ECLI:NL:RBMNE:2024:534

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
C/16/24/13 R
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de schuldsanering en looptijdbepaling in faillissementsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoekster, die in financiële problemen verkeert. Het verzoekschrift is behandeld op de zitting van 26 januari 2024, waar verzoekster en haar beschermingsbewindvoerder aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de eisen van artikel 288 lid 1 van de Faillissementswet, en er zijn geen gronden voor afwijzing aangetoond.

Verzoekster heeft gedurende 10 maanden gespaard op een rekening van de bewindvoerder, maar is nu geconfronteerd met de kosten van de uitvaart van haar partner, die recentelijk is overleden. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze kosten, die materieel zijn ontstaan vóór de toelating tot de schuldsaneringsregeling, onder de werking van de regeling vallen. Dit betekent dat de kosten niet uit het gespaarde bedrag kunnen worden betaald, maar als vordering in de schuldsaneringsregeling moeten worden ingediend.

De rechtbank heeft de looptijd van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op 10 maanden, rekening houdend met de omstandigheden van verzoekster, waaronder haar AOW-leeftijd en het ontbreken van uitzicht op hogere inkomsten. De beslissing omvat ook de benoeming van mr. G. Konings als rechter-commissaris en de vaststelling van het salaris van de bewindvoerder. De rechtbank heeft de bewindvoerder opgedragen om brieven gericht aan de schuldenares te openen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. P.J. Neijt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/24/13 R
uitspraakdatum: 29 januari 2024
uitspraak op grond van artikel 288 lid 1 van de Faillissementswet
( “toepassing schuldsanering”)

enkelvoudige kamer

[verzoeksters] ,

wonende [adres]
[woonplaats] ,
verzoekster,
heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is behandeld ter zitting van 26 januari 2024. Daarbij is verzoekster gehoord. Bij deze zitting waren verder aanwezig de heer [A] en mevrouw [B] [bedrijf] B.V.), beschermingsbewindvoerder.
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen.
Ten aanzien van verzoekster is voldaan aan het bepaalde in artikel 288 lid 1 van de Faillissementswet. Van een grond voor afwijzing van het verzoek is niet gebleken.
De schuldsaneringsregeling duurt normaal 18 maanden. Verzoekster heeft gedurende 10 maanden zoveel geld als ze kon sparen op een rekening van de bewindvoerder. Verzoekster is aan de AOW-leeftijd gekomen, waardoor er geen uitzicht bestaat op hogere inkomsten en geen sollicitatieverplichting geldt.
De partner van verzoekster is ongeveer vijf weken geleden overleden. De kosten van de uitvaart kunnen worden voldaan uit het gespaarde bedrag. De vraag is of, als verzoekster deze kosten alsnog voldoet, dit in de weg staat aan een verkorting van de looptijd.
De kosten van de uitvaart zijn materieel ontstaan op een moment voorafgaand aan de toelating tot de schuldsaneringsregeling. Dit betekent dat ze al bestonden toen de schuldsaneringsregeling begon. De kosten van de uitvaart zijn niet vrijwillig gemaakt. Ze waren noodzakelijk om de partner van de verzoekster te begraven of te cremeren.
Die kosten van de uitvaart vallen dus onder de werking van de schuldsaneringsregeling. Deze kosten zullen daarom niet kunnen worden betaald uit het gespaarde bedrag, maar moeten als vordering in de schuldsaneringsregeling worden ingediend. Het volledige gespaarde bedrag moet beschikbaar worden gesteld aan de gezamenlijke schuldeisers. Het gevolg hiervan is dus dat ook het volledige gespaarde bedrag in aanmerking moet worden genomen bij het bepalen van de looptijd van de schuldsaneringsregeling.
Het gevolg is dat de looptijd van de schuldsaneringsregeling wordt vastgesteld op 10 maanden.
Gelet op artikel 295 lid 3 van de Faillissementswet.

Beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeksters] ,
geboren op [geboortedatum] -1956 te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [woonplaats] ,
- benoemt tot rechter-commissaris mr. G. Konings,
en tot bewindvoerder R.I. de Jong,
Postbus 2022,
4200 BA Gorinchem;
- stelt de looptijd van de schuldsaneringsregeling vast op 10 maanden;
- stelt bij wijze van voorschot, bij toereikend boedelactief, het salaris van de bewindvoerder vast op het op grond van artikel 2 van het Besluit salaris bewindvoerder schuldsaneringsregeling geldende bedrag;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenares gerichte brieven.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Neijt en is in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2024.