In deze zaak heeft eiseres, een B.V., op 17 november 2023 beroep ingesteld tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) omdat deze niet tijdig had beslist op het verzoek om herbeoordeling van de WIA-uitkering van A. Buter. Op 15 december 2023 heeft verweerder alsnog een besluit genomen, waarin werd geoordeeld dat de WIA-uitkering van A. Buter stopt, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 11,54%. Eiseres wilde met haar beroep bereiken dat verweerder zou beslissen op haar verzoek. Aangezien verweerder inmiddels een besluit heeft genomen en de hoogte van de verbeurde dwangsom heeft vastgesteld, heeft eiseres geen belang meer bij haar oorspronkelijke beroep, waardoor de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaart.
De rechtbank stelt vast dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ook betrekking heeft op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Gezien de reactie van eiseres op 28 december 2023, komt verweerder in het besluit van 15 december 2023 niet geheel aan het verzoek van eiseres tegemoet. De rechtbank kan de beslissing op het beroep echter verwijzen naar verweerder, zodat deze eerst een inhoudelijk oordeel kan geven over de gronden die eiseres tegen het besluit heeft ingediend.
De rechtbank heeft besloten de beslissing naar verweerder door te verwijzen, zodat hij zijn besluit van 15 december 2023 kan heroverwegen aan de hand van de gronden die eiseres heeft ingediend. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres het beroep terecht heeft ingediend, omdat het enige tijd heeft geduurd voordat verweerder een besluit heeft genomen. Daarom is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 218,75, en het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden.