ECLI:NL:RBMNE:2024:5305

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
C/16/580621 / JE RK 24-1429
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing machtiging uithuisplaatsing en wijziging zorgregeling voor minderjarigen

Op 30 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende de schorsing van een machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader voor de duur van twee weken geschorst en de zorgregeling gewijzigd. De gecertificeerde instelling, Samen Veilig Midden-Nederland, had op 30 augustus 2024 een mondeling verzoek ingediend om de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen, omdat er zorgen waren over de veiligheid van de kinderen bij de vader. De vader en moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over de kinderen, die momenteel bij de vader wonen. De kinderrechter heeft eerder een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, maar gezien de recente zorgen over de vader's gedrag en de veiligheid van de kinderen, was onmiddellijke actie noodzakelijk. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de veiligheid van de kinderen in gevaar is en heeft daarom de GI de regie gegeven over de omgang tussen de kinderen en de vader. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een zitting gepland op 11 september 2024 om de betrokken partijen te horen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/580621 / JE RK 24-1429
Datum uitspraak: 30 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over de schorsing van een machtiging uithuisplaatsing en een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] , gemeente De Bilt,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] , gemeente Stichtse Vecht.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het volgende mee in haar beoordeling:
- het mondelinge verzoek van de GI van 30 augustus 2024;
- het verzoekschrift van de GI met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op
3 september 2024.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun vader.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 29 september 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 11 november 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 29 september 2023 een machtiging verleend [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader met gezag tot 29 september 2024.
2.5.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 15 januari 2024 de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
bepaalt als omgangsregeling tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de moeder:
-
De omgang vindt één keer per twee weken plaats, in de vorm van één uur begeleid bezoek door [instelling] ;
-
Elke woensdag is er videobelcontact tijdens het consult bij de speltherapeut;

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt (met spoed) om de vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen in die zin dat de GI de komende twee weken de regie krijgt over de bezoekregeling met de vader, inhoudende dat de vader eerst in contact moet komen met de GI om verdere afspraken over de bezoeken te maken. Daarnaast verzoekt de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing te schorsen tot 29 september 2024.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:265g lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
De GI heeft – verkort weergegeven – de volgende informatie aan het verzoek ten grondslag gelegd.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen met een machtiging uithuisplaatsing bij vader. De machtiging loopt op 29 september as af. De GI wil geen verlengingsverzoek doen. Dat ligt momenteel voor bij de Raad voor de Kinderbescherming. De GI wil met vader in gesprek om hem dat te vertellen maar dat lukt niet.
Intussen zijn de zorgen over de veiligheid van de kinderen nu juist groot bij vader. Die uit zich heel erg boos naar de hulpverlening omdat hij vindt dat er alleen maar naar moeder wordt geluisterd. Het lukt niet om met vader in gesprek te komen. Vader kan zijn emoties niet reguleren en ook omdat hij zich eerder agressief heeft geuit zijn er forse zorgen over uitspraken die hij doet. Hij zegt (ook tegen de kinderen) dat hij moeder en haar partner zal vermoorden en zegt ook dat als hij de kinderen niet bij zich kan houden, hij met de kinderen zal vertrekken naar een geheime plek.
De kinderen zijn nu met moeder een week op een voor vader onbekende plek. De GI maakt zich zorgen dat vader na terugkomst de kinderen op zal halen en meeneemt, waarbij de vraag is waarnaartoe. De GI vindt dat de kinderen voorlopig bij moeder moeten blijven, en dat moet worden bekeken op welke manier er omgang kan zijn (al dan niet begeleid) met vader.
4.2.
De kinderrechter overweegt dat artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorziet in de mogelijkheid om een minderjarige uit huis te plaatsen aanstonds, oftewel zonder de belanghebbenden vooraf te horen, kan worden gegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige. De kinderrechter is van oordeel dat analoog aan die bepaling ook het schorsen van een machtiging tot uithuisplaatsing aanstonds kan worden genomen, indien aan de eisen van dat artikel is voldaan. De kinderrechter is van oordeel dat dat hier het geval is. De veiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is onmiddellijk en ernstig in gevaar als niet direct een beslissing wordt genomen.
De GI, de vader en de moeder worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna genoemde zitting. [minderjarige 1] zal apart in de gelegenheid worden gesteld zijn mening te geven.
4.3.
In afwachting van deze zitting zal de machtiging tot uithuisplaatsing worden geschorst en de zorgregeling worden gewijzigd voor de duur van twee weken.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
schorst de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader voor de duur van twee weken;
5.2.
wijzigt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in die zin dat deze wordt gewijzigd in een regeling waarbij de GI de regie heeft over de aard, duur en frequentie van de omgang tussen de kinderen en de vader;
5.3.
roept de Raad, de GI, de vader en de moeder op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, in het gerechtsgebouw aan Vrouwe Justitiaplein 1 te Utrecht, op
11 september 2024 te 14:15 uur, teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is op 30 augustus 2024 mondeling gegeven door mr. T. Dopheide, kinderrechter, en vastgelegd in deze beschikking die door mr. T. Dopheide, kinderrechter, en Y. Bentohami als griffier is ondertekend op 6 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.