8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzettelijke brandstichting en beschadiging. Verdachte heeft daarbij voorafgaand aan de brandstichting dreigmails gestuurd aan zijn moeder, wat beangstigend voor haar moet zijn geweest. Een tijd lang heeft verdachte de verantwoordelijkheid neergelegd bij een ander, die daardoor ten onrechte onderwerp van onderzoek door de politie is geweest. Brandstichting is een feit dat vaak veel overlast, ergernis en ook verdriet voor de slachtoffers tot gevolg heeft. Dierbare bezittingen kunnen voorgoed verloren gaan. Daarnaast kan brandstichting gevoelens van angst en onveiligheid oproepen bij de omwonenden, leiden tot maatschappelijke onrust en aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
In deze zaak heeft de brand grote schade aan de woning veroorzaakt. Zonder inzet van hulpdiensten was deze schade nog groter geweest, ook bij de omliggende woningen. De bewoners van de naastgelegen woningen moesten worden geëvacueerd. Daarnaast had een gaslekkage kunnen ontstaan, wat in combinatie met vuur een gasexplosie had kunnen veroorzaken. Door het handelen van verdachte is dus een potentieel levensgevaarlijke situatie ontstaan voor verschillende mensen.
Persoon verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister (het strafblad) van 14 februari 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank ziet verdachte dan ook als
first offender.
Over verdachte is een triple-persoonlijkheidsrapportage (Pro Justitia Rapportage) opgesteld, op 4 april 2024 door [A] , psychiater, op 9 april 2024 door [B] , registerpsycholoog kinder- en jeugd, en op 20 april 2024 door [C] , neuroloog, en [D] , GZ-psycholoog/neuropsycholoog. In dit rapport komt naar voren dat verdachte lijdende is aan een autisme spectrum stoornis en een licht verstandelijke beperking. Het recidiverisico wordt zonder passende behandeling als hoog ingeschat. De deskundigen adviseren om het jeugdstrafrecht toe te passen en om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. In het rapport wordt tot slot geadviseerd een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen waarbij verdachte in een forensisch psychiatrische instelling voor jeugdigen kan worden geplaatst, bijvoorbeeld bij [instelling 1] .
Uit het reclasseringsrapport van 30 mei 2024, opgesteld door [E] , is onder meer naar voren gekomen dat de reclassering het advies uit de Pro Justitia Rapportage ondersteunt. De reclassering adviseert aan de rechtbank een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, met kort gezegd de volgende voorwaarden: (I) meewerken aan reclasseringstoezicht (II) niet naar het buitenland, (III) opname in de zorginstelling ‘ [instelling 1] ’, (IV) ambulante behandeling en (V) meewerken aan begeleid wonen. Verdachte is door de reclassering reeds op 8 mei 2024 aangemeld voor een klinische opname bij [instelling 1] . Op 18 juni 2024 heeft een intakegesprek plaatsgevonden, dat positief is verlopen. Ter zitting heeft mevrouw [E] naar voren gebracht dat nog onduidelijk is wanneer verdachte geplaatst kan worden.
Straf
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de keuze van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor brandstichting uit van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De hoogte daarvan hangt af van de omstandigheden van het geval.
De rechtbank vindt het met name belangrijk dat verdachte hulp krijgt gelet op de conclusies van de deskundigen en de reclassering. De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare. Ook verdachte wil graag hulp.
De voorlopige hechtenis van verdachte is op maandag 19 augustus 2024 geschorst, omdat er op het moment plek was bij [instelling 1] en hij daar geplaatst kon worden voor een gepaste behandeling Dat verdachte de juiste hulp krijgt, is zowel in zijn belang als in het belang van de maatschappij.
Omdat verdachte al lange tijd heeft vastgezeten, en omdat het allerbelangrijkste is dat verdachte hulp krijgt, vindt de rechtbank dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. De rechtbank zal aan verdachte daarom een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte tot en met 19 augustus 2024 voorarrest heeft gezeten.
PIJ-maatregel
Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht worden genoemd.
Ten eerste moet bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis vastgesteld zijn. Er is bij verdachte sprake van een autisme spectrum stoornis en een licht verstandelijke beperking. Aan deze voorwaarde is daarom voldaan.
Ten tweede moet het maximum van de op te leggen gevangenisstraf voor de door verdachte gepleegde strafbare feiten hoger zijn dan vier jaar of moet het gaan om een van de misdrijven genoemd in artikel 77s, eerste lid, sub a Wetboek van Strafrecht. Ook aan deze voorwaarde is voldaan.
Ten derde moet de PIJ-maatregel noodzakelijk zijn voor de veiligheid van andere personen of goederen. Uit de rapporten blijkt dat het recidiverisico zonder behandeling hoog is en dus de kans groot is dat verdachte opnieuw soortgelijke strafbare feiten zal plegen als hij niet op de juiste manier behandeld wordt. Aan deze voorwaarde is voldaan.
Tot slot moet de PIJ-maatregel in het belang zijn van de ontwikkeling van verdachte. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel biedt verdachte de kans zich te ontwikkelen en een toekomst op te bouwen. Ook verdachte ziet dat in. Aan deze voorwaarde is gelet op voorgaande eveneens voldaan.
Aan alle voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel is gelet op het voorgaande voldaan. Nu het noodzakelijke hulpkader ook via een – minder verstrekkende – voorwaardelijke PIJ kan worden opgelegd, kiest de rechtbank voor deze optie. Mocht de voorwaardelijke PIJ-maatregel omgezet worden in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, dan geldt dat deze verlengd kan worden, aangezien verdachte wordt veroordeeld voor meerdere geweldsfeiten (als bedoeld in artikel 6:6:31 lid 3 Sv).
Conclusie
Alles overwegende legt de rechtbank verdachte een jeugddetentie op voor de duur van 347 dagen en een voorwaardelijke PIJ-maatregel met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd met een proeftijd van 3 jaar.
Hoewel de rechtbank zich realiseert dat recent door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is overwogen dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om een voorwaardelijke PIJ-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden toch dadelijk uitvoerbaar verklaren. Immers, gelet op de inhoud van de rapporten moet er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder de geadviseerde (spoedige) opname en behandeling bij [instelling 1] opnieuw een misdrijf zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarnaast wordt door verschillende (andere) gerechtshoven de voorwaardelijke PIJ-maatregel wel dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Van de (347) dagen jeugddetentie worden de dagen die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht afgetrokken. Volgens de berekening van de rechtbank betekent dit dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis.
Benadeelde [woningcorporatie]
Namens [woningcorporatie] , eigenaar van de (flat)woning [straat 1] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] , heeft projectleider [F] aangifte gedaan van de brandstichting. Daarin zegt hij dat [woningcorporatie] de schade op de dader wil verhalen. Het dossier bevat geen voegingsformulier dat door [woningcorporatie] of een ander is ingediend.
Er is dan ook geen partij als benadeelde gevoegd en er is ook geen vordering door een benadeelde partij ingediend waarover de rechtbank een beslissing zou moeten nemen. Het dossier bevat wel een excel document dat blijkens de woorden bovenaan het document ziet op een ‘raming’ (ten behoeve) van ‘verzekerde [woningcorporatie] [straat 1] [nummeraanduiding 1] ’ , met een lijst aan posten en bedragen. Het document is wellicht bedoeld om de omvang van de schade inzichtelijk te maken, maar kan niet worden opgevat als een vordering. Het document is ook niet ondertekend.