ECLI:NL:RBMNE:2024:5304

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
11048104
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur uit lidmaatschapsovereenkomst en geschil over opzegging

In deze zaak heeft de eiser, de Vereniging Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca en Aanverwante Bedrijf 'Horeca Nederland', een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, een besloten vennootschap, wegens het niet betalen van een factuur die voortvloeit uit een lidmaatschapsovereenkomst. De eiser heeft als lid van de vereniging muziekinstanties betaald voor de auteursrechten op de achtergrondmuziek in het café van de gedaagde. De gedaagde heeft de factuur niet voldaan en voert aan dat hij de lidmaatschapsovereenkomst had opgezegd en niet op de hoogte was van de betalingen door de eiser. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde zijn verweren onvoldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van de factuur, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De totale te betalen som bedraagt € 387,99, plus proceskosten van € 450,22. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11048104 \ AC EXPL 24-923
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van
DE VERENIGING KONINKLIJK VERBOND VAN ONDERNEMERS IN HET HORECA EN AANVERWANTE BEDRIJF "HORECA NEDERLAND" HANDELENDE ONDER DE NAAM KONINKLIJKE HORECA NEDERLAND,
gevestigd te Woerden,
eisende partij,
hierna te noemen: KHN,
gemachtigde: E.A.P. van Lith,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 april 2024,
- het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 24 april 2024, aan te merken als conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek.
1.2.
De kantonrechter heeft [gedaagde] nog in de gelegenheid gesteld om te reageren op de conclusie van repliek, maar dat heeft [gedaagde] niet gedaan.
1.3.
Hierna heeft de kantonrechter partijen laten weten dat het vonnis vandaag zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] heeft een lidmaatschapsovereenkomst gesloten met KHN. Omdat [gedaagde] lid was van KHN, heeft KHN voor [gedaagde] muziekinstanties betaald voor de auteursrechten op de achtergrondmuziek in het café van [gedaagde] . Deze kosten heeft KHN vervolgens doorberekend aan [gedaagde] . [gedaagde] heeft deze factuur van KHN niet betaald. KHN vordert daarom dat [gedaagde] deze alsnog betaalt. [gedaagde] voert aan dat hij de lidmaatschapsovereenkomst had opgezegd en dat hij niet wist dat KHN de muziekrechten voor hem betaalde. Zij heeft beide verweren echter onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter wijst daarom de vordering van KHN toe. [gedaagde] moet de factuur van KHN nog betalen.

3.De beoordeling

De verweren van [gedaagde] slagen niet
3.1.
Het bedrag dat KHN vordert bestaat uit de kosten die KHN heeft moeten maken voor de muziekrechten van de muziek die [gedaagde] in zijn café heeft afgespeeld. KHN zegt dat zij deze kosten voor [gedaagde] aan muziekinstanties Buma en Sena betaalt, omdat [gedaagde] lid was van de vereniging van KHN. [gedaagde] heeft hier tegenin gebracht dat zij rechtstreeks facturen kreeg van Sena voor de muziekrechten. [gedaagde] dacht dat de facturen die KHN stuurde, zagen op de lidmaatschapsgelden van de vereniging van KHN. Nergens blijkt echter uit dat [gedaagde] de muziekrechten al aan Buma of Sena heeft betaald. [gedaagde] heeft ter onderbouwing hiervan slechts een creditfactuur uit 2021 overgelegd, terwijl de vordering ziet op 2020. KHN heeft voldoende uitgelegd dat zij vanwege het lidmaatschap van [gedaagde] de muziekrechten bij haar in rekening mocht brengen.
3.2.
[gedaagde] voert ook aan dat zij de overeenkomst tussen KHN en [gedaagde] in juni of juli 2020 heeft opgezegd. Daarom zou zij de facturen niet hoeven te betalen. KHN heeft dit betwist en voert aan dat KHN zelf de overeenkomst met [gedaagde] , na het uitblijven van betaling, eenzijdig heeft opgezegd. Gezien de betwisting van KHN had het op de weg gelegen van [gedaagde] om haar standpunt verder te onderbouwen. Zij heeft enkel gezegd opgezegd te hebben, maar kan geen specifieke datum noemen waarop dit is gebeurd en heeft geen bevestiging van de opzegging overgelegd. Het is dan ook niet vast komen te staan dat [gedaagde] heeft opgezegd.
3.3.
De directeur-groot aandeelhouder van [gedaagde] heeft verder tijdens de civiele rolzitting aangegeven dat [gedaagde] een ‘lege’ besloten vennootschap is. Dit maakt voor het oordeel geen verschil. De overeenkomst is aangegaan tussen KHN en [gedaagde] , op grond waarvan [gedaagde] bepaalde verplichtingen heeft tegenover KHN, zoals het betalen van de gevorderde facturen. Het feit dat de besloten vennootschap verder niet actief is, maakt niet dat [gedaagde] de vordering niet aan KHN zou moeten betalen.
3.4.
Aangezien de verweren van [gedaagde] niet slagen en [gedaagde] verder de vordering niet heeft betwist, moet [gedaagde] de vordering van KHN voldoen. [gedaagde] moet € 279,77 aan KHN betalen.
3.5.
KHN vordert ook wettelijke handelsrente over de hoofdsom, als vermogensschade voor het te laat betalen van de facturen. KHN heeft zelf de wettelijke handelsrente berekend tot 27 maart 2024 en vordert de wettelijke handelsrente verder vanaf 27 maart 2024. Aangezien aan alle voorwaarden uit artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek is voldaan, zal de kantonrechter de wettelijke handelsrente toewijzen zoals vermeld in de beslissing.
3.6.
Vervolgens vordert KHN nog vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Het verzuim is na 1 juli 2012 ingetreden. KHN heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. KHN heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 41,96 toegewezen.
3.7.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
279,77
- rente berekend tot 27 maart 2024
66,26
Subtotaal
346,03
- buitengerechtelijke incassokosten
41,96
Totaal
387,99
3.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van KHN worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
164,00
(2,00 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
450,22
3.9.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd door KHN en niet is betwist door [gedaagde] . Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan KHN te betalen een bedrag van € 387,99, te vermeerderen met wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 279,77, vanaf 27 maart 2024 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 450,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.