ECLI:NL:RBMNE:2024:5329

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
UTR 24/2206
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht en ontbreken besluit

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser behandeld dat op 9 februari 2024 is ingesteld. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiser het griffierecht van € 51,- niet heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen om een beroep in te dienen. De griffier had eiser een termijn gesteld om het griffierecht te betalen, maar dit bedrag is niet ontvangen. Eiser heeft geen geldige reden gegeven voor het niet betalen van het griffierecht.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser geen kopie van het besluit heeft ingediend, wat ook een vereiste is voor de behandeling van het beroep. Eiser is op 1 mei 2024 geïnformeerd over deze tekortkoming en kreeg de kans om dit gebrek te herstellen, maar heeft hier niet op gereageerd. Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 Awb. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen, omdat het beroep niet inhoudelijk is behandeld.

De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier E.J.H.C. Hui, en is openbaar uitgesproken op 22 augustus 2024. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2206

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
Onbekende verweerder [1] ,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld op 9 februari 2024.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 51,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiser op 6 mei 2024 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiser het griffierecht binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank. Deze brief is volgens de track and trace afgehaald bij het PostNL-punt op 29 mei 2024.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet ontvangen. Eiser heeft daar geen reden voor gegeven.
6. De rechtbank stelt verder vast dat eiser geen kopie van het besluit heeft ingediend. De rechtbank heeft eiser op 1 mei 2024 een brief gestuurd, waarin staat dat hij dit gebrek uiterlijk 29 mei 2024 kan herstellen. Deze brief is verstuurd via het digitale systeem van de rechtbank. Eiser heeft hiervan een melding ontvangen. Omdat eiser digitaal deelneemt aan het systeem, geldt de brief van 1 mei 2024 als een aangetekende brief. Eiser heeft niet gereageerd op deze brief.
7. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
8. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Eiser noemt in zijn beroepschrift de gemeente Hilversum. Omdat eiser geen besluit heeft overgelegd, kan niet vastgesteld worden tegen welk bestuursorgaan het beroepschrift is gericht.