Op 20 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. De zaak werd behandeld naar aanleiding van een verzoek van De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader van [minderjarige] niet meer betrokken is in zijn leven en dat zijn gezag inmiddels is beëindigd. De moeder is vanaf 20 augustus 2024 alleen belast met het gezag over [minderjarige]. Tijdens de zitting op dezelfde datum was de vader niet aanwezig, ondanks dat hij correct was opgeroepen. De GI heeft bevestigd dat er geen zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de moeder en dat alle doelen die voor haar in het kader van de ondertoezichtstelling zijn gesteld, zijn behaald.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat niet langer voldaan is aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De zorgen die er nog waren, betroffen uitsluitend de vader, die in het afgelopen jaar geen betrokkenheid heeft getoond. De kinderrechter heeft geoordeeld dat een verlenging van de ondertoezichtstelling feitelijk niets zal toevoegen, gezien de huidige situatie en de betrokkenheid van de moeder. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen en benadrukt dat de moeder in staat is om contact te herstellen met de vader, indien dit veilig is voor [minderjarige]. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 27 augustus 2024.