ECLI:NL:RBMNE:2024:5266

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
C/16/579541 / JE RK 24-1323 en C/16/579543 / JE RK 24-1324
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing van minderjarigen na spoeduithuisplaatsing met positieve ontwikkelingen

Op 14 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming over de uithuisplaatsing van drie minderjarigen. De zaak betreft de verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], die eerder met spoed uit huis zijn geplaatst vanwege zorgen over het alcoholgebruik van de moeder en de onveilige thuissituatie. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 2 september 2024, maar heeft ook aangegeven dat er positieve ontwikkelingen zijn in de situatie van de ouders. De ouders hebben hulp gezocht voor hun problemen en zijn bereid om samen in relatietherapie te gaan. De gezinsvoogdijinstantie (GI) is bezig met het opstellen van veiligheidsvoorwaarden voor de terugplaatsing van de kinderen naar huis. De kinderrechter benadrukt het belang van een snelle terugplaatsing van de kinderen, zodat zij in hun vertrouwde omgeving naar school kunnen gaan. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de kinderrechter de positieve ontwikkelingen van de ouders in overweging heeft genomen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers: C/16/579541 / JE RK 24-1323 en C/16/579543 / JE RK 24-1324
Datum uitspraak: 14 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een vervolg spoeduithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Midden-Nederland, hierna: de Raad
gevestigd in Utrecht,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2021 in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2020 in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2017 in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder], hierna: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. L.C. de Jong,
[(stief)vader], hierna: de (stief)vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de beschikking van 7 augustus 2024.
1.2.
Op 14 augustus 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de (stief)vader;
  • mevrouw K. Karpinska, een tolk in de Poolse taal
  • mevrouw [A] namens de Raad;
- mevrouw [B] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader hebben een relatie. Zij zijn samen de ouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [minderjarige 3] heeft een andere vader, hij is niet in beeld.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
[minderjarige 3] verblijft in een netwerkpleeggezin, bij opa en oma moederszijde (mz). [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in een pleeggezin.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft [minderjarige 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij beschikking van 7 augustus 2024 voorlopig onder toezicht gesteld tot 7 november 2024. Verder heeft de kinderrechter in deze beschikking een machtiging verleend om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een pleeggezin en [minderjarige 3] in een netwerkpleeggezin tot 21 augustus 2024. Het resterende deel van het verzoek van de Raad is aangehouden, daar moet de kinderrechter nog op beslissen.

3.De beoordeling

3.1.
De kinderrechter verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 2 september 2024. Het resterende deel van het verzoek van de Raad wijst de kinderrechter af. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij zo beslist.
3.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in hun belang. [1] De kinderen zijn op 7 augustus 2024 met spoed uit huis geplaatst, mede omdat er grote zorgen waren over het alcoholgebruik van de moeder en over de ruzies tussen de ouders waarbij de politie meerdere keren ingeschakeld moest worden. Als de moeder teveel heeft gedronken, verliest ze de controle en kan ze heel boos en agressief worden. De ouders wilden zich niet aan veiligheidsafspraken houden en gedroegen zich (verbaal) agressief naar de medewerkers van Veilig Thuis. Vanuit het kinderdagverblijf werden er zorgen gemeld over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Begin augustus 2024 verbleven de kinderen kort bij opa en oma mz, maar zij konden daar niet alle drie blijven omdat de grootouders niet voor alle kinderen tegelijk konden zorgen. [minderjarige 3] verblijft nog bij opa en oma mz en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven nu in een crisispleeggezin.
3.3.
Sinds de uithuisplaatsing hebben de ouders een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Op de zitting hebben de ouders verteld dat zij begrijpen waarom de kinderen op 7 augustus 2024 met spoed uit huis geplaatst zijn. De situatie thuis was niet langer houdbaar. De moeder heeft verteld dat zij problemen heeft met alcoholgebruik. Zij heeft hiervoor hulp gezocht en op 19 augustus 2024 staat er een intake gepland bij een verslavingskliniek. Daarna zal haar behandeling starten. Ook zien de ouders in dat zij onderling problemen hebben. Hoewel zij eerst hun relatie wilden beëindigen, hebben zij nu besloten om samen hulp te zoeken. Ze zijn naar de huisarts en naar de maatschappelijk werker geweest en ze willen graag samen in relatietherapie. De ouders zijn blij met de betrokkenheid van de jeugdbeschermer. Er is een goede samenwerking. De jeugdbeschermer bevestigt dit ook. De ouders hebben zich vanaf het moment van de uithuisplaatsing enorm ingezet en werken goed mee. De jeugdbeschermer vindt het positief dat de ouders inzicht tonen in de problematiek die speelt en dat zij hier open en eerlijk over kunnen vertellen. Ook vindt de jeugdbeschermer het positief dat de moeder hulp heeft gezocht voor haar alcoholprobleem en dat de ouders in relatietherapie gaan.
3.4.
Vanwege de positieve ontwikkelingen vindt de GI het belangrijk dat de kinderen zo snel mogelijk weer thuis geplaatst worden, het liefst vanaf het moment dat de kinderen weer naar school en de peuterspeelzaal gaan (op 26 augustus 2024). De afstand tussen het huis van het pleeggezin waar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nu verblijven en de school en de peuterspeelzaal is te groot. Als de kinderen niet rond 26 augustus 2024 thuis worden geplaatst, zal ter overbrugging een tijdelijke school en peuterspeelzaal gezocht moeten worden, wat opnieuw een wisseling voor de kinderen zal betekenen. Dat vindt de GI niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Bovendien is het op dit moment nog onduidelijk hoe lang [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het huidige pleeggezin kunnen blijven. Op het moment van plaatsing is toegezegd dat de kinderen daar drie weken konden blijven en er is nog geen duidelijkheid of deze termijn verlengd kan worden. Het zou niet goed zijn voor de kinderen als zij nu nog een keer overgeplaatst zouden worden naar een ander pleeggezin.
3.5.
De GI is nu bezig om met de ouders veiligheidsvoorwaarden op te stellen zodat de thuisplaatsing van [minderjarige 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zo goed mogelijk kan verlopen. Op de momenten dat de kinderen naar school of naar de peuterspeelzaal zijn, kunnen de ouders met hun eigen hulpverlening aan de slag. ‘s Middags als de kinderen uit school komen, zal de vader ook thuis zijn om de moeder te ondersteunen in de zorg voor de kinderen. Daarnaast komt er iedere week iemand bij de ouders thuis om te helpen met het huishouden. De GI verwacht dat de komende periode niet makkelijk zal zijn voor de ouders, maar de GI heeft er vertrouwen in dat de ouders zich zullen blijven inzetten voor de kinderen. Bovendien is er veel zicht op de kinderen vanuit de school en de peuterspeelzaal. Zodra er signalen zijn dat het niet goed gaat met de kinderen, kunnen zij dit direct terugkoppelen aan de GI en dan kan de GI ingrijpen als dat nodig is.
3.6.
De Raad heeft op de zitting aangegeven dat zij het niet in het belang van de kinderen vindt om (mogelijk) overgeplaatst te worden naar een nieuw pleeggezin. De kinderen kunnen dan beter naar huis gaan. Het is dan aan de GI om hun veiligheid goed te blijven monitoren.
3.7.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen tot 2 september 2024. Net als de GI vindt de kinderrechter het in het belang van de kinderen dat de uithuisplaatsing zo kort mogelijk duurt. Hoewel er grote zorgen zijn, vindt de kinderrechter het positief dat de ouders hierop kunnen reflecteren en dat zij hulpverlening hebben ingeschakeld en accepteren. De kinderrechter vindt het wel nodig om de machtiging tot uithuisplaatsing kort te verlengen. Deze verlenging geeft de GI de tijd om goede veiligheidsvoorwaarden op te stellen met de ouders en om de thuisplaatsing van de kinderen zo goed mogelijk te laten verlopen. Als de GI van mening is dat de kinderen eerder dan 2 september naar huis kunnen, hoeft de GI niet te wachten tot 2 september. De kinderrechter geeft de GI mee dat zij het van belang acht dat de kinderen in hun vertrouwde omgeving naar school en naar de opvang kunnen.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 21 augustus 2024 tot 2 september 2024;
4.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 3] in een netwerkpleeggezin met ingang van 21 augustus 2024 tot 2 september 2024;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het overige of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024 door mr. M.W.V. van Duursen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S. Clement als griffier, en op schrift gesteld op 14 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.