overwogen, gezien de psychische problematiek van de verdachte, waaronder een autismespectrumstoornis en ADHD. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bewezenverklaarde feiten verminderd aan de verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 209 dagen, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke PIJ-maatregel met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft tevens de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoeding is toegewezen voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het hoge recidiverisico van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/259459-23; 16/109653-23 (gev. ttz); 16/063698-23 (gev. ttz);
16/068652-24 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] in [woonplaats] ,
thans verblijvende [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 januari 2024, 16 april 2024 en 27 augustus 2024. De zaken met parketnummer 16/109653-23 en 16/063698-23 zijn ook behandeld op het onderzoek op de terechtzitting van de politierechter van 19 december 2023 en zijn vervolgens verwezen naar de meervoudige kamer. De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zittingen van 16 april 2024 en 27 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M. Landsman, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen mr. P.M.A.C. van de Wouw, advocaat van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , én hetgeen mevrouw [A] van Slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partijen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De (nader omgeschreven) tenlastelegging is aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/063698-23
feit 1:op 30 december 2022 in Utrecht [slachtoffer 7] heeft mishandeld;
feit 2:op 13 februari 2023 in Utrecht een (scooter)helm van [benadeelde] heeft gestolen;
feit 3:op 23 februari 2023 in Utrecht met (bedreiging met) geweld een (scooter)helm van [slachtoffer 5] heeft gestolen;
feit 4:op 3 maart 2023 in Utrecht [slachtoffer 6] heeft mishandeld;
16/068652-24op 3 februari 2023 in Utrecht [slachtoffer 8] heeft mishandeld, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg;
16/109653-23
primair:
op 26 april 2023 in Utrecht met (bedreiging met) geweld een telefoon van [slachtoffer 4] heeft gestolen;
subsidiair:
op 26 april 2023 in Utrecht met (bedreiging met) geweld heeft geprobeerd een telefoon van [slachtoffer 4] te stelen;
16/259459-23
feit 1:op 5 oktober 2023 in Utrecht (Griftpark) samen met (een) ander(en) met (bedreiging met) geweld een paar Apple Airpods en/of een doosje van [slachtoffer 9] heeft afgeperst;
feit 2:op 5 oktober 2023 in Utrecht (Griftpark) samen met (een) ander(en) met (bedreiging met) geweld een horloge van [slachtoffer 9] en/of een tasje met inhoud van [slachtoffer 10] heeft gestolen;
feit 3:op 5 oktober 2023 in Utrecht (Wilhelminapark) samen met een ander(en) met (bedreiging met) geweld een iPhone X en/of een iPhone 11 en/of een identiteitskaart en/of een rugzak met inhoud (headset, huissleutels, een of meerdere pasjes, een bankpas en/of een brillenkoker) van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft afgeperst.
feit 4:in de periode van 5 oktober 2023 tot en met 6 oktober 2023 in Utrecht (Maarschalkerweerdpad) samen met (een) ander(en) met (bedreiging met) geweld heeft geprobeerd een tas van [slachtoffer 11] af te persen;
feit 5:in de periode van 5 oktober 2023 tot en met 6 oktober 2032 in Utrecht (Maarschalkerweerdpad) samen met (een) ander(en) een fiets van [slachtoffer 11] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de (primair) ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met uitzondering van het onder parketnummer 16/259459-23 feit 5 ten laste gelegde, nu er onvoldoende bewijs is dat verdachte hierin een aandeel heeft gehad. De officier van justitie vindt ook dat verdachte van het onder parketnummer 16/068652-24 ten laste gelegde strafverzwarende onderdeel dat de mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, moet worden vrijgesproken. Het is namelijk onbekend of aangever [slachtoffer 8] een operatie heeft moeten ondergaan en herstel is geheel te verwachten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte van het onder parketnummer 16/109653-23 primair ten laste gelegde vrij te spreken. Verdachte heeft geen beschikkingsmacht gehad over de telefoon van aangever, waardoor slechts sprake is van een poging tot diefstal (met geweld). Ook heeft de raadsman, evenals de officier van justitie, verzocht verdachte vrij te spreken van het onder parketnummer 16/259459-23 feit 5 ten laste gelegde en het onder parketnummer 16/068652-24 ten laste gelegde strafverzwarende onderdeel dat de mishandeling van aangever [slachtoffer 8] zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. Nadere informatie over de noodzaak en de aard van (eventueel) medisch ingrijpen, als ook het uitzicht op herstel, ontbreekt.
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/063698-23 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, 16/259459-23 feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
T.a.v. 16/068652-24: vrijspraak ‘zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad’
Aan verdachte is de strafverzwarende omstandigheid dat de mishandeling van aangever [slachtoffer 8] zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad ten laste gelegd. Artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bevat een opsomming van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt. Ook buiten deze genoemde gevallen is de rechter vrij letsel als zwaar lichamelijk letsel aan te duiden. De rechtbank kan hierbij, volgens vaste jurisprudentie, de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel betrekken.
In het procesdossier bevindt zich een brief van de afdeling spoedeisende hulp van het Meander Medisch Centrum in Amersfoort. Beschreven is dat aangever op 4 februari 2023 door een oogarts is onderzocht. De oogarts concludeert dat bij aangever sprake is van een kleine orbitabodemfractuur, ofwel een gebroken oogkas. Geadviseerd is dat aangever rust moet nemen. Ook is hij doorverwezen naar een orthoptist en dient hij (één week later) terug te komen voor controle.
Hoewel uit de stukken volgt dat aangever [slachtoffer 8] door het handelen van verdachte fors letsel heeft opgelopen, wordt naar het oordeel van de rechtbank de juridische lat van zwaar lichamelijk letsel niet gehaald. Op grond van bovengenoemde brief stelt de rechtbank vast dat er geen medisch ingrijpen (in de vorm van een operatie) aan de oogkas noodzakelijk is geweest. Daarnaast is het onbekend hoelang aangever (nog) medische klachten heeft ervaren én of sprake is van (uitzicht op volledig) herstel.
De rechtbank zal verdachte, zoals hieronder weergegeven, veroordelen voor de mishandeling van aangever [slachtoffer 8] en vrijspreken van de ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid dat deze mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge gehad.
Bewijsmiddelen [1]
T.a.v. 16/063698-23, feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, 16/068652-24, 16/109653-23, primair, 16/259459-23 feit 1, feit 2 en feit 3
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft bovengenoemde ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft, met uitzondering van het onder parketnummer 16/109653-23 primair ten laste gelegde, geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de onderstaande bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 16/109653-23 primair ten laste gelegde zal de rechtbank ook volstaan met een opsomming van bewijsmiddelen, nu de raadsman enkel een kwalificatieverweer heeft gevoerd en de feiten niet door de verdediging zijn betwist.
T.a.v. 16/063698-23:
feit 1:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 april 2024 [2] ;
- de aangifte van [slachtoffer 7] op 6 januari 2023 [3] ;
feit 2:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 april 2024 [4] ;
- de aangifte van [benadeelde] op 13 februari 2023 [5] ;
feit 3:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 april 2024 [6] ;
- de aangifte van [slachtoffer 5] op 23 februari 2023 [7] ;
feit 4:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 april 2024 [8] ;
- de aangifte van [slachtoffer 6] op 4 maart 2023 [9] ;
T.a.v. 16/068652-24:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 april 2024 [10] ;
- de aangifte van [slachtoffer 8] op 14 februari 2023 [11] ;
T.a.v. 16/109653-23, primair:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 april 2024 [12] ;
- de aangifte van [slachtoffer 4] op 26 april 2023 [13] ;
- een proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] , betreffende een fotobijlage van de camerabeelden [14] ;
T.a.v. 16/259459-23
feit 1 en feit 2:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 april 2024 [15] ;
- de aangifte van [slachtoffer 9] op 6 oktober 2023 [16] ;
- de aangifte van [slachtoffer 10] op 5 oktober 2023 [17] ;
feit 3:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 april 2024 [18] ;
- de aangifte van [slachtoffer 2] op 6 oktober 2023 [19] ;
- de aangifte van [slachtoffer 1] op 6 oktober 2023 [20] ;
- de aangifte van [slachtoffer 3] op 5 oktober 2023 [21] ;
Bewijsmiddelen feit 4 en 5:
Verdachte heeft bij de politie onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Ik was betrokken bij het derde delict (de rechtbank begrijpt: het onder feit 4 en feit 5 ten laste gelegde). Ik heb een klap gegeven op het gezicht van die man. [22]
Verdachte heeft ter terechtzitting op 16 april 2024 onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Na het Wilhelminapark (de rechtbank begrijpt: na het onder feit 3 ten laste gelegde) kwamen wij jongens tegen. Er werd toen afgesproken om in de buurt van het Maarschalkerweerdpad af te spreken. Het doel was om iemand te beroven. Ik zag dat er twee personen aan kwamen fietsen. Ik ben toen met een aantal anderen uit de groep in de berm gaan zitten. Twee jongens bleven op het fietspad staan om de weg te blokkeren. Vervolgens is aangever [slachtoffer 11] van zijn fiets geduwd. Ik heb [slachtoffer 11] eenmaal geslagen. Aan [slachtoffer 11] is gevraagd om spullen af te geven. [23]
Aangever [slachtoffer 11] heeft onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Op 6 oktober 2023 reed ik op mijn fiets op het Maarschalkerweerdpad te Utrecht. Ik zag een groep jongens staan, verspreidt over de breedte van de weg. [24] Toen ik langs de jongens fietste voelde ik dat ik door een van hen van mijn fiets werd geduwd. Door de duw viel ik hard op het wegdek. Ik voelde dat ik werd geschopt. Ik denk dat ik ongeveer 6 keer ben geschopt door de jongens. Ik voelde dat ik geraakt werd op mijn heup, schouder, kaak en op mijn rug. Ik zag dat een jongen op mij af kwam lopen en een mes in zijn hand had. Ik zag dat de jongen het mes met de punt in mijn richting wees. [25] Ik hoorde een van deze jongens zeggen: "Geef je tas!". Ik zag dat een van de jongens mijn fiets oppakte en wegnam. [26]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
T.a.v. 16/109653-23, primair: voltooide diefstal met geweld
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van een voltooide diefstal met geweld, maar van een poging tot diefstal met geweld. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Op basis van de bewijsmiddelen is vast komen te staan dat verdachte de telefoon uit de hand van aangever heeft gepakt. Verdachte heeft vervolgens, terwijl hij de telefoon nog in zijn hand had, aangever van zijn fiets getrokken. Toen verdachte probeerde weg te rennen heeft aangever verdachte bij zijn jas vastgepakt, waarna een worsteling is ontstaan. Op dat moment had aangever geen zicht (meer) op zijn telefoon en wist hij niet waar deze was. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door deze handelingen het goed aan de feitelijke heerschappij van aangever heeft onttrokken en gedurende enige tijd als heer en meester over de telefoon heeft beschikt, en dat daarmee sprake is geweest van een voltooide diefstal. Dat verdachte direct na het incident is aangehouden, terwijl hij de telefoon nog in zijn hand had, maakt dit niet anders.
T.a.v. 16/259459-23, feit 5: diefstal in vereniging van de fiets van [slachtoffer 11]
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij samen met (een) ander(en) de fiets van aangever [slachtoffer 11] heeft weggenomen. Betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard als is komen vast te staan dat bij het begaan van dit feit sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij moet de bijdrage van een verdachte aan het delict van voldoende gewicht zijn. Ook geldt een dubbel opzetvereiste: opzet op de onderlinge samenwerking en opzet op de verwezenlijking van het grondfeit. Niet is vereist dat de verdachte op de hoogte was van de precieze gedragingen van zijn medeverdachten. Zo kan voorwaardelijk opzet worden aangenomen voor een handeling van een medeverdachte voor zover deze binnen het gezamenlijke opzet kan worden gebracht.
De rechtbank zal verdachte, in tegenstelling tot hetgeen de officier van justitie en de verdediging hebben aangevoerd, veroordelen voor bovengenoemde diefstal en zij overweegt hiertoe als volgt. Uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen volgt dat verdachte en zijn medeverdachten één misdadig doel voor ogen hadden, namelijk iemand beroven. Verdachte en zijn medeverdachten hebben aangever [slachtoffer 11] als slachtoffer uitgekozen. Zij hebben de weg voor aangever versperd en aangever van zijn fiets geduwd. Aangever is vervolgens door verdachte geslagen en door anderen geschopt. Toen de verdachten wegrenden heeft een van hen, niet zijnde verdachte, de fiets van aangever meegenomen. Nu verdachte op de hoogte was van het gezamenlijke plan om iemand te beroven en hij heeft bijgedragen aan de geweldspleging tegen aangever, waardoor het (onder andere) mogelijk was de fiets weg te nemen, is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking. Dat verdachte er niet van op de hoogte was dat specifiek de fiets van aangever weggenomen zou worden, maakt dit niet anders. Het wegnemen van de fiets van aangever betreft een handeling die in het gezamenlijke opzet van de groep past, zodat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op deze diefstal.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/063698-23:
feit 1:op 30 december 2022 te Utrecht [slachtoffer 7] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 7] meermalen met kracht tegen zijn kaak althans gezicht te stompen, waardoor voornoemde uit balans raakte en achterover op zijn achterhoofd viel;
feit 2:
op 13 februari 2023 te Utrecht een scooterhelm van het merk Roof en model Boxer, die geheel aan [benadeelde] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3:op 23 februari 2023 te Utrecht een scooterhelm van het merk Boxer die geheel aan [slachtoffer 5] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met kracht met voornoemde helm tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer 5] te slaan;
feit 4:
op 3 maart 2023 te Utrecht [slachtoffer 6] heeft mishandeld door met kracht tegen voornoemde [slachtoffer 6] zijn neus althans gezicht te stompen, waardoor voornoemde [slachtoffer 6] achterover op de grond viel;
16/068652-24:
op 3 februari 2023 te Utrecht [slachtoffer 8] heeft mishandeld door die [slachtoffer 8] in het gezicht te stompen;
16/109653-23 primair:op 26 april 2023 te Utrecht een telefoon die geheel aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 4]
- beet te pakken, en
- van zijn fiets te trekken, en
- meerdere malen tegen zijn gezicht en zijn hoofd te stompen;
16/259459-23:
feit 1:op 5 oktober 2023 te Utrecht (Griftpark) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 9] heeft gedwongen tot de afgifte van een paar Apple Airpods en een doosje die geheel aan die [slachtoffer 9] toebehoorden door:
- met meerdere personen om die [slachtoffer 9] heen te gaan staan,
- aan die [slachtoffer 9] te vragen: "Heb je Airpods?" en "Als we in je zakken voelen heb je dan nog steeds geen Airpods?",
- met zijn handen richting de broekzak van die [slachtoffer 9] te gaan,
- een tasje voor het hoofd van die [slachtoffer 9] te houden en daaruit gedeeltelijk een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te pakken,
- tegen die [slachtoffer 9] te zeggen: "als ik deze op je hoofd zet dan..." en
- dreigend met zijn bovenlichaam naar voren te buigen richting die [slachtoffer 9] ;
feit 2op 5 oktober 2023 te Utrecht (Griftpark) tezamen en in vereniging met anderen, een horloge die geheel aan [slachtoffer 9] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 9] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- die [slachtoffer 9] stevig vast te pakken bij beide bovenarmen,
- die [slachtoffer 9] tegen een heg aan te duwen,
- tegen die [slachtoffer 9] te zeggen: "We willen ook je horloge" en
- een horloge van de pols van die [slachtoffer 9] af te halen en
een tasje met inhoud die geheel aan [slachtoffer 10] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 10] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- die [slachtoffer 10] vast te pakken en te betasten en in zijn zakken te voelen
- vóór die [slachtoffer 10] te gaan staan, zijn heuptas van zijn rug naar zijn buik te draaien, deze heuptas open te maken en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gedeeltelijk uit deze heuptas te halen en
- een tasje van die [slachtoffer 10] over zijn hoofd te doen en dit tasje weg te nemen;
feit 3op 5 oktober 2023 te Utrecht (Wilhelminapark) tezamen en in vereniging met een of meer anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een iPhone X en/of een iPhone 11 en/of een identiteitskaart en/of een rugzak met inhoud (headset, huissleutels, een of meerdere pasjes, een bankpas en/of een brillenkoker), die geheel aan die [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] of [slachtoffer 3] toebehoorde door:
- die [slachtoffer 3] te duwen en beet te pakken
- de hengsels van de tas van die [slachtoffer 3] af te doen
- een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, te tonen en op het hoofd van die [slachtoffer 3] te richten
- (daarbij) te zeggen dat die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] hun spullen moesten afstaan en daarbij aan de zakken te voelen;
feit 4op 6 oktober 2023 te Utrecht (Maarschalkerweerdpad) tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 11] te dwingen tot de afgifte van zijn tas die geheel aan die [slachtoffer 11] toebehoorde door, die [slachtoffer 11] :
- de weg te hebben versperd,
- van de fiets te hebben geduwd, waardoor die [slachtoffer 11] op de grond is gevallen,
- meermalen tegen zijn heup, schouder, kaak en rug, te hebben geschopt,
- eenmaal tegen het hoofd te hebben geslagen,
- een mes te hebben getoond en de punt van het mes op die [slachtoffer 11] te hebben gericht en
- daarbij te hebben gezegd 'geef je tas!',
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
feit 5op 6 oktober 2023 te Utrecht (Maarschalkerweerdpad) tezamen en in vereniging met een of meer anderen een fiets die geheel aan [slachtoffer 11] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/063698-23, feit 1, 16/063698-23, feit 4, 16/068652-24: mishandeling;
16/063698-23, feit 2: diefstal;
16/063698-23, feit 3, 16/109653-23, primair: diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
16/259459-23, feit 1, 16/259459-23, feit 3: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
16/259459-23, feit 2: diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
16/259459-23, feit 4: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
16/259459-23, feit 5: diefstal door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het jeugdstrafrecht op verdachte moet worden toegepast. Ook vindt zij dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard voor de bewezen geachte feiten.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft zij gevorderd aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel), geheel voorwaardelijk, op te leggen, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland in het rapport van 27 juni 2024. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de ten laste gelegde feiten, gezien de onderliggende problematiek van verdachte, in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. In strafmatigende zin moet ook rekening gehouden worden met de beperkte rol van verdachte bij de geweldsincidenten ten laste gelegd onder parketnummer 16/259459-23.
De raadsman heeft verzocht, conform de rapportages en adviezen van de deskundigen, aan verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: SAVE) in haar rapportage van 23 augustus 2024. De raadsman heeft gevraagd om (in plaats van een drugs- en alcoholverbod) als bijzondere voorwaarde aan verdachte op te leggen dat hij mee moet werken aan controle van alcohol en drugs om zo zijn middelengebruik te beheersen. Ook heeft de raadsman gevraagd om het contactverbod ten aanzien van één van de medeverdachten niet op te leggen omdat deze medeverdachte een belangrijke en positieve vriend voor verdachte is. Dit contact zou binnen het toezicht van de reclassering kunnen plaatsvinden. De raadsman heeft tenslotte gevraagd of bij oplegging van het locatieverbod rekening gehouden kan worden met het feit dat de moeder van verdachte in […] woont. Verdachte wil zijn moeder daar graag bezoeken. Daarnaast heeft de raadsman, gelet op de rapportages en adviezen van de deskundigen, bepleit verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die de tijd in voorarrest doorgebracht niet overstijgt.
Tot slot heeft de raadsman verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal, diefstal met geweld, (poging tot) afpersing en mishandeling. In de avond en nacht van 5 oktober 2023 heeft verdachte samen met anderen drie gewelddadige overvallen gepleegd. Meerdere slachtoffers zijn, met bedreiging van een vuurwapen, gedwongen waardevolle spullen af te geven of deze spullen zijn van hen afgepakt. Een van de slachtoffers is door verdachte en zijn medeverdachten van zijn fiets geduwd, waarna hij is geslagen en geschopt en is bedreigd met een mes. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich de eigendommen van een ander toegeëigend en de lichamelijke integriteit van de slachtoffers bedreigd en/of aangetast. Verdachte heeft hierbij alleen gedacht aan zijn eigen voordeel en niet stilgestaan bij de gevolgen die dergelijke gewelddadige straatroven bij de slachtoffers teweeg zouden kunnen brengen, en voor zover hij daar wel bij stil heeft gestaan heeft hij zich daardoor niet laten weerhouden. Naast het plegen van gewelddadige straatroven, heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan meerdere mishandelingen en diefstal met geweld. In alle gevallen zijn de slachtoffers door verdachte in hun gezicht geslagen, met de vuist dan wel met een voorwerp, te weten een scooterhelm. Verdachte heeft bij alle slachtoffers pijn en letsel in het gezicht veroorzaakt. Zo heeft een van de slachtoffers een gebroken oogkas opgelopen en is bij een ander slachtoffer de zenuw in de tand ontstoken geraakt. Met zijn handelen heeft verdachte een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van de slachtoffers.
Al met al heeft verdachte in een relatief korte periode een onvoorstelbare hoeveelheid strafbare feiten gepleegd, waarbij vaak en veel geweld is gebruikt. Het is verdrietig dat niemand in deze periode bij verdachte de juiste snaar heeft weten te raken om verder delictgedrag te voorkomen en dat verdachte zelf die draai toen ook niet heeft kunnen maken.
De strafbare feiten laten zien dat verdachte gewelddadig gedrag richting (willekeurige) personen niet schuwde. Met zijn handelen heeft verdachte bij veel mensen gevoelens van angst veroorzaakt en de rechtbank neemt dit verdachte kwalijk. De ervaring leert namelijk dat slachtoffers van dit soort feiten zich nog lang onveilig kunnen voelen als zij zich op straat begeven. Ook leveren straatroven en mishandelingen, gepleegd in het openbaar, sterke gevoelens van onrust en onveiligheid op in de samenleving.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 juni 2024 op naam van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafmatigende zin mee.
Over verdachte is een dubbele Pro Justitia rapportage uitgebracht betreffende:
  • een rapport van 18 februari 2024, opgemaakt door drs. A.M. de Jong, psychiater;
  • een rapport van 16 februari 2024, opgemaakt door G.H.J. Friedrichs-Groenendaal, MSc, kinder- en jeugdpsycholoog en klinisch psycholoog.
De Pro Justitia rapporteurs concluderen dat er bij verdachte psychische stoornissen aanwezig zijn, te weten een autismespectrumstoornis, ADHD, een andere gespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde stoornis, een stoornis in het gebruik van cannabis en een normoverschrijdende gedragsstoornis (met bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling).
Beide deskundigen zijn van oordeel dat de stoornissen van verdachte voortdurend aanwezig waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De doorwerking van de stoornissen wordt als volgt beschreven. Verdachte heeft een pestverleden en veel afwijzingservaringen meegemaakt, waardoor zijn basisvertrouwen is geschaad en hij, ter zelfbescherming, snel van zich afweert. Voortkomend uit de autismespectrumstoornis heeft verdachte altijd
moeilijk aansluiting kunnen vinden bij leeftijdsgenoten. Het is voor hem belangrijk om bij de groep te horen en hij is hierdoor gevoelig voor beïnvloeding. Vanuit de stressorgerelateerde stoornis heeft verdachte negatieve overtuigingen over de buitenwereld, is hij impulsief en laat sneller dan gemiddeld roekeloos gedrag zien. Daarbij komt dat verdachte, vanuit de ADHD, van spanning en sensatie houdt en onvoldoende rem ervaart. Ook kan hij zich onvoldoende verplaatsen in een ander. Alcohol en drugs hebben de rem om tot het ten laste gelegde handelen over te gaan verlaagd en het is aannemelijk dat gewetensfuncties, zoals gevoelens van schuld, zijn gedempt. Tot slot is verdachte vanuit de normoverschrijdende gedragsstoornis gericht op zijn eigen behoeftebevrediging en kan hij, door een beperkt geweten, voorbijgaan aan de grenzen van anderen. De combinatie van stoornissen hebben gemaakt dat verdachte een verminderde keuzevrijheid heeft gehad ten tijde van de ten laste gelegde feiten en de deskundigen adviseren dan ook deze allen in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen van de deskundigen op de daartoe in hun
rapporten genoemde gronden over. De rechtbank concludeert dat de bewezenverklaarde feiten verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Wat betreft de strafrechtelijke afdoening wordt door beide Pro Justitia rapporteurs geadviseerd om (klinische) behandeling en begeleiding op te leggen in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Binnen het kader van de PIJ wordt behandeling het meest gewaarborgd. Om de behandeling te laten slagen heeft verdachte een sterke stok achter de deur nodig. Eerdere ambulante behandeling is namelijk onvoldoende van de grond gekomen en verdachte werkte (in het verleden) onvoldoende mee aan reclasseringscontacten. Een voorwaardelijk strafkader heeft volgens de deskundigen weinig kans van slagen
,mede omdat het risico op recidive te hoog is. Volgens de deskundigen is de oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel met klinische behandeling de beste manier om de ontwikkeling van verdachte positief om te kunnen buigen. Er wordt geen onvoorwaardelijk kader geadviseerd, nu verdachte (nog) pedagogisch beïnvloedbaar en leerbaar is en hij zelf de noodzaak van behandeling inziet.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 27 juni 2024, opgesteld door N.A.A. van Vegge, reclasseringswerker. De reclassering adviseert positief over de haalbaar- en uitvoerbaarheid van een voorwaardelijk PIJ-maatregel. Geadviseerd wordt de volgende bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen: toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering SAVE, opname in een zorginstelling (te weten [verblijfplaats] ), ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugsverbod, een alcoholverbod, een contactverbod met de medeverdachten en slachtoffers, een locatieverbod voor de gemeente Utrecht (met elektronische monitoring), een locatiegebod voor [verblijfplaats] (met elektronische monitoring) en het vinden en behouden van dagbesteding. De reclassering heeft geadviseerd de bijzondere voorwaarden en het toezicht hierop dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van Samen Veilig Midden-Nederland van 23 augustus 2024, opgesteld door R. Top, SAVE-medewerker. Ook Save heeft geadviseerd om aan verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Nu verdachte, in het kader van zijn schorsing uit voorlopige hechtenis, behandeling en begeleiding binnen [verblijfplaats] krijgt, is een daling van de kans op recidive zichtbaar. Het is dan ook wenselijk dat dit traject kan worden gecontinueerd.
Toepassing jeugdstrafrecht
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 18 jaar oud, en dus meerderjarig. In beginsel wordt ten aanzien van meerderjarige verdachten het volwassenenstrafrecht toegepast. De rechtbank kan op grond van artikel 77c Sr, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, het jeugdstrafrecht toepassen, bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 23 jaar.
Uit voornoemde (Pro Justitia) rapportages blijkt dat de handelingsvaardigheden van verdachte beperkt zijn. Zo handelt hij vaak impulsief en kan hij de gevolgen van zijn gedrag slecht overzien. Daarbij komt dat verdachte achterloopt in zijn sociaal emotionele ontwikkeling. Vanwege zijn complexe psychiatrische problematiek is het verdachte niet gelukt scholing af te ronden en zijn levensstijl is (op dit moment) niet passend bij een normaal functionerende 19-jarige jongen. Verwacht wordt dat verdachte niet goed zelfstandig in de maatschappij kan functioneren zonder enige vorm van behandeling en/of begeleiding. Hij heeft in het dagelijks leven aansturing nodig en, hoewel verdachte zich eerder onvoldoende door opvoeders en behandelaren heeft laten beïnvloeden, wordt door de deskundigen ingezien dat hij (nog) kan profiteren van pedagogische beïnvloeding.
De rechtbank ziet, op basis van bovenstaande, in de persoonlijkheid van verdachte aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen.
Beoordeling van de rechtbank
Straf
Gelet op de ernst van de feiten kan met geen andere straf worden volstaan dan een straf die vrijheidsbeneming met zich meebrengt
.De aard en ernst en de hoeveelheid van de feiten rechtvaardigen de oplegging van een jeugddetentie die de duur van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd fors overstijgt, wat zou betekenen dat verdachte voor meerdere maanden terug zou moeten naar de (jeugd)gevangenis.
De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding een dergelijke straf niet op te leggen. Verdachte heeft ter terechtzitting openheid van zaken gegeven en heeft spijt betuigd voor hetgeen hij heeft gedaan. Het lijkt er daarbij op dat verdachte echt over zijn daden heeft nagedacht en zich schaamt voor hetgeen hij anderen heeft aangedaan.
Bij verdachte is sprake van complexe psychiatrische problematiek, waardoor hij verminderd toerekeningsvatbaar is en het risico op recidive hoog is. Het is voor verdachte, en voor de maatschappij, met name van belang dat hij de juiste behandeling en begeleiding krijgt, zodat de ernstige bewezenverklaarde feiten zich niet nogmaals voordoen. Positief is dan ook dat verdachte inziet dat hij hulp nodig heeft en zich (op dit moment), in het kader van zijn schorsing uit voorlopige hechtenis, inzet voor de behandeling en begeleiding die hij binnen [verblijfplaats] krijgt. Het is wenselijk dat dit hulptraject, in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel (zoals hieronder uiteengezet) kan worden gecontinueerd.
Gezien de houding van verdachte, zijn persoon en de noodzaak tot behandeling, ziet de rechtbank aanleiding een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen voor de duur gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Voorwaardelijke PIJ-maatregel
Gevorderd is om aan verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden van artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt vast dat, gelet op de misdrijven waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt en de conclusies van de gedragskundige rapportages over verdachte, aan de wettelijke vereisten voor oplegging van een PIJ-maatregel is voldaan.
Door de deskundigen is vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, ADHD, een andere gespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde stoornis, een stoornis in het gebruik van cannabis en een normoverschrijdende gedragsstoornis (met bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling).
Daarnaast zijn meerdere feiten waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt misdrijven waarop een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De PIJ-maatregel is ook noodzakelijk voor de veiligheid van andere personen of goederen, nu door de deskundigen is beschreven dat dat het risico op recidive, gelet op de complexe problematiek van verdachte hoog is, zonder de juiste (langdurige) behandeling. Een voorwaardelijk strafkader heeft in de ogen van de deskundigen, gelet op het hoge recidiverisico, weinig kans van slagen. Daarbij komt dat de behandeling van verdachte komt te vervallen als hij zich niet aan de (bijzondere) voorwaarden houdt en hem detentie wordt opgelegd. Indien niet wordt ingegrepen, met een strak juridisch kader, bestaat het risico dat verdachte verder crimineel ontspoort, de ernst van de delicten toeneemt en er meer slachtoffers vallen.
Tot slot is de PIJ-maatregel in het belang van de ontwikkeling van verdachte. Volgens de deskundigen is de oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel met klinische behandeling de beste manier om de ontwikkeling van verdachte positief te kunnen ombuigen. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel biedt verdachte aldus de kans zich te ontwikkelen en een toekomst op te bouwen. Dit beseft verdachte ook en er is (op dit moment) sprake van intrinsieke motivatie voor gedragsverandering.
Nu in de dubbele Pro Justitia rapportage de deskundigen, een psychiater én een kinder- en jeugdpsycholoog en klinisch psycholoog, (afzonderlijk) hun bevindingen over verdachte hebben vastgelegd en een advies hebben uitgebracht, is ook voldaan aan de voorwaarde zoals genoemd in artikel 77s, tweede lid Sr.
Aan alle voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel is gelet op het voorgaande voldaan. De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen van de deskundigen op de daartoe in hun rapporten genoemde gronden over, en zal aan verdachte, zoals ook door de officier van justitie en de raadsman is verzocht, een voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen.
Mocht de voorwaardelijke PIJ-maatregel omgezet worden in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, dan geldt dat deze verlengd kan worden, aangezien verdachte wordt veroordeeld voor meerdere geweldsfeiten (als bedoeld in artikel 6:6:31 lid 3 Sv).
Conclusie
Alles overwegende legt de rechtbank verdachte een jeugddetentie op voor de duur van 209 dagen, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke PIJ-maatregel met een proeftijd van 2 jaar, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden (behoudens enkele inhoudelijke wijzigingen) zoals deze door Reclassering Nederland zijn geadviseerd. Volgens de berekening van de rechtbank betekent dit dat verdachte niet terug hoeft naar de (jeugd)gevangenis.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat er, gelet op de inhoud van de rapportages en het hoge recidiverisico, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 77z Wetboek van Strafrecht, dat de hierboven gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank wijkt hiermee af van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 januari 2024, waarin is overwogen dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest een voorwaardelijke PIJ-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. [27] De rechtbank ziet namelijk in de tekst van de wet, de bedoeling van de wetgever en in het doel van de voorwaardelijke PIJ-maatregel voldoende argumenten om wel over te gaan tot het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de voorwaarden. Het doel van het dadelijk uitvoerbaar verklaren is om te voorkomen dat een veroordeelde door het instellen van hoger beroep zich aan het toezicht van justitie onttrekt. De rechtbank vindt dat dit doel, en deze noodzaak, ook bestaat bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel niet met zoveel woorden is genoemd in de kamerstukken 32 319, nr. 3. betekent niet zonder meer dat bedoeld is om deze uit te sluiten van de mogelijkheid uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis, gelet op de straf die zij aan verdachte zal opleggen, opheffen.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
  • hashish (G3231943)
  • een snoer (G3231927)
  • een telefoontoestel (G3231942)
  • een wapen (3231941)
  • een loop (3231939)
  • een wapen (3232515)
  • schoenen (3232423)
9.1
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen goederen, te weten de wapens, de loop en hashish, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten aan de rechthebbende van de volgende in beslag genomen voorwerpen: het snoer, het telefoontoestel en de schoenen. Het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave.

10.BENADEELDE PARTIJ

10.1
Vordering benadeelde partij van [slachtoffer 7]
De heer [slachtoffer 7] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een (ter terechtzitting van 16 april 2024 gewijzigd) bedrag van € 11,87 aan materiële schade en een door de rechtbank te bepalen bedrag aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/063698-23 feit 1 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de gevorderde materiële schade geheel toewijsbaar en heeft verzocht een bedrag van € 500,- aan immateriële schadevergoeding toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de raadsman bepleit, indien de rechtbank gebruik maakt van haar schattingsbevoegdheid, een bedrag toe te kennen dat aansluit bij de immateriële schadebedragen toegewezen in de andere (soortgelijke) zaken tegen verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De materiële schade, te weten het niet vergoede deel van de medische kosten (€ 11,87), is niet door de raadsman betwist en naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde rechtstreekse schade heeft geleden. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade dan ook toewijzen.
De benadeelde heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Deze vergoeding kan worden toegekend indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de aantasting ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde psychische schade heeft opgelopen.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geleden, nu hij door het oplopen van lichamelijk en geestelijk letsel in zijn persoon is aangetast. Zo heeft de benadeelde last (gehad) van een ontstoken pulpitis (ofwel zenuw in de tand) en heeft hij traumaklachten, zoals gevoelens van angst en somberheid, waarvoor mogelijk EMDR-behandeling benodigd is. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde nadelige gevolgen stelt de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van
€ 700,-.
10.2
Vordering benadeelde partij van [benadeelde]
De heer [benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 305,95, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/063698-23 feit 2 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde geheel toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde moet worden afgewezen, nu deze onvoldoende onbebouwd is.
Het oordeel van de rechtbank
De gevorderde materiële schade ziet op de vervangingskosten van de weggenomen scooterhelm (€ 305,95). Het schadebedrag is niet door de benadeelde onderbouwd. De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op het procesdossier, voldoende vast is komen te staan dat de benadeelde rechtstreekse schade heeft geleden. De rechtbank zal gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en acht een bedrag van € 250,- aan materiële schade billijk en wijst dit bedrag toe. De rechtbank zal de benadeelde voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren.
10.3
Vordering benadeelde partij van [slachtoffer 5]
De heer [slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 865,94. Dit bedrag bestaat uit € 365,94 materiële schade en
€ 500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/063698-23 feit 3 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde geheel toe te wijzen
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 400.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De gevorderde materiële schade, te weten de weggenomen scooterhelm (€ 309,-) met vizier (€ 56,94), is niet door de raadsman betwist en naar het oordeel van de rechtbank zijn deze schadeposten voldoende onderbouwd, en derhalve voor toewijzing vatbaar.
De benadeelde partij heeft ook aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geleden, nu hij door het oplopen van lichamelijk letsel, te weten een kneuzing ter hoogte van het jukbeen en de kaak, in zijn persoon is aangetast. De benadeelde heeft beschreven dat hij, naast het lichamelijke letsel, veel verdriet en woede voelt naar verdachte omdat hij hem als een vriend beschouwde. Benadeelde zit sinds het incident niet goed in zijn vel en gaat niet meer naar school. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde nadelige lichamelijke en psychische gevolgen stelt de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van
€ 400,-. De rechtbank zal de benadeelde voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren.
10.4
Vordering benadeelde partij van [slachtoffer 6]
De heer [slachtoffer 6] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 514,10. Dit bedrag bestaat uit € 14,10 materiële schade en € 500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/063698-23 feit 4 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde geheel toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de gevorderde materiële schadepost die ziet op de aangeschafte Arniflor (€12,35) af te wijzen en de immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 400.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van materiële schade. De benadeelde heeft lichamelijk letsel opgelopen als gevolg van het handelen van verdachte, waarvoor hij de nodige medicatie en huidverzorging heeft aangeschaft, te weten paracetamol (€ 1,75) en Arniflor (€ 12,35). Benadeelde heeft Arniflor gebruikt voor de behandeling van de opgelopen bloeduitstorting. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op het procesdossier en de gegeven onderbouwing, voldoende vast komen te staan dat de benadeelde rechtstreeks materiële schade heeft opgelopen. De rechtbank zal de gevorderde materiële schadeposten dan ook toewijzen.
De benadeelde partij heeft ook aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geleden, nu hij door het oplopen van lichamelijk letsel, te weten een gekneusde neus en een bloeduitstorting naast het rechteroog, in zijn persoon is aangetast. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde nadelige lichamelijke en psychische gevolgen, zoals het hebben van slaapproblemen en angstgevoelens, stelt de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 400,-. De rechtbank zal de benadeelde voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren.
10.5
Vordering benadeelde partij van [slachtoffer 4]
De heer [slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.465,58. Dit bedrag bestaat uit € 615,58 materiële schade en
€ 850,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/109653-23 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde geheel toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de gevorderde vergoeding van de kosten voor het laten maken van de iPhone te matigen, nu de schade aan de iPhone voor een lagere prijs kan worden gerepareerd. De raadsman heeft verder verzocht de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde vergoeding van het gederfde inkomen af te wijzen. Uit de onderbouwing blijkt dat de baan van benadeelde op oproepbasis was en er voor het incident ook weken zijn geweest waarin benadeelde niet heeft gewerkt. De immateriële schadevergoeding dient gematigd te worden tot een bedrag van € 400,-.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de gevorderde materiële schade die ziet op de reparatiekosten van de iPhone (€ 538,-) een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde. Deze schadepost is met de offerte van Coolblue betreffende de reparatiekosten voldoende onderbouwd en derhalve voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal de benadeelde voor wat betreft de gevorderde vergoeding voor het verlies van arbeidsvermogen (€ 77,58) niet-ontvankelijk verklaren, nu niet onderbouwd is dat benadeelde de dagen na het incident als bezorger was opgeroepen.
De benadeelde partij heeft ook aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geleden, nu hij door het oplopen van lichamelijk letsel, te weten een zwelling van de neus, in zijn persoon is aangetast. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde nadelige lichamelijke en psychische gevolgen, zoals pijn aan de neus, misselijkheid, hoofdpijn en angstgevoelens, stelt de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 400,-. De rechtbank zal de benadeelde voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren.
10.6
Vorderingen benadeelde partij van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2],
[slachtoffer 3]
De heer [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.795,28. Dit bedrag bestaat uit € 795,28 materiële schade en
€ 5.000 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 16/259459-23 feit 3 ten laste gelegde feit.
De heer [slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.852,85. Dit bedrag bestaat uit € 852,85 materiële schade en € 5.000 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/259459-23 feit 3 ten laste gelegde feit.
De heer [slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.205,41. Dit bedrag bestaat uit € 1.205,41 materiële schade en € 5.000 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/259459-23 feit 3 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vorderingen benadeelde partij van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft de officier van justitie gevraagd deze gedeeltelijk toe te wijzen. Zij acht de gevorderde materiële schadeposten toewijsbaar, met uitzondering van de door alle benadeelden gevorderde vergoeding voor toekomstige medische kosten. De benadeelden dienen hierin niet-ontvankelijk te worden verklaard. Tot slot vindt de officier van justitie dat de toe te wijzen gevorderde immateriële schadebedragen gematigd moeten worden tot een bedrag van € 2.500,-.
Het standpunt van de verdediging
Materiële schade
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De raadsman heeft verzocht de niet onderbouwde materiële schadeposten, te weten de reiskosten en toekomstige medische kosten, af te wijzen.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De raadsman heeft verzocht de materiële schadeposten af te wijzen
,nu deze onvoldoende onderbouwd zijn.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]
De raadsman heeft verzocht de volgende materiële schadeposten af te wijzen: de rugzak, de koptelefoon, de cardprotector, de reiskosten en de toekomstige medische kosten, en voert hiertoe het volgende aan. De afgenomen rugzak kostte een paar tientjes en is al 10 jaar oud, deze schade is dus verwaarloosbaar. De rugzak en de koptelefoon zijn aangeschaft door mevrouw [B] en derhalve is de schade niet geleden door benadeelde. De cardprotector is pas aangeschaft na het incident en de rest van de bovengenoemde schadeposten zijn niet onderbouwd.
Immateriële schade
De raadsman heeft ten aanzien van de benadeelden verzocht de toe te wijzen immateriële schadebedragen te matigen tot een maximum bedrag van € 1.000,-. De raadsman acht hoofdelijkheid niet wenselijk en heeft voorgesteld het aandeel van verdachte in het ten laste gelegde in de vorm van een percentage vast te stellen.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade:
Vordering benadeelde partijvan
[slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De rechtbank acht de gevorderde materiële schade - voor zover deze ziet op de kosten van de nieuwe simkaart (€ 20,-) en de reiskosten voor het ophalen van de telefoon van benadeelde op het politiebureau (€ 5,28) - een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde en is van oordeel dat deze genoemde posten voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank zal deze schadeposten dan ook toewijzen. De benadeelde heeft daarnaast vergoeding van toekomstige medische kosten (€ 770,-) gevorderd. Nu het onduidelijk is of deze kosten gemaakt zullen worden, zal de rechtbank de benadeelde voor wat betreft deze schade niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De rechtbank acht de gevorderde materiële schade - voor zover deze ziet op de kosten van de nieuwe simkaart (€ 3,50) en de vervangingskosten van de weggenomen ID-kaart (€ 70,35) - een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde en is van oordeel dat deze genoemde posten voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank zal deze schadeposten dan ook toewijzen. De benadeelde heeft daarnaast vergoeding van toekomstige medische kosten (€ 770,-) gevorderd. Nu het onduidelijk is of deze kosten gemaakt zullen worden, zal de rechtbank de benadeelde voor wat betreft deze schade niet-ontvankelijk verklaren. Tot slot heeft de benadeelde een vergoeding gevraagd voor het nutteloos geworden telefoonabonnement
(€ 9,-), nu hij drie weken geen mobiele telefoon ter beschikking heeft gehad. De rechtbank zal deze schadepost afwijzen. De benadeelde had ook zonder het bewezen verklaarde de vaste maandelijkse abonnementskosten moeten betalen. Zonder inzicht in het gebruikelijke gebruik van de telefoon en het gewenste gebruik in de periode dat de benadeelde niet beschikte over een telefoon, valt niet te zeggen of er sprake is van genotsderving, en zo ja om welk bedrag het dan zou gaan.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De rechtbank acht de gevorderde materiële schade - voor zover deze ziet op de vergoeding voor de weggenomen rugzak (10,-), koptelefoon (€ 195,-), cardprotector (€ 30,-) en sleutels
(€ 172,05), de kosten voor het bijmaken van sleutels (€ 21,10) en de reiskosten naar het depot voor gevonden voorwerpen (€ 7,26) - een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde en is van oordeel dat deze posten voldoende zijn onderbouwd. Hoewel de rugzak en de koptelefoon door de moeder van benadeelde zijn aangeschaft gaat de rechtbank ervan uit dat benadeelde zelf de schade heeft geleden omdat de rechtbank aanneemt dat de spullen aan hem waren gegeven. De gevorderde kosten zijn ook redelijk. De rechtbank zal deze schadeposten dan ook toewijzen. De benadeelde heeft daarnaast vergoeding van toekomstige medische kosten (€ 770,-) gevorderd. Nu het onduidelijk is of deze kosten gemaakt zullen worden, zal de rechtbank de benadeelde voor wat betreft deze schade niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade:
De benadeelden hebben allen aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade. De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelden door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelden hebben geen gegevens overgelegd op grond waarvan objectief kan worden vastgesteld dat er sprake is van geestelijk letsel. De rechtbank overweegt echter dat de aard en de ernst van de normschending in de huidige zaak met zich brengen dat de nadelige (psychische) gevolgen voor de benadeelden zo voor de hand liggen dat aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. Gelet op de aard en ernst van de normschending en de nadelige gevolgen die geweldsfeiten als deze, naar algemene ervaringsregels, teweeg brengen, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 1.000,- per benadeelde. Voor het overige deel van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Hoofdelijkheid
De toegewezen materiële en immateriële schadebedragen worden hoofdelijk aan verdachte en zijn mededader(s) opgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om de schade in percentages over verdachte (en zijn medeverdachte(n)) te verdelen, waarbij verdachte slechts voor een deel aansprakelijk zou zijn voor de door hem veroorzaakte schade. Het belang dat de benadeelde partij erbij heeft om niet alle verdachten te hoeven aanspreken voor de vergoeding van de geleden schade, weegt zwaarder dan het incassorisico van verdachte bij het regres op zijn mededader(s), of andere complicaties zoals bijvoorbeeld bestaande contactverboden met mededaders. Dat zijn allemaal omstandigheden waar benadeelde niets mee te maken heeft. Daar zou benadeelde dan ook geen last van moeten hebben. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele schadebedrag aansprakelijk is. Indien een mededader een deel van het bedrag betaalt, is verdachte niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa).
10.7
Wettelijke rente
De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen voor bovengenoemde bedragen toewijzen en, zoals gevorderd door de officier van justitie, vermeerderen met de wettelijke rente. De wettelijke rente wordt berekend vanaf de datum waarop het ten laste gelegde feit door verdachte is gepleegd en de schade is ontstaan, zoals hierna vermeld.
Ten aanzien van de benadeelde partij:
  • [slachtoffer 7] met ingang van 30 december 2022;
  • [benadeelde] met ingang van 13 februari 2023;
  • [slachtoffer 5] met ingang van 23 februari 2023;
  • [slachtoffer 6] met ingang van 3 maart 2023;
  • [slachtoffer 4] met ingang van 26 april 2023;
  • [slachtoffer 1] met ingang van 5 oktober 2023;
  • [slachtoffer 2] met ingang van 5 oktober 2023;
  • [slachtoffer 3] met ingang van 5 oktober 2023;
10.8
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank bij de (gedeeltelijk) toe te wijzen vorderingen (hoofdelijk voor wat betreft de benadeelden [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] ) de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal hierbij tevens de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf de datum zoals hierboven per benadeelde partij is weergegeven. Bij gebreke van betaling kan geen gijzeling worden toegepast. De betaling die door verdachte (en/of zijn mededader(s)) is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelden in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
10.9
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45, 77c, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 209 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht.
De straf is gelijk aan het voorarrest;
- veroordeelt verdachte tot de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
- bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast;
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte
  • zich in het kader van Toezicht en Begeleiding, waarvan maximaal 12 maanden zullen bestaan uit de maatregel ITB Harde Kern, zich op de door Samen Veilig Midden-Nederland te bepalen tijdstippen meldt bij voornoemde jeugdreclassering, zo frequent en zolang de jeugdreclassering dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht, en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
  • zich laat opnemen in Kliniek voor Forensische Jeugd- en Orthopsychiatrie [verblijfplaats] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is reeds gestart. De opname duurt zolang als de Jeugdreclassering dit nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de Jeugdreclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de aanmelding en plaatsing.
  • zich laat behandelen door een nog nader te bepalen forensisch ambulante zorgverlener, te bepalen door de Jeugdreclassering. De behandeling start na de klinische behandeling van [verblijfplaats] . De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de Jeugdreclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de Jeugdreclassering. Het verblijf start na de klinische behandeling van [verblijfplaats] . Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de Jeugdreclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de Jeugdreclassering voor hem heeft opgesteld;
  • meewerkt aan controle op het gebruik van drugs, waarbij wordt gestreefd naar het zich volledig onthouden van het gebruik van drugs. De controle gebeurt met
urineonderzoek. De Jeugdreclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Bij een terugval zal de jeugdreclassering beoordelen of terugmelding nodig is.
  • meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol, waarbij wordt gestreefd naar het zich volledig onthouden van het gebruik van alcohol. De controle gebeurt met urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest). De jeugdreclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de slachtoffers:
- [slachtoffer 9] (geboren op [2006] ):
- [slachtoffer 10] (geboren op [2006] );
- [slachtoffer 2] (geboren [2004] ):
- [slachtoffer 1] (geboren op [2005] );
- [slachtoffer 3] (geboren op [2005] ):
- [slachtoffer 11] (geboren op [2001] );
- [slachtoffer 4] (geboren op [2004] ):
- [slachtoffer 7] (geboren op [2008] ):
- [benadeelde] (geboren op [2006] ):
- [slachtoffer 5] (geboren op [2006] );
- [slachtoffer 6] (geboren op [1995] ):
- [slachtoffer 8] (geboren op [2007] );
 op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de mededaders:
- [C] (geboren op [2008] );
- [D] (geboren op [2005] ), voor zover en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- [E] (geboren op [2007] );
- [F] (geboren op [2006] );
- [G] (geboren op [2007] ).
  • wordt verboden zich gedurende de periode van het toezicht te bevinden in het centrum van Utrecht omsloten door de singel en daarnaast het Wilhelminapark in Utrecht en het Griftpark in Utrecht. Het locatieverbod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel;
  • wordt geboden zich te bevinden bij [verblijfplaats] en zich ter controle van het locatiegebod onder elektronisch toezicht zal stellen. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
- geeft aan de gecertificeerde instelling, te weten Samen Veilig Midden-Nederland, de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer::
 hashish (G3231943)
  • een wapen (3231941)
  • een loop (3231939)
  • een wapen (3232515)
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • een snoer (G3231927)
  • een telefoontoestel (G3231942)
  • schoenen (3232423)
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
- wijst de vordering van [slachtoffer 7] toe tot een bedrag van € 711,87, bestaande uit
€ 11,87 aan materiële schade en € 700,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 7] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 7] aan de Staat € 711,87 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 december 2022 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt geen gijzeling toegepast;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde]
  • wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 250,-, bestaande uit materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 250,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt geen gijzeling toegepast.
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
- wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 765,94 bestaande uit
€ 365,94 aan materiële schade en € 400,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 5] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 765,94 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt geen gijzeling toegepast;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
- wijst de vordering van [slachtoffer 6] toe tot een bedrag van € 414,10, bestaande uit
€ 14,10 aan materiële schade en € 400,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 6] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 6] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat
€ 414,10 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2023 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt geen gijzeling toegepast;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 938,-, bestaande uit € 538,- aan materiële schade en € 400,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 4] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat
€ 938,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 april 2023 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt geen gijzeling toegepast;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.025,28, bestaande uit € 25,28 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.025,28 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt geen gijzeling toegepast;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.073,85, bestaande uit € 73,85 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] af voor een bedrag van € 9,-, bestaande uit materiële schade;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
  • legt verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
€ 1.073,85 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt geen gijzeling toegepast;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 1.435,41, bestaande uit € 435,41 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 1.435,41 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt geen gijzeling toegepast;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, mr. O. Böhmer en mr. A. Scheper rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 september 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-063698-23
1
hij, op of omstreeks 30 december 2022 te Utrecht [slachtoffer 7] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 7] meermalen met kracht tegen zijn kaak (althans gezicht/hoofd) en/of zijn lichaam te stompen/slaan/schoppen, waardoor voornoemde uit balans raakte en achterover op zijn achterhoofd viel;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij, op of omstreeks 13 februari 2023 te Utrecht een (scooter)helm van het merk Roof en model Boxer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht)
3
hij, op of omstreeks 23 februari 2023 te Utrecht een (scooter)helm van het merk Boxer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met kracht met voornoemde helm tegen de kaak/gezicht/hoofd van voornoemde [slachtoffer 5] te slaan;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij, op of omstreeks 3 maart 2023 te Utrecht [slachtoffer 6] heeft mishandeld door met kracht tegen voornoemde [slachtoffer 6] zijn neus (althans gezicht/hoofd) te stompen/slaan, waardoor voornoemde [slachtoffer 6] achterover op de grond viel
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
16-068652-24
hij op of omstreeks 3 februari 2023 te Utrecht [slachtoffer 8] heeft mishandeld door die [slachtoffer 8] in en/of op het gezicht en/of het hoofd te slaan en/of te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken en/of gescheurde oogkas ten gevolge heeft gehad
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
16-109653-23hij op of omstreeks 26 april 2023 te Utrecht, een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 4]
- beet te pakken, en/of
- van zijn fiets te trekken, en/of
- meerdere malen in/op/tegen zijn gezicht en/of zijn hoofd te slaan/stompen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 april 2023 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, de telefoon uit de handen van die [slachtoffer 4] heeft gepakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 4]
- beet te pakken, en/of
- van zijn fiets te trekken, en/of
- meerdere malen in/op/tegen zijn gezicht en/of zijn hoofd te slaan/stompen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
16-259459-23
1
hij op of omstreeks 5 oktober 2023 te Utrecht (Griftpark) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 9] heeft gedwongen tot de afgifte van een paar Apple Airpods en/of een doosje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 9] en/of een derde toebehoorde(n) door:
- met meerdere personen om die [slachtoffer 9] heen te gaan staan,
- aan die [slachtoffer 9] te vragen: "Heb je Airpods?" en/of "Als we in je zakken voelen heb je dan nog steeds geen Airpods?",
- met zijn handen richting de broekzak van die [slachtoffer 9] te gaan,
- een tasje voor het hoofd van die [slachtoffer 9] te houden en daaruit gedeeltelijk een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te pakken,
- tegen die [slachtoffer 9] te zeggen: "als ik deze op je hoofd zet dan..." en/of
- dreigend met zijn bovenlichaam naar voren te buigen richting die [slachtoffer 9] ;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 5 oktober 2023 te Utrecht (Griftpark) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een horloge, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 9] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 9] stevig vast te pakken bij beide bovenarmen,
- die [slachtoffer 9] tegen een heg aan te duwen,
- tegen die [slachtoffer 9] te zeggen: "We willen ook je horloge" en/of
- een horloge van de pols van die [slachtoffer 9] af te halen en/of
een tasje met inhoud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 10] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 10] vast te pakken en/of te betasten en/of in zijn zakken te voelen
- vóór die [slachtoffer 10] te gaan staan, zijn heuptas van zijn rug naar zijn buik te draaien, deze heuptas open te maken en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gedeeltelijk uit deze heuptas te halen en/of
- een tasje van die [slachtoffer 10] over zijn hoofd te doen en/of dit tasje weg te nemen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 5 oktober 2023 te Utrecht (Wilhelminapark) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een iPhone X en/of een iPhone 11 en/of een identeitskaart en/of een rugzak met inhoud (headset, huissleutels, een of meerdere pasjes, een bankpas en/of een brillenkoker), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een derde toebehoorde(n) door:
- die [slachtoffer 3] te duwen en/of beet te pakken
- de hengels van de tas van die [slachtoffer 3] af te doen
- een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of op het hoofd van die [slachtoffer 3] te richten
- (daarbij) te zeggen dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] hun spullen moesten afstaan en/of daarbij aan de zakken te voelen;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
4
hij in of omstreeks de periode van 05 oktober 2023 tot en met 06 oktober 2023 te Utrecht (Maarschalkerweerdpad) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 11] te dwingen tot de afgifte van zijn tas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 11] en/of een derde toebehoorde(n) die [slachtoffer 11] :
- de weg heeft/hebben versperd,
- van de fiets heeft/hebben geduwd en/of getrokken, waardoor die [slachtoffer 11] op de grond is gevallen,
- meermalen op/tegen zijn heup, schouder, kaak en/of rug, althans het lichaam, heeft/hebben geschopt,
- meermalen, atlhans eenmaal, tegen het hoofd en/of lichaam heeft/hebben geslagen,
- een mes heeft/hebben getoond en/of de punt van het mes op die [slachtoffer 11] gericht heeft/hebben en/of
- (daarbij) heeft/hebben gezegd 'geef je tas!', terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5
hij in of omstreeks de periode van 05 oktober 2023 t/m 06 oktober 2023 te Utrecht (Maarschalkerweerdpad) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 11] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van:
2.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2024, pagina 5.
3.Pagina 15 en 16 (A)
4.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2024, pagina 5.
5.Pagina 18 en 19 (A)
6.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2024, pagina 6.
7.Pagina 42 en 43 (A)
8.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2024, pagina 7.
9.Pagina 9 (A)
10.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2024, pagina 3.
11.Pagina 19 (B)
12.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2024, pagina 4.
13.Pagina 4 (C)
14.Pagina 17-20 (C)
15.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2024, pagina 7 en 8.
16.Pagina 85-87 (D)
17.Pagina 104-106 (D)
18.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2024, pagina 9.
19.Pagina 125 en 126 (D)
20.Pagina 130 en 131 (D)
21.Pagina 135 en 136 (D)
22.Een proces-verbaal van verhoor verdachte op 30 oktober 2023, pagina 484 (E)
23.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2024, pagina 10.
24.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 11] , pagina 139 (D)
25.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 11] , pagina 140 (D)
26.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 11] , pagina 141 (D)