Op 3 september 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Bartiméus Sonneheerdt, verzoekster, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder. Deze uitspraak betreft een beroep dat verzoekster heeft ingediend op 14 november 2023, omdat verweerder volgens haar niet tijdig had beslist op haar aanvraag van 3 februari 2023 voor herbeoordeling onder de wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Verweerder heeft op 2 januari 2024 alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en een vergoeding voor proceskosten heeft gevraagd.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek om proceskostenvergoeding te behandelen. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 218,75, gebaseerd op de waarde per punt en de wegingsfactor, en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze beslissing.