ECLI:NL:RBMNE:2024:5274

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
C/16/553871 / HA ZA 23-215
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschil over prelegaten en verdeling van nalatenschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een erfrechtelijk geschil tussen twee broers over de verdeling van de nalatenschap van hun moeder, die in 2016 is overleden. De rechtbank heeft op 4 september 2024 uitspraak gedaan. De kern van het geschil betreft de omvang van de prelegaten die de broers op basis van het testament van hun moeder hebben ontvangen. Het testament bepaalt dat de prelegaten gelijk moeten zijn aan de schenkingen die de erflaatster in de tien jaar voor haar overlijden aan de broers, hun partners en kinderen heeft gedaan. De broers zijn het echter niet eens over de hoogte van deze schenkingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de erflaatster een appartement in Zwitserland heeft geschonken aan een van de broers, maar dat deze schenking niet als zodanig kan worden aangemerkt omdat de andere broer de koopsom heeft betaald. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de broers om bankafschriften van de erflaatster te overleggen afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat de gedaagde broer over deze documenten beschikt. De rechtbank heeft de omvang van de prelegaten vastgesteld op basis van een eerder door de notaris opgesteld overzicht, met enkele aanpassingen. De rechtbank heeft de wijze van verdeling van de nalatenschap gelast, waarbij de broers ieder recht hebben op een gelijk deel van de nalatenschap, na verrekening van de prelegaten.

De rechtbank heeft de proceskosten tussen de partijen gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk effect heeft, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/553871 / HA ZA 23-215
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser (voornaam)] ,
advocaat: mr. Ph.A.J. Raaijmaakers,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde (voornaam)] ,
advocaat: mr. D. Roesink.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de akte rectificatie van [eiser (voornaam)] ;
- het B8-formulier van [gedaagde (voornaam)] met producties 13a t/m 29;
- productie 30 van [gedaagde (voornaam)] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 maart 2024. Hierbij zijn [gedaagde (voornaam)] en zijn advocaat en de advocaat van [eiser (voornaam)] verschenen.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank met partijen besproken dat [eiser (voornaam)] aan [gedaagde (voornaam)] zou laten weten welke bankafschriften hij nog miste. Vervolgens zou [gedaagde (voornaam)] de bankafschriften die [eiser (voornaam)] miste en waar hij over beschikte aan [eiser (voornaam)] verstrekken. De rechtbank heeft deze afspraken vastgelegd in een verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling. Zij heeft de zaak verwezen naar de rol van 10 april 2024 waarop [eiser (voornaam)] een akte mocht nemen waarin hij de rechtbank over de dan nog ontbrekende bankafschriften zou informeren. [eiser (voornaam)] heeft deze akte op de genoemde datum ingediend. Op 24 april 2024 heeft [gedaagde (voornaam)] hierop in een antwoordakte gereageerd. In de akten zijn partijen ook op andere onderwerpen ingegaan dan het onderwerp van de ontbrekende bankafschriften. Hierop zal de rechtbank geen acht slaan, omdat partijen hiertoe niet in de gelegenheid waren gesteld.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Partijen willen dat de nalatenschap van hun moeder (hierna: erflaatster), die in 2016 is overleden, tussen hen wordt verdeeld. Voordat de nalatenschap kan worden verdeeld, moet eerst worden bepaald hoe groot de prelegaten zijn waarop partijen op grond van het testament van erflaatster recht hebben. In het testament is, kort gezegd, bepaald dat [eiser (voornaam)] en [gedaagde (voornaam)] recht hebben op een bedrag dat even groot is als de schenkingen die erflaatster in de tien jaar voor haar overlijden aan de ander, diens partner en diens (klein)kinderen heeft gedaan. Over de omvang van de schenkingen die erflaatster aan [gedaagde (voornaam)] heeft gedaan, zijn partijen het niet eens.
2.2.
Volgens [eiser (voornaam)] heeft erflaatster in 2008 een appartement in Zwitserland aan [gedaagde (voornaam)] geschonken. Met deze schenking moet volgens hem dan ook rekening worden gehouden bij het bepalen van de omvang van zijn prelegaat. [gedaagde (voornaam)] betwist dit. Toen erflaatster het appartement in 2002 kocht, heeft hij namelijk de koopsom betaald. De rechtbank zal [gedaagde (voornaam)] hierin gelijk geven.
2.3.
Daarnaast wil [eiser (voornaam)] van [gedaagde (voornaam)] afschriften van de bankrekeningen van erflaatster ontvangen, zodat hij kan bepalen hoeveel aan [gedaagde (voornaam)] , zijn partner en zijn (klein)kinderen is geschonken. Ook vordert hij dat [gedaagde (voornaam)] opgave doet van de schenkingen die zij hebben ontvangen. De rechtbank zal deze vorderingen van [eiser (voornaam)] afwijzen. Het is namelijk niet vast komen te staan dat [gedaagde (voornaam)] over de genoemde bankafschriften beschikt. Ook heeft [gedaagde (voornaam)] al opgave gedaan van de ontvangen schenkingen.
2.4.
De rechtbank zal bij het bepalen van de omvang van de prelegaten uitgaan van het door de eerder betrokken notaris opgestelde overzicht, met een paar aanpassingen. Vervolgens zal de rechtbank de wijze van verdeling van de nalatenschap van erflaatster gelasten.
2.5.
De vorderingen die partijen over en weer hebben ingesteld, zijn vermeld in de bijlage van dit vonnis.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn de kinderen van [erflaatster] (erflaatster). Erflaatster is op [overlijdensdatum] 2016 overleden.
3.2.
Op 3 juni 2014 heeft erflaatster voor het laatst bij testament (hierna: het testament) over haar nalatenschap beschikt. In het testament heeft zij bepaald dat partijen haar erfgenamen zijn, ieder voor een gelijk deel. Ook heeft zij bepaald dat het Nederlandse recht van toepassing is op de vererving en vereffening van haar nalatenschap.
3.3.
Daarnaast heeft erflaatster in het testament aan elk van haar vier kleinkinderen een bedrag van € 20.000 gelegateerd. Daarbij heeft ze bepaald dat deze bedragen ten laste komen van het erfdeel van de ouder van het kleinkind. Dit betekent dat een bedrag van € 20.000 ten laste van het erfdeel van [eiser (voornaam)] komt en een bedrag van € 60.000 ten laste van het erfdeel van [gedaagde (voornaam)] . Deze legaten zijn al uitgekeerd.
3.4.
Het testament bevat ook twee prelegaten. Het eerste prelegaat is een bedrag in contanten van € 100.000 aan [eiser (voornaam)] . Ook dit prelegaat is al uitgekeerd.
3.5.
Over het tweede prelegaat staat in het testament het volgende:

Voorts legateer ik vervolgens aan mijn zoon [gedaagde (voornaam)] respectievelijk mijn zoon [eiser (voornaam)] een zodanig bedrag dat (de waarde te mijnen sterfdage van) hetgeen door mij aan hun, mijn verdere afstammelingen, hun echtgenoten en aanverwanten de laatste tien kalenderjaren voorafgaand aan alsmede het jaar van mijn overlijden zelf werd geschonken, ook bij wijze van materiele bevoordeling, voor wat beide staken betreft in evenwicht wordt gebracht, evenwel zonder rekening te houden met al dan niet betaalde schenkingsrechten of nog te betalen erfbelasting. Zo nodig dient door mijn afstammelingen hetgeen aan hen werd geschonken te worden ingebracht ter uitkering van dit legaat. Voor hetgeen voor deze berekening in aanmerking komt zullen de bankafschriften eventueel aangevuld met de eigen verklaring van iedere begunstigde voor wat betreft aan hem of haar gedane giften van hand tot hand bepalend zijn, een en ander bij twijfel te bepalen door mijn beide zonen gezamenlijk en anders door de executeur. Schenkingen die in mijn nalatenschap ter bepaling van volle erfdelen worden ingebracht vallen buiten de werking van dit legaat. Voorts valt buiten de werking van dit legaat de lening van zeventigduizend gulden (f 70.000,00) welke ik aan mijn zoon [eiser (voornaam)] op drie mei negentienhonderd twee en tachtig heb verstrekt en welke deels werd kwijtgescholden en voor het restant werd terugbetaald.
3.6.
In het testament heeft erflaatster notaris mr. [A] (hierna: de notaris) tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder benoemd. Deze benoeming heeft de notaris aanvaard. De kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland heeft hem op 24 april 2019 als executeur en afwikkelingsbewindvoerder ontslagen en heeft geen opvolgende executeur of afwikkelingsbewindvoerder benoemd.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie
4.1.
Gezien de onderlinge samenhang zullen de vorderingen in conventie en reconventie zoveel mogelijk gezamenlijk worden beoordeeld.
De prelegaten
4.2.
Voordat de nalatenschap van erflaatster kan worden verdeeld, moet (zoals vermeld) eerst de omvang van de prelegaten van partijen worden vastgesteld. Tussen partijen staat vast dat [eiser (voornaam)] een prelegaat van € 100.000 heeft gekregen. Zoals eveneens vermeld, zijn partijen het echter niet eens over de omvang van het andere prelegaat waar zij recht op hebben. Over de omvang van de schenkingen die erflaatster aan [gedaagde (voornaam)] heeft gedaan, verschillen partijen van mening.
[gedaagde (voornaam)] wordt niet veroordeeld om bankafschriften te overleggen
4.3.
Aangezien erflaatster in haar testament heeft bepaald dat de omvang van deze prelegaten allereerst wordt vastgesteld aan de hand van de bankafschriften, vordert [eiser (voornaam)] dat [gedaagde (voornaam)] deze (over de periode vanaf 1 januari 2006 tot [overlijdensdatum] 2016) aan hem verstrekt. Volgens hem beschikt [gedaagde (voornaam)] over de administratie van erflaatster omdat hij vanaf 1977 het vermogen van erflaatster heeft beheerd en haar financiële zaken heeft behartigd. [gedaagde (voornaam)] betwist echter dat hij over deze bankafschriften beschikt. Hij heeft de administratie van erflaatster nooit gedaan; deze werd volgens hem eerst gedaan door de zus van erflaatster en later door een accountant. Hij heeft eerder wel bankafschriften aan de notaris overhandigd, maar dit zijn bankafschriften die erflaatster zelf had toen zij overleed en bankafschriften van de ABN AMRO-rekeningen waarover hij op grond van een door erflaatster verstrekte volmacht kon beschikken. Daarnaast heeft hij van de accountant van erflaatster nog een aantal bankafschriften ontvangen en deze heeft hij tijdens deze procedure ook aan [eiser (voornaam)] verstrekt.
4.4.
De rechtbank zal deze vordering (vordering III in conventie) afwijzen, omdat niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde (voornaam)] beschikt over andere bankafschriften dan de afschriften die al zijn overgelegd. Dat [gedaagde (voornaam)] de administratie van erflaatster deed, heeft [eiser (voornaam)] gezien de betwisting van [gedaagde (voornaam)] onvoldoende onderbouwd.
Het appartement in Zwitserland
4.5.
Op 10 december 2002 heeft erflaatster een appartement in [plaats] (Zwitserland) (hierna: het appartement) voor CHF 1.431.000 (destijds omgerekend ongeveer € 980.000) van de vennootschap [onderneming 1] gekocht. Vervolgens is het appartement op 10 januari 2003 aan haar geleverd. Volgens [eiser (voornaam)] heeft erflaatster het appartement op 11 maart 2008 aan [gedaagde (voornaam)] geschonken en moet daarmee rekening worden gehouden bij het bepalen van de omvang van het prelegaat. De rechtbank zal hierna beoordelen of het appartement aan [gedaagde (voornaam)] is geschonken. Als vast komt te staan dat dit zo is, zal het prelegaat van [eiser (voornaam)] met de waarde van het appartement worden verhoogd.
4.6.
Dat erflaatster het appartement op 11 maart 2008 aan [gedaagde (voornaam)] heeft geschonken, blijkt volgens [eiser (voornaam)] uit een Duitstalige overeenkomst van schenking die erflaatster en [gedaagde (voornaam)] op genoemde datum hebben ondertekend. [gedaagde (voornaam)] betwist dat sprake is van een schenking. Hij heeft zelf de koopsom van het appartement betaald en het was vanaf het begin ook de bedoeling dat hij de eigendom daarvan zou verkrijgen. Op grond van Zwitserse regelgeving was het hem echter niet toegestaan om twee huizen in [plaats] in eigendom te hebben. Voor erflaatster was dat als Zwitsers ingezetene wel mogelijk. Om die reden heeft zij de juridische eigendom verworven. Erflaatster heeft op 28 december 2002 het economische eigendom van het appartement aan hem overgedragen. Nadat erflaatster het appartement vijf jaar in eigendom had, kon zij het wel aan [gedaagde (voornaam)] overdragen. Dit is in maart 2008 gebeurd. De titel voor de eigendomsoverdracht was toen schenking, maar dit was volgens [gedaagde (voornaam)] alleen maar omdat hij het appartement naar Zwitsers recht (de rechtbank begrijpt: op papier) slechts door een schenking kon verkrijgen.
4.7.
Anders dan [eiser (voornaam)] heeft aangevoerd, is het voor dit geschil niet relevant of erflaatster de overeenkomst waarbij zij de economische eigendom van het appartement aan [gedaagde (voornaam)] heeft overgedragen wel zelf heeft ondertekend. Ook is hiervoor niet van belang of het appartement naar Zwitsers recht uiteindelijk rechtsgeldig aan [gedaagde (voornaam)] is overgedragen. Het enige wat moet worden vastgesteld, is of [gedaagde (voornaam)] zelf voor het appartement heeft betaald. Als dat zo is, is erflaatster door de overdracht van het appartement aan hem niet verarmd en is hij hierdoor niet verrijkt. Van een schenking is dan geen sprake.
4.8.
[gedaagde (voornaam)] stelt dat hij de koopsom in delen heeft voldaan:
op 19 december 2002 heeft hij € 100.376,33 aan [onderneming 1] betaald;
op 3 januari 2003 heeft hij € 233.500 aan [onderneming 1] betaald;
op 6 januari 2003 heeft [onderneming 2] B.V., een vennootschap waarvan hij enig aandeelhouder is (hierna: de B.V.), € 430.000 aan erflaatster betaald;
in december 2002 heeft erflaatster van AXA Leven N.V. € 156.760 ontvangen;
op 6 en 7 januari 2003 heeft hij twee keer € 45.000 en één keer € 10.000 aan erflaatster betaald.
[gedaagde (voornaam)] stelt dat hij in totaal dan ook € 1.020.636,33 voor het appartement heeft betaald. De rechtbank zal deze betalingen hierna bespreken.
Betaling 1: € 100.376,33 aan [onderneming 1]
4.9.
[eiser (voornaam)] erkent dat [gedaagde (voornaam)] op 19 december 2002 € 100.376,33 aan [onderneming 1] heeft betaald. Het is volgens hem alleen onduidelijk of [gedaagde (voornaam)] dit bedrag heeft betaald voor de aankoop van het appartement. Als het wel een betaling voor het appartement is geweest, dan kan het volgens [eiser (voornaam)] net zo goed zijn dat [gedaagde (voornaam)] hiermee een lening heeft afgelost die erflaatster aan hem had verstrekt.
4.10.
De rechtbank gaat ervan uit dat [gedaagde (voornaam)] dit bedrag voor het appartement heeft betaald. [gedaagde (voornaam)] heeft dit bedrag betaald in de periode dat het appartement is gekocht. Hij heeft er daarnaast op gewezen dat als omschrijving bij de betaling ‘ [naam 1] ’ is vermeld en dat dit verwijst naar het huis waarin het appartement is gelegen. [eiser (voornaam)] heeft dit laatste niet betwist. Zijn stelling dat [gedaagde (voornaam)] door deze betaling ook een lening kan hebben afgelost, is niet alleen speculatief, maar in het licht van de in 4.6 beschreven (en door [eiser (voornaam)] onvoldoende betwiste) gang van zaken en de hierna te bespreken andere betalingen ook onaannemelijk.
Betaling 2: € 233.500 aan [onderneming 1]
4.11.
[eiser (voornaam)] stelt dat het onduidelijk is of [gedaagde (voornaam)] deze betaling heeft gedaan en of dit bedrag is betaald voor het appartement. Daarnaast lijkt het er volgens hem op dat dit bedrag op 1 oktober 2002 is overgemaakt, wat hij onlogisch vindt. De koopovereenkomst van het appartement is namelijk in december 2002 getekend en daarin is niets over deze betaling vermeld. [gedaagde (voornaam)] heeft erop gewezen dat de notaris op het bankafschrift dat [eiser (voornaam)] eerder heeft ontvangen de datum van deze overboeking om privacy redenen heeft afgeplakt. In deze procedure heeft [gedaagde (voornaam)] hetzelfde bankafschrift overgelegd waarbij de datum van de overboeking niet is afgeplakt (productie 26). De rechtbank kan aan de hand daarvan vaststellen dat op 3 januari 2003 van een bankrekening van [gedaagde (voornaam)] € 233.500 aan [onderneming 1] is overgemaakt. Omdat [eiser (voornaam)] niet duidelijk heeft gemaakt waarvoor [gedaagde (voornaam)] dit bedrag anders aan [onderneming 1] heeft betaald, gaat de rechtbank ervan uit dat ook deze betaling betrekking had op het appartement.
Betaling 3: € 430.000 aan erflaatster
4.12.
[gedaagde (voornaam)] stelt dat erflaatster de overige termijnen aan [onderneming 1] heeft voldaan en dat [gedaagde (voornaam)] vervolgens een bedrag van € 430.000 aan haar heeft terugbetaald vanuit de B.V. Volgens [eiser (voornaam)] heeft deze betaling niets te maken met het appartement. De B.V. heeft dit bedrag waarschijnlijk terugbetaald aan erflaatster in verband met een lening die erflaatster in 1981 aan de B.V. had verstrekt. In dat jaar heeft erflaatster namelijk een villa in Frankrijk verkocht en de opbrengst daarvan heeft zij op een rekening van de B.V. overgemaakt. Tijdens een gesprek bij de notaris heeft [gedaagde (voornaam)] ook erkend dat erflaatster geld aan de B.V. heeft geleend. Dit blijkt volgens [eiser (voornaam)] uit een verslag dat van dit gesprek is opgesteld. [gedaagde (voornaam)] betwist dit. Hij stelt dat de B.V. nooit geld van erflaatster heeft geleend. In de jaarrekeningen van de B.V. is ook geen vordering van erflater vermeld. De opbrengst van de villa in Frankrijk stond volgens hem op depositorekeningen in Frankrijk en is niet aan de B.V. overgemaakt.
4.13.
[eiser (voornaam)] heeft zijn stelling onvoldoende onderbouwd. Het door hem genoemde gespreksverslag is niet door de notaris maar door de (toenmalige) advocaat van [eiser (voornaam)] opgesteld. Niet gebleken is dat [gedaagde (voornaam)] met de inhoud daarvan heeft ingestemd. Mede gelet op de betwisting van [gedaagde (voornaam)] heeft dit verslag voor de rechtbank daarom onvoldoende waarde. Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat [eiser (voornaam)] dit bedrag vanuit de B.V. aan erflaatster heeft overgemaakt om het deel van de koopsom dat zij had voorgeschoten gedeeltelijk aan haar terug te betalen.
Betaling 4: € 156.760 aan erflaatster
4.14.
Op een rekening van erflaatster heeft AXA Leven N.V. in december 2002 € 156.760 overgemaakt als uitkering van een levensverzekering. Dit is een levensverzekering die [gedaagde (voornaam)] naar zijn zeggen heeft afgesloten en waarvan hij zelf telkens de premies heeft betaald. Hij heeft dit bedrag laten uitbetalen op een rekening van erflaatster om de door haar voorgeschoten koopsom aan haar terug te betalen, zo voert hij aan. [eiser (voornaam)] heeft hiertegen ingebracht dat erflaatster begunstigde van deze verzekering kan zijn geweest en dat dit bedrag daarom aan haar kan zijn overgemaakt. [gedaagde (voornaam)] heeft tijdens de mondelinge behandeling echter een afschrift van de polis laten zien, waaruit volgens hem blijkt dat hijzelf, en dus niet erflaatster, begunstigde van deze verzekering was. Vervolgens heeft [eiser (voornaam)] het standpunt ingenomen dat de begunstigde op de polis later gewijzigd kan zijn. [gedaagde (voornaam)] betwist dat dit is gebeurd. Volgens hem blijkt uit het feit dat een brief over de uitkering van de levensverzekering aan hem was gericht, dat hij de begunstigde van de verzekering was.
4.15.
De rechtbank overweegt dat [eiser (voornaam)] niet heeft betwist dat [gedaagde (voornaam)] de premies van de levensverzekering heeft betaald. Hij heeft ook niet betwist dat [gedaagde (voornaam)] als begunstigde in de polis stond vermeld. [eiser (voornaam)] heeft weliswaar gesteld dat erflaatster later als begunstigde van de levensverzekering kan zijn aangewezen, maar dat dit ook zo is, heeft hij niet duidelijk gemaakt. Ook hier gaat het slechts om speculatie. Het is ook niet relevant. Vast staat immers dat [gedaagde (voornaam)] de premies heeft voldaan. Als erflaatster later nog als begunstigde van de levensverzekering zou zijn aangewezen, zou zij een uitkering hebben ontvangen zonder dat zij daarvoor zelf ooit de premies heeft betaald. Zij heeft deze uitkering ontvangen in de periode dat het appartement is gekocht. Omdat [eiser (voornaam)] niet duidelijk heeft gemaakt waarom erflaatster dit bedrag anders heeft ontvangen, gaat de rechtbank ervan uit dat [gedaagde (voornaam)] ook hierdoor het deel dat erflaatster van de koopsom had voorgeschoten heeft terugbetaald.
Betaling 5: twee keer € 45.000 en één keer € 10.000 aan erflaatster
4.16.
Van een rekening van [gedaagde (voornaam)] is twee keer € 45.000 en één keer € 10.000 overgemaakt naar een rekening van erflaatster. Volgens [eiser (voornaam)] is niet duidelijk dat deze betalingen betrekking hebben op het appartement en kan [gedaagde (voornaam)] hiermee ook een lening hebben afgelost die erflaatster aan hem had verstrekt. Als omschrijving bij deze overboekingen staat echter ‘ [naam 2] ’ vermeld en ook deze overboekingen hebben plaatsgevonden in de periode dat het appartement is gekocht (op 6 en 7 januari 2003). Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat [gedaagde (voornaam)] deze bedragen ook heeft betaald om de door erflaatster voorgeschoten koopsom terug te betalen.
[gedaagde (voornaam)] heeft geen vordering op erflaatster die inmiddels is verjaard
4.17.
[eiser (voornaam)] stelt dat het ook mogelijk is dat [gedaagde (voornaam)] alle bedragen alleen maar voor erflaatster heeft voorgeschoten en dat [gedaagde (voornaam)] daarom een vordering op erflaatster had die inmiddels is verjaard. Uit het feit dat het appartement in eigendom aan [gedaagde (voornaam)] is overgedragen, althans dat erflaatster en [gedaagde (voornaam)] een schenkingsakte hebben ondertekend waarmee zij deze eigendomsoverdracht hebben beoogd, volgt dat deze stelling geen stand houdt.
Het appartement is niet aan [gedaagde (voornaam)] geschonken
4.18.
Zoals hiervoor vermeld, gaat de rechtbank ervan uit dat niet erflaatster, maar [gedaagde (voornaam)] de koopsom van het appartement heeft betaald. Erflaatster is dus niet verarmd toen zij de eigendom van het appartement in 2008 aan [gedaagde (voornaam)] overdroeg en [gedaagde (voornaam)] is hierdoor toen niet verrijkt. Van een schenking is dus geen sprake geweest. Dat de titel van de overdracht van het appartement in 2008 wel ‘schenking’ was, verandert daar niets aan. [gedaagde (voornaam)] heeft namelijk toegelicht waarom dat zo was (zie 4.6) en die toelichting is zoals vermeld onvoldoende weersproken. De vordering om voor recht te verklaren dat erflaatster het appartement of een bedrag gelijk aan de waarde van het appartement aan [gedaagde (voornaam)] heeft geschonken (vordering V in conventie), zal worden afgewezen. Dit betekent ook dat de rechtbank bij het bepalen van de omvang van het prelegaat met de waarde van het appartement geen rekening houdt. De rechtbank zal de vordering om een deskundige te benoemen die het appartement taxeert (onderdeel van vordering VI in conventie) daarom ook afwijzen.
De parkeerplaatsen zijn ook niet aan [gedaagde (voornaam)] geschonken
4.19.
Uit de overeenkomst van schenking blijkt dat ook drie parkeerplaatsen aan [gedaagde (voornaam)] zijn geschonken. Volgens [eiser (voornaam)] heeft [gedaagde (voornaam)] daarvoor niet betaald. De rechtbank is dit niet met hem eens en gaat ervan uit dat [gedaagde (voornaam)] voor het appartement én de drie parkeerplaatsen heeft betaald en dat ook deze parkeerplaatsen dus niet aan hem zijn geschonken. [gedaagde (voornaam)] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij het appartement samen met drie parkeerplaatsen van [onderneming 1] heeft gekocht. Twee parkeerplaatsen bevinden zich bij het appartement en de derde parkeerplaats ligt aan de [straat 1] . De totale koopsom hiervan was CHF 1.467.000. Dit blijkt ook uit de door hem overgelegde offerte (productie 30). Ook blijkt uit die offerte dat de parkeerplaats aan de [straat 1] CHF 36.000 kostte. Als dit bedrag van het totaalbedrag uit de offerte wordt afgetrokken, blijft CHF 1.431.000 over. Uit de overgelegde koopovereenkomst blijkt dat dit laatste bedrag de koopsom van het appartement en twee parkeerplaatsen is. Daarnaast staat in de koopovereenkomst dat CHF 143.000 moest worden aanbetaald, terwijl [gedaagde (voornaam)] CHF 146.700 (dus 10% van CHF 1.467.000) heeft aanbetaald. Tot slot stelt [gedaagde (voornaam)] dat hij in totaal CHF 1.500.000 heeft betaald voor het appartement, de drie parkeerplaatsen, daarmee samenhangende kosten en de notaris. Aangezien [eiser (voornaam)] niet heeft betwist dat [gedaagde (voornaam)] dit bedrag in totaal heeft voldaan, gaat de rechtbank ervan uit dat [gedaagde (voornaam)] ook voor de drie parkeerplaatsen heeft betaald.
Schenkingen waarmee rekening wordt gehouden
4.20.
De notaris heeft eerder een overzicht gemaakt van de schenkingen waarmee voor het bepalen van de omvang van de prelegaten rekening moet worden gehouden. [gedaagde (voornaam)] heeft dit overzicht overgelegd als productie 11. Volgens partijen bevat dit overzicht twee fouten. Ten eerste wordt bij [eiser (voornaam)] drie keer het legaat van de kleinkinderen in mindering gebracht en bij [gedaagde (voornaam)] één keer, terwijl [eiser (voornaam)] één kind en [gedaagde (voornaam)] drie kinderen heeft. Ten tweede is bij [eiser (voornaam)] een schenking aan [B] van € 2.000 in mindering gebracht, terwijl dit een kleindochter van [gedaagde (voornaam)] is. Met uitzondering van deze twee fouten hebben partijen verklaard dat op dit overzicht alle schenkingen zijn vermeld die aan hen, hun partner en hun (klein)kinderen zijn gedaan. De rechtbank zal de vordering om [gedaagde (voornaam)] te veroordelen om opgave te doen van de door hem, zijn partner en zijn (klein)kinderen ontvangen schenkingen (vordering VII in conventie) afwijzen. Bij deze vordering heeft [eiser (voornaam)] gelet op het voorgaande geen belang.
4.21.
Dit brengt mee dat de rechtbank ervan uitgaat dat partijen, hun partner en hun (klein)kinderen de volgende schenkingen hebben ontvangen:
[gedaagde (voornaam)]
[gedaagde]
€ 14.050,00
[C]
€ 7.700,00
[D]
€ 10.200,00
[E]
€ 12.000,00
[F]
€ 2.300,00
[G]
€ 6.400,00
[B]
€ 2.000,00
Totaal
€ 54.650,00
[eiser (voornaam)]
[eiser]
€ 10.400,00
[H]
€ 4.300,00
[I] (postuum)
€ 2.000,00
[J] ( [achternaam 1] )
€ 2.400,00
Totaal
€ 19.100,00
Omvang prelegaten
4.22.
Op grond van het testament van erflaatster moeten de door beide partijen en hun familie ontvangen schenkingen met elkaar in evenwicht worden gebracht. In totaal is € 73.750 (€ 54.650 + € 19.100) geschonken, de helft daarvan is € 36.875. Dit betekent dat [eiser (voornaam)] op grond van het prelegaat recht heeft op € 17.775 (€ 36.875 - € 19.100). Omdat de rechtbank hierna de wijze van verdeling zal gelasten en daarbij de betaling van het prelegaat zal betrekken, heeft [eiser (voornaam)] geen belang bij een verklaring van recht over de omvang van zijn prelegaat. Omdat aan [gedaagde (voornaam)] en zijn familie meer is geschonken dan aan [eiser (voornaam)] , heeft [gedaagde (voornaam)] geen recht op een prelegaat. Het andere prelegaat (zie 3.4) is al aan [eiser (voornaam)] uitgekeerd en daarover bestaat tussen partijen geen discussie. De rechtbank zal de vordering VIII in conventie gelet op het voorgaande afwijzen.
Verdeling van de nalatenschap van erflaatster
4.23.
Zoals vermeld, zal de rechtbank hierna de wijze van verdeling van de nalatenschap van erflaatster gelasten. Partijen zijn het erover eens dat de nalatenschap op dit moment nog bestaat uit:
liquide middelen van € 591.347,47 (saldo per datum dagvaarding);
sieraden;
overige roerende zaken;
betaalde en openstaande facturen van de notaris.
4.24.
Daarnaast stelt [gedaagde (voornaam)] dat hij nog een vordering van € 15.000 tot € 25.000 op erflaatster heeft omdat zij nog huur aan hem moest betalen. Aangezien [eiser (voornaam)] deze vordering heeft betwist en [gedaagde (voornaam)] deze niet heeft onderbouwd, zal de rechtbank hiermee geen rekening houden. De vordering om voor recht te verklaren dat [gedaagde (voornaam)] een dergelijke vordering op de nalatenschap heeft, zal worden afgewezen (vordering II in reconventie).
a.
Liquide middelen
4.25.
[gedaagde (voornaam)] stelt voor om voor de verdeling aan te sluiten bij het eerdere voorstel van de notaris (productie 11). De rechtbank zal dit zoveel mogelijk doen. Anders dan in dat voorstel staat, zal echter bij [eiser (voornaam)] € 20.000 en bij [gedaagde (voornaam)] € 60.000 (zie 4.20) in mindering worden gebracht en is het totale bedrag van de prelegaten waar [eiser (voornaam)] recht op heeft
€ 117.775 (€ 100.000 + € 17.775). [eiser (voornaam)] heeft tegen de inhoud van productie 11 verder geen verweer gevoerd. Dit betekent dat partijen het volgende krijgen (uitgaande van het boedelsaldo per 10 juni 2018), waarbij zoveel mogelijk is aangesloten bij (de opmaak van) productie 11:
Totaal boedelsaldo per 10 juni 2018:
€ 612.672,52
waarbij:
- waarde sieraden cfm aangifte € 15.505,00
- betaalde erfbelasting 1e
- betaalde erfbelasting 2e
- legaten kleinkinderen (4 x € 20.000)
- legaat [eiser (voornaam)]
Totaal:
p.m.
€ 190.072,00
€ 15.279,00
€ 80.000,00
€ 100.000,00
€ 998.023,52
Totaal:
€ 998.023,52
Waarvan toekomt aan
[eiser (voornaam)]
Uit legaten -/-
En de helft van het restant
Totaal:
€ 117.775,00
€ 880.248,52
€ 117.775,00
€ 440.124,26
€ 557.899,26
Waarvan reeds voldaan:
- legaat € 100.000
- erfbelasting € 190.072 (1e) -/- 73.805 (2e)
- correctie erfbelasting (20% van € 15.775,00)
- legaat kleinkind
€ 100.000,00
€ 116.267,00
€ 3.155,00
€ 20.000,00
Resteert voor[eiser (voornaam)]te ontvangen:
€ 318.477,26
Aan
[gedaagde (voornaam)]komt toe:
de andere helft van het restant
correctie erfbelasting:
Totaal te ontvangen:
€ 440.124,26
€ 3.155,00
€ 443.279,26
Waarvan reeds voldaan:
- erfbelasting € 0 (1e) +/+ € 89.084 (2e)
- legaat kleinkinderen
€ 89.084,00
€ 60.000,00
Resteert voor[gedaagde (voornaam)]te ontvangen:
€ 294.195,26
4.26.
Omdat het saldo van de bankrekening per vandaag onbekend is, zullen partijen de liquide middelen aan de hand hiervan zelf naar verhouding moeten verdelen. Vervolgens moeten partijen gezamenlijk notaris [K] (de opvolger van de notaris, op wiens bankrekening de nalatenschapsgelden nu staan geparkeerd) opdracht geven om de bedragen waar ieder recht op heeft uit te betalen. Aangezien de nalatenschapsgelden aan partijen moeten worden uitbetaald, heeft [eiser (voornaam)] geen belang bij zijn vordering dat [gedaagde (voornaam)] wordt veroordeeld om mee te werken aan het openen van een gezamenlijke bankrekening waarop de nalatenschapsgelden kunnen worden gestort (vordering I in conventie). Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
b.
Sieraden
4.27.
Partijen willen allebei dat de sieraden worden verdeeld. Volgens [eiser (voornaam)] heeft [gedaagde (voornaam)] echter niet aan de notaris gemeld dat hij nog sieraden van erflaatster onder zich heeft. [gedaagde (voornaam)] meent juist dat het [eiser (voornaam)] is die niet alle sieraden aan de notaris heeft overgedragen. Volgens hem ontbreken namelijk nog een aantal sieraden, zoals een amethist hanger met briljantjes eromheen en een witgouden ring met solitaire briljant. [eiser (voornaam)] heeft daarop verklaard dat erflaatster de amethist hanger in 2001 heeft geschonken aan zijn vrouw onder de voorwaarde dat erflaatster deze nog mocht dragen en dat de andere sieraden hem niet bekend zijn. De rechtbank gaat ervan uit dat alleen de sieraden die zich op dit moment bij notaris [K] bevinden tot de nalatenschap van erflaatster behoren. [gedaagde (voornaam)] heeft namelijk onvoldoende betwist dat erflaatster de amethist hanger aan de vrouw van [eiser (voornaam)] heeft geschonken. Ook heeft hij onvoldoende onderbouwd dat [eiser (voornaam)] over de andere volgens hem ontbrekende sieraden beschikt. De rechtbank zal de vordering van [eiser (voornaam)] om [gedaagde (voornaam)] te veroordelen tot het doen van opgave van de sieraden die hij onder zich heeft (onderdeel van vordering IV in conventie) afwijzen.
4.28.
De rechtbank zal de volgende wijze van verdeling van de sieraden gelasten. Daarbij wordt grotendeels aangesloten bij de vordering van [gedaagde (voornaam)] (vordering V in reconventie).
Partijen moeten binnen één maand na dit vonnis in gezamenlijk overleg de sieraden verdelen.
Als dat niet lukt, moeten partijen vervolgens binnen twee weken gezamenlijk een taxateur benoemen.
Als ook dat niet lukt, moeten partijen vervolgens binnen één week allebei een taxateur aanwijzen die vervolgens direct een derde taxateur benoemt. Deze taxateurs zullen dan gezamenlijk de sieraden moeten taxeren.
Nadat deze taxatie heeft plaatsgevonden, zullen partijen de sieraden moeten verdelen, in die zin dat zij ieder een gelijke waarde aan sieraden ontvangen. Partijen zullen de sieraden die zij niet toegedeeld willen krijgen, moeten verkopen en de verkoopopbrengst bij helfte moeten delen.
4.29.
Voor het opleggen van een dwangsom ziet de rechtbank geen aanleiding, omdat zij ervan uitgaat dat partijen beiden aan deze verdeling zullen meewerken. De hiervoor genoemde vordering van [gedaagde (voornaam)] zal in zoverre worden afgewezen.
4.30.
[eiser (voornaam)] vordert ook dat de sieraden die zich nu bij notaris [K] bevinden bij hem in bewaring worden geven (vordering II in conventie). Omdat de rechtbank de wijze van verdeling van de sieraden zal gelasten, zal de rechtbank deze vordering afwijzen. Ook de vordering van [eiser (voornaam)] tot benoeming van een deskundige om de sieraden te taxeren zal de rechtbank afwijzen (vordering VI in conventie).
c.
Overige roerende zaken
4.31.
Volgens [eiser (voornaam)] heeft [gedaagde (voornaam)] niet aan de notaris gemeld welke roerende zaken van erflaatster hij bezit. [gedaagde (voornaam)] betwist dit en stelt dat hij aan de notaris heeft medegedeeld dat hij een aantal gouaches (schilderijen) van erflaatster onder zich heeft. [gedaagde (voornaam)] stelt dat [eiser (voornaam)] op zijn beurt niet aan de notaris heeft laten weten dat hij nog een schilderij van [achternaam 2] onder zich heeft. [eiser (voornaam)] heeft echter verklaard dat erflaatster dit schilderij na het overlijden van hun vader aan hem heeft geschonken. Aangezien [gedaagde (voornaam)] dit laatste niet heeft betwist, gaat de rechtbank ervan uit dat het schilderij van [achternaam 2] niet tot de nalatenschap behoort. Ook hebben [eiser (voornaam)] en [gedaagde (voornaam)] kennelijk allebei aan de notaris al laten weten welke roerende zaken zij onder zich hebben en volgens [gedaagde (voornaam)] zijn daarvan over en weer ook foto’s gestuurd. [eiser (voornaam)] heeft daarom geen belang bij een veroordeling van [gedaagde (voornaam)] om opgave te doen van de roerende zaken van erflaatster hij onder zich heeft. Vordering IV in conventie zal worden afgewezen.
4.32.
De rechtbank gelast partijen om de roerende zaken op dezelfde wijze te verdelen als de sieraden (zie 4.28). De vordering om een deskundige te benoemen die de overige roerende zaken moet taxeren (vordering VI in conventie) zal daarom worden afgewezen.
d.
Betaalde en openstaande facturen van de notaris
4.33.
[eiser (voornaam)] meent dat de notaris te veel heeft gedeclareerd en te veel aan zichzelf heeft uitbetaald. Hij stelt daarom voor dat een eventueel terug te ontvangen bedrag aan beide partijen toekomt. Omdat [gedaagde (voornaam)] hiertegen geen verweer heeft gevoerd, zullen partijen een eventueel van de notaris terug te ontvangen bedrag bij helfte moeten delen.
Geen wettelijke rente over erfdeel [gedaagde (voornaam)]
4.34.
vindt dat [eiser (voornaam)] de afwikkeling van de nalatenschap ten onrechte heeft opgehouden. Hij vordert daarom de wettelijke rente over het bedrag waarop hij op grond van de berekening van de notaris recht heeft. De rechtbank zal deze vordering van [gedaagde (voornaam)] (vordering IV in reconventie) afwijzen. Wettelijke rente is (als aan bepaalde voorwaarden is voldaan) alleen verschuldigd in het geval van vertraging in de nakoming van een verbintenis tot betaling van een geldsom. Op [eiser (voornaam)] rust geen verbintenis tot betaling van een geldsom. Het gaat hier om een verdeling van een gemeenschap, nadat daaruit de prelegaten zijn voldaan.
Belastingaanslagen
4.35.
Tot slot vordert [eiser (voornaam)] dat [gedaagde (voornaam)] wordt veroordeeld om gedocumenteerd te laten zien dat de belastingaanslagen zijn voldaan (vordering IX in conventie). De rechtbank zal deze vordering afwijzen, want [eiser (voornaam)] heeft onvoldoende duidelijk gemaakt om welke belastingaanslagen het gaat.
Proceskosten
4.36.
Gelet op de familierelatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie en reconventie
5.1.
gelast de wijze van verdeling van de nalatenschap van erflaatster als vermeld in 4.25, 4.26, 4.28, 4.32 en 4.33;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.
Bijlage: vorderingen van partijen
in conventie
[eiser (voornaam)] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde (voornaam)] veroordeelt om op eerste verzoek van [eiser (voornaam)] zijn medewerking – in de breedste zin van het woord - te verlenen aan (i) opening van een bankrekening ten name van [eiser (voornaam)] en [gedaagde (voornaam)] bij een door [eiser (voornaam)] te bepalen bancaire instelling, en (ii) het doen van een eenstemmig verzoek aan mr. [A] althans zijn ambtsgenoot c.q. opvolger om de nalatenschapsgelden over te maken op deze bankrekening, zulks met bepaling dat [eiser (voornaam)] en [gedaagde (voornaam)] slechts tezamen en op eenstemmig verzoek gerechtigd zijn tot het doen van betalingsverzoeken van deze rekening, met machtiging van [eiser (voornaam)] om, bij gebreke van nakoming door [gedaagde (voornaam)] binnen 14 dagen na datum betekening vonnis, zelf datgene te bewerkstelligen waartoe nakoming door [gedaagde (voornaam)] zou hebben geleid, althans in die zin dat [eiser (voornaam)] in dat geval gerechtigd is tot het doen openen van een bankrekening op zijn naam, waarbij het vonnis in de plaats treedt van de door [gedaagde (voornaam)] vereiste medewerking c.q. goedkeuring;
II. bepaalt dat, zolang de verdeling van de nalatenschap van erflaatster niet is vastgesteld of de wijze van verdeling daarvan is gelast, de sieraden van de nalatenschap die thans in bewaring zijn bij mr. [A] althans zijn ambtsgenoot c.q. opvolger in bewaring dienen te worden gesteld van [eiser (voornaam)] , met veroordeling van [gedaagde (voornaam)] om op eerste verzoek van [eiser (voornaam)] zijn medewerking - in de breedste zin van het woord - te verlenen aan het doen van een eenstemmig verzoek aan mr. [A] althans zijn ambtsgenoot c.q. opvolger tot overdracht van de sieraden aan [eiser (voornaam)] ter bewaring, met machtiging van [eiser (voornaam)] om, bij gebreke van nakoming door [gedaagde (voornaam)] binnen 14 dagen na datum betekening vonnis, zelf datgene te bewerkstelligen waartoe nakoming door [gedaagde (voornaam)] zou hebben geleid, althans in die zin dat het vonnis in de plaats treedt van de door [gedaagde (voornaam)] vereiste medewerking c.q. goedkeuring;
III. bij
tussenvonnis, althans bij eindvonnis, [gedaagde (voornaam)] veroordeelt om binnen 14 dagen, althans een in goede justitie te bepalen termijn, na datum (tussen)vonnis, althans betekening (tussen)vonnis, aan [eiser (voornaam)] te verstrekken, al dan niet in kopie, althans inzage daarin te verlenen, de administratie van erflaatster, waaronder doch niet beperkt tot de bankrekeningafschriften alsmede daarmee samenhangende bescheiden van alle bankrekeningen van/ten name van erflaatster bij de bank (a) ABN AMRO Bank ( [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 2] , [rekeningnummer 3] , [rekeningnummer 4] , [rekeningnummer 5] , [rekeningnummer 6] , [rekeningnummer 7] en [rekeningnummer 8] ) vanaf 1 januari 2006 tot en met [overlijdensdatum] 2016, (b) ING Bank ( [rekeningnummer 9] , [rekeningnummer 10] en [rekeningnummer 11] ) vanaf 1 januari 2006 tot en met [overlijdensdatum] 2016, (c) Rabobank ( [rekeningnummer 12] ) vanaf 1 januari 2006 tot en met [overlijdensdatum] 2016, (d) Credit Suisse (Credit Suisse rekeningnummer [rekeningnummer 13] (USD), [rekeningnummer 14] ) vanaf 1 januari 2006 tot en met [overlijdensdatum] 2016, (e) [.] (voorheen [..] ), rekeningnummer [rekeningnummer 15] , vanaf 1 januari 2006 tot en met 27 september 2007 en 1 april 2009 tot en met [overlijdensdatum] 2016 en (f) Kantonalbank (Kantonalbank, rekeningnummer [rekeningnummer 16] ) vanaf 1 januari 2006 tot en met [overlijdensdatum] 2016, zulks alles op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag of dagdeel dat [gedaagde (voornaam)] daartoe in gebreke blijft;
IV. bij
tussenvonnis, althans bij eindvonnis, [gedaagde (voornaam)] veroordeelt om binnen 14 dagen, althans een in goede justitie te bepalen termijn, na datum (tussen)vonnis, althans betekening (tussen)vonnis, volledig en gedocumenteerd met foto's aan [eiser (voornaam)] schriftelijke opgave te doen van de goederen - bestaande uit onder meer roerende zaken en sieraden - van de nalatenschap die hij onder zich heeft en/of waarvan hij meent dat hij deze bij wijze van schenking of materiële bevoordeling bij leven van erflaatster heeft verkregen, dit laatste onder opgave van de datum van de schenking of materiële bevoordeling en bewijsstukken, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per onderdeel, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, per dag of dagdeel dat [gedaagde (voornaam)] daartoe in gebreke blijft;
V. bij
tussenvonnis, althans bij eindvonnis, verklaart voor recht dat door erflaatster aan [gedaagde (voornaam)] een appartement aan het adres [straat 2] [nummer] te [postcode] [plaats] te Zwitserland is geschonken c.q. dat door erflaatster aan [gedaagde (voornaam)] een bedrag is geschonken gelijk aan de waarde per [overlijdensdatum] 2016 van het voornoemde appartement te Zwitserland;
VI. bij
tussenvonnis, althans bij eindvonnis, overgaat tot benoeming van een deskundige tot taxatie van de goederen van de nalatenschap, waaronder het door erflaatster aan [gedaagde (voornaam)] geschonken appartement te Zwitserland aan het adres [straat 2] [nummer] te [postcode] [plaats] , tegen de huidige marktwaarde (wat betreft de goederen van de nalatenschap), althans per [overlijdensdatum] 2016 (wat betreft het appartement te Zwitserland), met dien verstande dat de hiermee samenhangende kosten ten laste komen van de nalatenschap, zulks met veroordeling van [gedaagde (voornaam)] bij tussenvonnis, althans bij eindvonnis, om binnen 14 dagen, althans een in goede justitie te bepalen termijn, na datum (tussen)vonnis, althans betekening (tussen)vonnis, om op eerste verzoek van de deskundige zijn medewerking, in de breedste zin van het woord, te verlenen aan uitvoering van deze taxatie, zulks op straffe van een dwangsom van
€ 5.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, per dag of dagdeel dat [gedaagde (voornaam)] daarmee in gebreke blijft;
VII. bij
tussenvonnis, althans bij eindvonnis, [gedaagde (voornaam)] veroordeelt om binnen 14 dagen, althans een in goede justitie te bepalen termijn, na datum (tussen)vonnis, althans betekening (tussen)vonnis, volledig en gedocumenteerd opgave te doen aan [eiser (voornaam)] van de aan hem en zijn staken gedane schenkingen en overige materiele bevoordelingen door erflaatster in de periode vanaf 1 januari 2006 tot [overlijdensdatum] 2016;
VIII. voor recht verklaart dat [eiser (voornaam)] een (pre)legaat toekomt, zulks onder vaststelling van de omvang en geldelijke waarde van dat (pre)legaat, en met veroordeling van de nalatenschap van erflaatster om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser (voornaam)] te betalen het in rechte vast te stellen bedrag aan (pre)legaat, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 september 2016, althans een in goede justitie te bepalen ingangsmoment, tot aan de dag der algehele voldoening, en - voor zover de geldelijke omvang van de betalingsverplichting uit (pre)legaat het bedrag van € 591.347,47, althans een in goede justitie te bepalen bedrag overstijgt - [gedaagde (voornaam)] te veroordelen om het meerdere van dit bedrag in te brengen in c.q. te betalen aan de nalatenschap van erflaatster binnen 14 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis;
IX. [gedaagde (voornaam)] veroordeelt om binnen 14 dagen, althans een in goede justitie te bepalen termijn, na datum (tussen)vonnis, althans betekening (tussen)vonnis, volledig en gedocumenteerd aan [eiser (voornaam)] mede te delen of reeds (voorlopige dan wel definitieve) belastingaanslagen zijn voldaan;
X. de verdeling van de nalatenschap van erflaatster vaststelt, primair op de wijze zoals door [eiser (voornaam)] geschetst in de dagvaarding, althans op een in goede justitie te bepalen wijze, met vaststelling van de overbedelingsschuld en onderbedelingsvordering, althans de wijze van verdeling te gelasten;
XI. [gedaagde (voornaam)] veroordeelt in de kosten van deze procedure, inclusief het (na)salaris advocaat.
in reconventie
[gedaagde (voornaam)] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de verdeling van de nalatenschap van erflaatster vaststelt volgens productie 11, waarbij aan [gedaagde (voornaam)] € 335.195,26 toekomt;
II. verklaart voor recht, dat een bedrag van tussen € 15.000,- en € 25.000,- nader aan te tonen door middel van geschriften, moet worden betrokken bij de verdeling van de nalatenschap van erflaatster;
III. [eiser (voornaam)] gebiedt binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis notaris [K] te berichten, dat deze € 335.195,26 moet uitbetalen aan [gedaagde (voornaam)] te vermeerderen met het bedrag als bedoeld sub II, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag of gedeelte daarvan, dat [eiser (voornaam)] na die 14 dagen ter zake in gebreke blijft;
IV. [eiser (voornaam)] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde (voornaam)] te voldoen de wettelijke rente over het bedrag van € 335.195,26 vanaf 18 juli 2017 tot aan 1 juli 2023 bedragende € 41.944,30 en daarna € 20,67 per dag alsmede de wettelijke rente over het sub II bedoeld bedrag, vanaf het moment van instellen van betreffende eis, alles tot het moment van uiteindelijke uitbetaling door notaris [K] ;
V. inzake de roerende goederen bepaalt, dat:
a. de sieraden en schilderijen, als genoemd in de punten 41 en 42 hierboven, door partijen dienen te worden verdeeld binnen, uiterlijk, 1 maand na het in dezen te wijzen vonnis,
b. bij gebreke daarvan, deze zullen worden getaxeerd door een door partijen gezamenlijk, uiterlijk binnen 2 weken daarna te benoemen taxateur;
c. wanneer partijen hierover geen overeenstemming mochten kunnen bereiken, zij elk, binnen, uiterlijk, 1 week weer daarna, een taxateur benoemen, die samen meteen een derde taxateur benoemen,
d. alles op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag of gedeelte daarvan, dat een der partijen niet binnen de sub c bedoelde week een taxateur benoemt;
VI. [eiser (voornaam)] veroordeelt in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen die van enig gelegd beslag en inclusief de nakosten volgens tarief ingeval wel/niet betekening en met de bepaling, dat de wettelijke rente daarover zal zijn verschuldigd vanaf 5 werkdagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.