ECLI:NL:RBMNE:2024:5283
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering omgevingsvergunning voor uitbreiding woning met motiveringsgebrek hersteld
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de weigering van zijn aanvraag voor een omgevingsvergunning om zijn woning aan de [adres 1] in [plaats] uit te breiden. Eiser had een vergunning aangevraagd voor een aanbouw aan de achterkant, een opbouw op het bestaande hoofdgebouw en een opbouw op een bestaande aanbouw. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum heeft de aanvraag geweigerd, met als argument dat de uitbreiding niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan ‘De Meent’. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze weigering, maar het college heeft het besluit gehandhaafd met een aanvulling van de motivering.
De rechtbank heeft op 30 augustus 2024 de zaak behandeld. Eiser was aanwezig, evenals zijn gemachtigde en de gemachtigde van het college. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar oordeelt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden en het college moet € 1.750,- aan proceskosten aan eiser betalen.
De rechtbank oordeelt dat het college de weigering van de omgevingsvergunning voldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitbreiding op de aanbouw in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en dat het college beleidsruimte heeft om de vergunning te weigeren. Eiser heeft aangevoerd dat de uitbreiding niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening, maar de rechtbank volgt het college in zijn uitleg. Wel constateert de rechtbank dat er een motiveringsgebrek was, dat op de zitting door het college is hersteld, waardoor dit gebrek geen gevolgen heeft voor het bestreden besluit. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding omdat het gebrek is hersteld.
De rechtbank wijst erop dat het college niet verplicht is om een gemaakte fout te herhalen en dat de omgevingsvergunning voor vergelijkbare plannen in het verleden niet relevant is voor de huidige aanvraag. De rechtbank bevestigt dat het college de belangen van eiser niet onevenredig heeft geschaad door de vergunning te weigeren en dat de beslissing van het college in overeenstemming is met het recht.