Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het betalen van griffierecht. De rechtbank willigt dit verzoek in.
Eiser heeft enige tijd in de penitentiaire inrichting (PI) Alphen aan de Rijn verbleven. Hij heeft daar op 27 oktober 2023 gesproken met een psycholoog. Eiser heeft op 2 november 2023 verzocht om informatie over haar personalia en haar BIG gegevens. Dit verzoek heeft hij – zo blijkt uit het beroepschrift – gebaseerd op de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (de Wjsg). Op 14 februari 2023 heeft eiser het hoofd van de medische dienst van de PI Alphen aan de Rijn in gebreke gesteld te beslissen.
Op 17 november 2023 heeft eiser bij de civiele rechter in Rotterdam een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is doorgestuurd naar de afdeling bestuursrecht van de rechtbank Midden-Nederland, die volgens de rechtbank Rotterdam bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
Aan eiser zijn in de brieven van 8 december 2023 en 16 februari 2024 aanvullende vragen gesteld over deze procedure.
Eiser heeft deze vragen in zijn brieven van 21 december 2023 en 29 februari 2024 beantwoord.
De rechtbank maakt uit deze brieven en de bijgevoegd stukken het volgende op. Eiser heeft geen verzoek om een voorlopige voorziening willen indienen, maar een beroep tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek om informatie over de psycholoog met wie hij heeft gesproken in de PI. Het verzoek richt zich tot het hoofd van de medische dienst, maar het verantwoordelijke bestuursorgaan is, volgens eiser, de minister van Justitie. Eiser wil de personalia van de psycholoog weten en informatie over haar BIG-registratie ontvangen, omdat hij haar wil aanklagen. Zonder achternaam kan hij deze psycholoog niet terugvinden in het BIG-register dat online te raadplegen is.
Het niet tijdig nemen van een besluit wordt op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep gelijkgesteld met een besluit, zodat hiertegen op grond van artikel 8:1 van de Awb beroep open staat bij de bestuursrechter.
Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb bepaalt dat onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Wat eiser wil ontvangen, is geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Anders dan eiser stelt, berust het verstrekken van de door hem gevraagde informatie namelijk niet op de AVG, Wpg of Wjsg of enige andere bestuursrechtelijke wet. De bevoegdheid om een naam van een medewerker aan eiser door te geven, ontleent de minister dus niet aan een speciaal voor het openbaar bestuur bij of krachtens de wet geschapen grondslag.
Bovendien gaat het hier om informatie over een psycholoog die kennelijk werkt onder de verantwoordelijkheid van het hoofd van de medische dienst van de PI. Eiser heeft zich dan ook tot het hoofd van de medische dienst gericht met zijn verzoek en later met zijn ingebrekestelling. Een verzoek aan het hoofd van de medische dienst PI kan geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb opleveren, omdat dit hoofd geen bestuursorgaan is. Ook daarom leidt het verzoek van eiser dus nooit tot een bestuursrechtelijk besluit.
Eiser is daarom bij de bestuursrechter aan het verkeerde adres. De rechtbank is niet bevoegd om kennis te nemen van het beroep van eiser.
Het verzoek van eiser hoort dus niet thuis bij de bestuursrechter maar bij de burgerlijke rechter.