ECLI:NL:RBMNE:2024:5339

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
22/5108
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens gebrek aan duidelijkheid en bijlagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 20 juni 2024, wordt het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres had op 3 oktober 2022 beroep ingesteld, maar heeft nagelaten een kopie van het bestreden besluit bij te voegen. De rechtbank heeft eiseres in een brief van 19 april 2024 verzocht om deze kopie en om duidelijkheid te verschaffen over de aard van haar beroep. Eiseres heeft wel gereageerd op deze brief op 24 mei 2024, maar heeft niet duidelijk gemaakt tegen welk besluit haar beroep zich richt. De rechtbank stelt vast dat het beroep niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat eiseres niet in staat is geweest om het verzuim te herstellen. Hierdoor is de rechtbank genoodzaakt om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiseres het griffierecht niet terugkrijgt. De uitspraak is gedaan door rechter mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier mr. M.E.C. Bakker, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5108

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

en

de Minister voor Rechtsbescherming.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres dat is ingediend op 3 oktober 2022.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat eiseres geen kopie van het bestreden besluit heeft bijgevoegd en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3. Iemand die beroep instelt, moet bij zijn beroepschrift zo mogelijk een kopie van het bestreden besluit bijvoegen. [1] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
4. In de brief van 19 april 2024 heeft de rechtbank aan eiseres verzocht om een kopie van het bestreden besluit. Als het beroep moet worden opgevat als een beroep tegen het niet-tijdig beslissen moet eiseres de aanvraag of het bezwaarschrift aan de rechtbank toezenden waarop volgens haar niet-tijdig is beslist, zodat de rechtbank weet waarover de beroepsprocedure gaat. In de brief van 19 april 2024 heeft de rechtbank eiseres gewaarschuwd dat als zij niets van zich laat horen of als haar reactie niet duidelijk genoeg is, het beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
5. Eiseres heeft op 24 mei 2024 gereageerd op deze brief. Zij heeft verschillende besluiten bijgevoegd, maar zij heeft niet duidelijk gemaakt dat het beroep gericht is tegen één van deze besluiten.
6. Uit de toelichting in de brief van eiseres lijkt te volgen dat zij vindt dat de minister van Rechtsbescherming nog moet reageren op haar verzoek(en). Zij heeft alleen niet helder gemaakt om welk verzoek of verzoeken het dan gaat. Zij heeft een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur van 25 april 2022 bijgevoegd dat zij samen met haar zoon heeft ingediend bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). Zij maakt ook melding van verzoeken op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van 16 november 2021 aan het NIFP. Eiseres stelt dat zij het NIFP op 26 september 2022 ook in gebreke heeft gesteld om op haar verzoek te reageren. Ook heeft eiseres melding gemaakt van andere ingebrekestellingen. Zij heeft bij haar brief verschillende besluiten dan wel brieven van het NIFP bijgevoegd die dateren van ná het indienen van het beroepschrift. Uit de beroepsgronden valt ook niet op te maken om welk besluit het gaat waarover zij een oordeel van de rechtbank wil hebben.
7. Het is de rechtbank op basis van de reactie van eiseres volstrekt onduidelijk waartegen het beroep zich richt. Het ligt op de weg van eiseres om duidelijk te maken wat zij van de rechtbank wil, zonder dat het een zoekplaatje wordt.
8. De rechtbank stelt vast dat het beroep niet voldoet aan de in artikel 6:5 van de Awb gestelde vereisten voor het in behandeling nemen van het beroep. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank ziet aanleiding om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt het door betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 6:5, tweede lid, van de Awb.