ECLI:NL:RBMNE:2024:5322

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
10889667
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling openstaande facturen na werkzaamheden aan woning, geschil over opslag en schadevergoeding

In deze civiele zaak heeft eiseres, een B.V., werkzaamheden uitgevoerd aan de woning van gedaagde. Eiseres vordert betaling van openstaande facturen, maar gedaagde weigert het volledige bedrag te betalen. Hij betwist onder andere de opslag van 11% die eiseres in rekening heeft gebracht. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde deze opslag niet hoeft te betalen, omdat deze niet was overeengekomen. Daarnaast heeft gedaagde recht op verrekening van kosten voor een niet gerepareerde scheur in het plafond, maar niet voor de afgevoerde oude trap. Uiteindelijk moet gedaagde een bedrag van € 4.154,55 aan eiseres betalen, vermeerderd met wettelijke rente en incassokosten. De proceskosten worden ook aan gedaagde opgelegd. De uitspraak is gedaan door kantonrechter O.P. van Tricht op 11 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 10889667 \ AC EXPL 24-181
Vonnis van 11 september 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. M.W. Siebrands,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
- de dagvaarding van 16 januari 2024 met producties 1-7;
- de conclusie van antwoord met producties 1-10;
- de brief van de rechtbank van 23 februari 2024 waarin een mondelinge behandeling is aangekondigd;
- de brief van [gedaagde] waarin hij verzoekt om de zaak schriftelijk af te doen;
- de brief van [eiseres] waarin hij aangeeft daar geen bezwaar tegen te hebben;
- de conclusie van repliek met één productie;
- de conclusie van dupliek met twee producties.
1.2.
Hierna heeft de kantonrechter bepaald dat uitspraak zal worden gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] heeft in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden uitgevoerd aan het huis van [gedaagde] . [eiseres] vordert betaling van de nog openstaande facturen van [gedaagde] . [gedaagde] wil niet het gehele bedrag aan [eiseres] betalen. Hij is het onder andere niet eens met de opslag van 11% die [eiseres] in rekening heeft gebracht over het totaalbedrag van de facturen. Ook meent hij dat een bedrag verrekend moet worden met de vordering van [eiseres] , omdat [eiseres] een oude trap die [gedaagde] had willen verkopen, heeft afgevoerd. Daarnaast heeft [eiseres] een scheur in het plafond niet gerepareerd terwijl hij dat volgens [gedaagde] wel had moeten doen. De kantonrechter oordeelt dat het verweer gedeeltelijk slaagt. [gedaagde] hoeft de opslag van 11% over de loonkosten en de stukadoorskosten niet te betalen. Ook de kosten van de scheur kunnen door [gedaagde] verrekend worden met de vordering. Voor verrekening van het wegbrengen van de oude trap is echter onvoldoende grondslag. Dit leidt ertoe dat [gedaagde] nog een bedrag van € 6.421,63 aan hoofdsom aan [eiseres] moet betalen.

3.De beoordeling

Waar de zaak over gaat
3.1.
[eiseres] houdt zich bezig met bouw- en onderhoudswerkzaamheden. [eiseres] heeft een kostenindicatie gemaakt voor een aantal werkzaamheden in en aan de woning van [gedaagde] aan de [adres] in [plaats] . [gedaagde] heeft die kostenindicatie geaccepteerd en [eiseres] heeft in de periode maart 2023 – eerste week mei 2023 werkzaamheden uitgevoerd. [eiseres] heeft zijn werkzaamheden op regiebasis gefactureerd.
3.2.
De eerste facturen (een totaalbedrag van € 54.450,00) heeft [gedaagde] voldaan, maar de facturen van 7 mei en 23 juni 2023 (een totaalbedrag van € 24.841,17) heeft hij niet betaald. [eiseres] heeft [gedaagde] gesommeerd het openstaande bedrag te betalen. Eind juli 2023 heeft [eiseres] de incasso van zijn vordering uit handen gegeven aan zijn gemachtigde, die [gedaagde] heeft gemaand tot betaling over te gaan. [gedaagde] heeft op 21 december 2023 een bedrag van € 14.000,00 aan [eiseres] overgemaakt.
3.3.
[eiseres] heeft zijn vordering (van € 12.633,00) beperkt tot € 12.500,00, onder afstand van het meerdere. Dit bedrag bestaat uit een hoofdsom van € 10.832,17, vermeerderd met incassokosten en rente.
3.4.
[gedaagde] heeft in 2.7 van zijn conclusie van antwoord zes punten genoemd waarom hij het niet eens is met de facturen.
De 11% opslag over het totaalbedrag is niet overeengekomen en had niet in rekening gebracht mogen worden.
[eiseres] heeft 22 uur te veel gefactureerd.
De scheur in het plafond van de woonkamer is niet door [eiseres] gerepareerd.
[eiseres] heeft de oude trap meegenomen, maar dit had hij niet mogen doen.
[eiseres] heeft de werkzaamheden niet op tijd afgerond waardoor de badkamer en het toilet niet zijn afgemaakt.
Het eindbedrag dat [eiseres] in rekening heeft gebracht is veel hoger uitgevallen dan in de kostenindicatie, terwijl [gedaagde] een aanzienlijk deel van de werkzaamheden zelf heeft uitgevoerd en de badkamer en het toilet niet zijn opgeleverd door [eiseres] .
3.5.
In 4.6 van de conclusie van antwoord heeft [gedaagde] vervolgens betoogd dat de hoofdsom (die [gedaagde] heeft berekend op € 10.841,37) moet worden verminderd met
€ 7.377,62 zodat er een bedrag aan hoofdsom van € 3.363,75 overblijft. [gedaagde] is bereid om een bedrag van (afgerond) € 4.000,00 aan [eiseres] te betalen.
Beoordelingskader
3.6.
De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] aldus dat het openstaande bedrag aan hoofdsom (de onbetaalde facturen) verrekend moet worden (artikel 6:127 BW) met het bedrag van € 7.377,62. Dit bedrag omvat een post van € 5.013,87 ter zake de in rekening gebrachte opslag van 11% over de arbeidskosten en stukadoorskosten, reparatiekosten van € 1.663,75 voor de scheur in het plafond, en een vergoeding van
€ 700,00 voor de meegenomen trap.
3.7.
[gedaagde] verbindt alleen een concreet gevolg aan de in 3.4 genoemde punten 1, 3 en 4. De vordering van [eiseres] zal worden beoordeeld aan de hand van die drie punten. Aan een bespreking van de punten 2, 5 en 6 komt de kantonrechter niet toe. Dat volgt uit artikel 6:136 BW. Omdat [gedaagde] aan deze punten geen (financiële) consequenties heeft verbonden en daar ook geen nadere toelichting op heeft gegeven na de gemotiveerde betwisting van [eiseres] , is de gegrondheid van zijn verweer niet op eenvoudige wijze vast te stellen zodat de kantonrechter hieraan voorbijgaat.
Punt 1: [gedaagde] hoeft de opslag van 11% over het arbeidsloon en de stukadoorskosten en de BTW over de opslag niet te betalen
3.8.
[eiseres] heeft op de facturen een opslag van 11% in rekening gebracht over, voor zover hier van belang, de posten ‘Totaal verwerkte Arbeid’ en ‘Stucadoor’. Deze opslag is volgens [eiseres] (3.2 in de dagvaarding) ‘een dekking van de kosten van gereedschap, auto, verzekeringen, inmeten en uittekenen van de te bestellen onderdelen, de administratieve verwerking en winst’. [gedaagde] vindt dat hij deze opslag niet hoeft te betalen, omdat de opslag geen onderdeel was van de overeenkomst tussen hem en [eiseres] .
3.9.
Dit verweer slaagt. [eiseres] heeft het opslagpercentage niet genoemd in de kostenindicatie. Het mag zo zijn dat het in de aannemerswereld gebruikelijk is om (achteraf) een opslag in rekening te brengen, zoals [eiseres] heeft gesteld, maar dat betekent nog niet dat [eiseres] niet verplicht was om het opslag-percentage op te nemen in de kostenindicatie voor [gedaagde] . [gedaagde] heeft over dat percentage niet kunnen onderhandelen en hij heeft er dus ook niet mee in kunnen stemmen. Bovendien heeft [gedaagde] bij andere aannemers navraag gedaan en daaruit is hem gebleken dat het niet gebruikelijk is om een opslag te berekenen over de loonkosten. In het licht van het verweer van [gedaagde] had [eiseres] zijn stelling dat [gedaagde] verplicht is de opslag te betalen, ook als deze
niet explicietis overeengekomen, meer handen en voeten moeten geven. Dat heeft hij onvoldoende gedaan. Dat de opslag stond vermeld op de eerdere twee facturen, die [gedaagde] wel heeft betaald, maakt niet dat de opslag alsnog (stilzwijgend) zou zijn aanvaard door [gedaagde] .
3.10.
De conclusie is dus dat [gedaagde] de 11% opslag over de genoemde posten niet hoeft te betalen. De kantonrechter volgt de berekening van [gedaagde] , die [eiseres] op zichzelf niet heeft betwist. Dat betekent dat een bedrag van € 5.013,87 met de gevorderde hoofdsom verrekend mag worden. Dit bedrag bestaat uit de opslag van 11% over het geheel aan loonkosten en stucadoor (€ 3.163,05 en € 1.088,61) en 21% dan wel 9% BTW over die bedragen, namelijk € 664,24 en € 97,97. [eiseres] heeft BTW over de opslag in rekening gebracht. Omdat er voor toewijzing van de opslag geen grondslag bestaat, hoeft [gedaagde] de BTW hierover ook niet te betalen.
Punt 3: de gestelde reparatiekosten voor de scheur in het plafond mogen ook verrekend worden
3.11.
[gedaagde] meent dat hij een bedrag van € 1.663,75 mag verrekenen met de openstaande facturen, omdat [eiseres] de scheur in het plafond in de woonkamer niet heeft gerepareerd, terwijl dit wel was afgesproken. Volgens [gedaagde] kost het € 1.663,75 als hij de scheur door een andere aannemer laat repareren.
3.12.
De scheur in het plafond in de woonkamer is zichtbaar op de als productie 3 door [gedaagde] overgelegde foto van 14 maart 2023, toen de werkzaamheden zijn gestart.
[gedaagde] heeft verder onweersproken gesteld dat het repareren van de scheur in het plafond in de woonkamer onderdeel was van de overeenkomst tussen partijen. Dat wordt bevestigd in de kostenindicatie: zowel onder in 2.1 en 8.1 genoemde werkzaamheden komt het herstel/vlak afwerken van de plafonds terug. [gedaagde] heeft [eiseres] (of diens onderaannemer) verschillende keren gevraagd om de scheur te repareren en dus om nakoming van de overeenkomst verzocht. Niet is gebleken dat [eiseres] op de verzoeken van [gedaagde] is ingegaan. [eiseres] stelt weliswaar dat hij
tijdenshet werk meerdere malen aan [gedaagde] heeft uitgelegd dat dat niet zonder aanvullende constructieve aanpassingen aan het plafond mogelijk was, maar dat blijkt nergens uit. Maar ook als die stelling juist zou zijn kan dat niet afdoen aan de afspraak in de kostenindicatie dat het plafond in de woonkamer hersteld/vlak afgewerkt zou worden.
3.13.
In de gegeven omstandigheden - [gedaagde] heeft [eiseres] gevraagd de scheur te repareren maar [eiseres] heeft daar geen gehoor aan gegeven - mocht [gedaagde] op grond van het bepaalde in artikel 6:87 BW de verbintenis tot nakoming omzetten in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. De kantonrechter beschouwt de conclusie van antwoord als zo’n omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 BW. De post van € 1.663,75 heeft [gedaagde] voldoende onderbouwd met de offerte van [onderneming] van 6 februari 2024. Dat de reparatiewerkzaamheden nog niet zijn uitgevoerd staat niet in de weg aan gegrondheid van de vordering van [gedaagde] tot vervangende schadevergoeding. Deze post mag daarom ook verrekend worden met de vordering van [eiseres] .
Punt 4: de door [eiseres] afgevoerde houten trap leidt niet tot verrekening
3.14.
[eiseres] heeft, in overeenstemming met punt 7.1 in de kostenindicatie een trap geleverd en geplaatst. [gedaagde] meent dat [eiseres] de oude trap niet had mogen afvoeren. [gedaagde] stelt dat hij de oude trap had kunnen verkopen voor € 700,00 en meent dat dit bedrag verrekend moet worden met de openstaande facturen.
3.15.
De kantonrechter overweegt dat onduidelijk is gebleven op welke (juridische) grondslag [gedaagde] een bedrag van € 700,00 zou kunnen vorderen van [eiseres] (en verrekenen met de openstaande facturen). Van een aan [eiseres] toe te rekenen tekortkoming in de uitvoering van de overeenkomst dan wel onrechtmatig handelen is niet gebleken. [eiseres] heeft aangevoerd dat hij niet wist dat [gedaagde] de oude trap wilde behouden, dat het gebruikelijk is dat de tijdens de werkzaamheden afkomende materialen worden afgevoerd, en dat [gedaagde] bij het demonteren van de trap aanwezig was en op dat moment niets heeft gezegd. In het licht van deze stellingen had het op de weg van [gedaagde] gelegen om feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat tussen partijen de afspraak bestond dat de oude trap niet zou worden afgevoerd door [eiseres] . Dat heeft [gedaagde] onvoldoende gedaan. De enkele stellingen van [gedaagde] dat hij andere spullen wel heeft kunnen verkopen zegt niets over een eventuele afspraak over het behoud van de trap. Bovendien heeft [gedaagde] niet onderbouwd waar hij de gestelde waarde van de trap op baseert. Gelet hierop is de gestelde tegenvordering van [gedaagde] niet eenvoudig vast te stellen (artikel 6:136 BW). Dit onderdeel van het verrekeningsverweer wordt daarom gepasseerd.
Conclusie ten aanzien van de hoofdsom
3.16.
Uit het voorgaande volgt dat een bedrag van € 4.154,55 aan hoofdsom zal worden toegewezen. Dit bedrag bestaat uit de vordering van [eiseres] verrekend met de posten 1 en 3 (€ 10.832,17 minus € 6.677,62).
[gedaagde] moet de wettelijke rente over de hoofdsom betalen
3.17.
[eiseres] heeft wettelijke rente gevorderd over de hoofdsom. Deze rente vordert hij vanaf de vervaldata van de facturen, namelijk 21 mei 2023 en 7 juli 2023. De kantonrechter zal de in artikel 6:119 BW bedoelde wettelijke rente toewijzen zoals vermeld onder de beslissing. Aan alle in artikel 6:119 BW genoemde voorwaarden is namelijk voldaan.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.18.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Dat [gedaagde] het bedrag van € 14.000,00, naar eigen zeggen, op eigen initiatief heeft overgemaakt en niet “na sommatie” betekent niet dat hij de buitengerechtelijke incassokosten niet zou hoeven betalen. Vast staat dat [gedaagde] twee facturen niet binnen de betalingstermijn heeft voldaan en dat [eiseres] vervolgens aan [gedaagde] een aanmaning heeft gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Er zijn dus buitengerechtelijke werkzaamheden verricht voordat [gedaagde] het bedrag van € 14.000,00 aan [eiseres] overmaakte.
3.19.
Omdat een deel van de hoofdsom zal worden afgewezen, is het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag daarom toewijzen tot het wettelijke tarief over de toegewezen hoofdsom. [gedaagde] moet € 540,46 voor de incassokosten aan [eiseres] betalen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.20.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom ook de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De kantonrechter ziet aanleiding om bij het begroten van het salaris van gemachtigde aan te sluiten bij de hoogte van het toegewezen bedrag. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2,00 punten × € 271,00)
- nakosten
135,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.315,04
De beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard
3.21.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd door [eiseres] en niet is betwist door [gedaagde] . Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.695,01, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 4.154,55, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, rekening houdend met de tussentijdse betalingen, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.315,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht. en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2024.
62938