ECLI:NL:RBMNE:2024:5325

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
UTR 24/5034
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door bestuursorgaan

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 19 augustus 2024, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op haar bezwaar. Eiseres had op 22 oktober 2023 bezwaar ingediend tegen een besluit van verweerder van 9 oktober 2023. De rechtbank constateert dat verweerder de beslistermijn heeft overschreden, aangezien de termijn voor het nemen van een besluit op het bezwaar was verlengd tot 28 mei 2024, maar verweerder op 29 mei 2024 in gebreke was gesteld en sindsdien niet had beslist. Eiseres heeft vervolgens op 25 juli 2024 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt verweerder verplicht een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, en het griffierecht van € 51,- moet aan eiseres worden vergoed.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om uiterlijk 12 september 2024 alsnog een besluit bekend te maken. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechter was mr. R.C. Stijnen, met E.J.H.C. Hui als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5034

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. V.C.D. Klaassen)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 22 oktober 2023 tegen het besluit van verweerder van 9 oktober 2023.
Op 6 augustus 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft haar bezwaarschrift ingediend op 22 oktober 2023. Bij brief van 2 april 2024 heeft verweerder de beslistermijn verlengd. Verweerder had naar eigen zeggen uiterlijk 28 mei 2024 moeten beslissen. Verweerder is op 29 mei 2024 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken verstreken. De rechtbank stelt vast dat verweerder twee weken na de ingebrekestelling, op 12 juni 2024, nog steeds niet had beslist. De beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft op 25 juli 2024 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De standaardtermijn waarbinnen verweerder alsnog op het verzoek moet beslissen bedraagt in beginsel twee weken na deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, Awb). Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, derde lid, Awb).
5. Verweerder geeft in zijn verweerschrift aan dat hij de beslissing op bezwaar zo spoedig mogelijk zal afgeven na de geplande hoorzitting van 29 augustus 2024. Tevens zal hij de hoogte van de dwangsom vaststellen. De rechtbank stelt de beslistermijn hierom vast op twee weken na de hoorzitting van 29 augustus 2024. Dit betekent dat verweerder uiterlijk 12 september 2024 een beslissing moet nemen op het bezwaar van eiseres.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
7. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [1]
8. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.
9. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
10. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht en onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 4 september 2023 [2] als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,25. Toegekend wordt € 218,75.
11. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 12 september 2024 alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikelen 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.