ECLI:NL:RBMNE:2024:5342

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
UTR 23/5530
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van beroep inzake WIA-herbeoordeling

Op 3 september 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Bartiméus Sonneheerdt en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster, vertegenwoordigd door H.E. Wonnink, had op 14 november 2023 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag van 9 februari 2023 voor herbeoordeling onder de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Na een besluit van verweerder op 22 december 2023 heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld en overweegt dat, aangezien het beroep is ingetrokken omdat verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen, verweerder verplicht is de proceskosten te vergoeden. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 218,75, gebaseerd op de waarde per punt en de wegingsfactor van 0,25, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. Daarnaast is verweerder verplicht het griffierecht van € 365,- te vergoeden aan verzoekster, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 3 september 2024, en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5530

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 september 2024 in de zaak tussen

Stichting Bartiméus Sonneheerdt, te Zeist, verzoekster

(gemachtigde: H.E. Wonnink),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend op 14 november 2023 omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 9 februari 2023 om herbeoordeling in het kader van de wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Verweerder heeft op 22 december 2023 alsnog een besluit genomen op de aanvraag van verzoekster. Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoekster. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoeker te vergoeden.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 218,75 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,25). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,25 toegepast.
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 september 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.