In deze zaak heeft DHL eCommerce (Netherlands) B.V. op 19 september 2023 beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Infrastructuur en Waterstaat, dat op 9 augustus 2023 was genomen. Op 18 oktober 2023 heeft de minister een nieuw besluit genomen, waarin het eerdere besluit is gewijzigd. Hierop heeft verzoekster het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De minister heeft op 22 november 2023 gereageerd op dit verzoek, maar gaf aan geen aanleiding te zien voor vergoeding van de proceskosten, omdat er al een bedrag van € 597,- aan bezwaarkosten was vergoed bij de oorspronkelijke beslissing op bezwaar.
De rechtbank heeft in deze uitspraak besloten om zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank oordeelt dat, wanneer het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan bepalen dat de verweerder de proceskosten moet vergoeden. De rechtbank volgt de minister niet in zijn standpunt, omdat het gewijzigde besluit is genomen na het indienen van het beroep. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster vast op € 875,-, gebaseerd op de waarde per punt en de wegingsfactor.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de minister verplicht is om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van € 875,- aan proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, en is openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024.