ECLI:NL:RBMNE:2024:5276

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
UTR 23/4600
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van beroep tegen besluit van de minister van Infrastructuur en Waterstaat met betrekking tot proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft DHL eCommerce (Netherlands) B.V. op 19 september 2023 beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Infrastructuur en Waterstaat, dat op 9 augustus 2023 was genomen. Op 18 oktober 2023 heeft de minister een nieuw besluit genomen, waarin het eerdere besluit is gewijzigd. Hierop heeft verzoekster het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De minister heeft op 22 november 2023 gereageerd op dit verzoek, maar gaf aan geen aanleiding te zien voor vergoeding van de proceskosten, omdat er al een bedrag van € 597,- aan bezwaarkosten was vergoed bij de oorspronkelijke beslissing op bezwaar.

De rechtbank heeft in deze uitspraak besloten om zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank oordeelt dat, wanneer het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan bepalen dat de verweerder de proceskosten moet vergoeden. De rechtbank volgt de minister niet in zijn standpunt, omdat het gewijzigde besluit is genomen na het indienen van het beroep. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster vast op € 875,-, gebaseerd op de waarde per punt en de wegingsfactor.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de minister verplicht is om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van € 875,- aan proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, en is openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4600

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2024 in de zaak tussen

DHL eCommerce (Netherlands) B.V., te Utrecht, verzoekster

(gemachtigde: mr. M.J. van Joolingen),
en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend op 19 september 2023 tegen het besluit van verweerder van 9 augustus 2023.
Op 18 oktober 2023 heeft verweerder een nieuw besluit genomen waarin hij het besluit van 9 augustus 2023 heeft gewijzigd. Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
Verweerder heeft op 22 november 2023 gereageerd op het verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder geeft in zijn reactie van 22 november 2023 aan dat hij geen aanleiding ziet voor een vergoeding van de proceskosten uit de beroepsfase, omdat een bedrag van € 597,- aan bezwaarkosten is vergoed bij de oorspronkelijke beslissing op bezwaar van 9 augustus 2023.
4. De rechtbank volgt verweerder niet, omdat het gewijzigde besluit is genomen nadat verzoekster beroep heeft ingesteld. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster uit de beroepsfase die verweerder moet betalen vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 875,- aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.