ECLI:NL:RBMNE:2024:5331

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
UTR 24/924
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag herbeoordeling WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen Stichting Bartiméus Sonneheerdt en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster, Stichting Bartiméus Sonneheerdt, had op 14 februari 2024 beroep ingesteld omdat verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, niet tijdig had beslist op haar aanvraag van 14 april 2023 voor herbeoordeling onder de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Verweerder heeft op 5 april 2024 alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en om vergoeding van proceskosten heeft verzocht.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek om proceskostenvergoeding te beoordelen zonder dat partijen voor een zitting hoeven te worden uitgenodigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat, aangezien het beroep is ingetrokken omdat verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen, verweerder de proceskosten van verzoekster moet vergoeden. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 218,75, gebaseerd op de waarde per punt en de wegingsfactor, en heeft ook bepaald dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier E.J.H.C. Hui, en is openbaar uitgesproken op 23 augustus 2024. Verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/924

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2024 in de zaak tussen

Stichting Bartiméus Sonneheerdt, te Zeist, verzoekster

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend op 14 februari 2024 omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 14 april 2023 om herbeoordeling in het kader van de wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Verweerder heeft op 5 april 2024 alsnog een besluit genomen op de aanvraag van verzoekster. Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
Verweerder heeft gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 218,75 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,25). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,25 toegepast.
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.