ECLI:NL:RBMNE:2024:5263

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
559157
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de nietigheid van een beding in de leveringsakte betreffende netbeheerkosten voor een recreatienet

In deze zaak hebben de Kaveleigenaren, bestaande uit meerdere eisers, een vordering ingesteld tegen [gedaagde sub 1] B.V. met betrekking tot de betaling van netbeheerkosten voor een recreatienet. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 4 september 2024 uitspraak gedaan in deze civiele zaak. De rechtbank oordeelde dat op basis van artikel 4 lid 3 van de leveringsakte de eisers verplicht waren om een netbeheervergoeding te betalen aan de gedaagde voor de aanleg en instandhouding van het recreatienet. Echter, de rechtbank heeft vastgesteld dat dit beding nietig is, waardoor de eisers deze vergoeding onverschuldigd hebben betaald, tenzij de vergoeding redelijk was ter compensatie van de werkelijke kosten die de gedaagde maakte voor de aanleg en instandhouding van het recreatienet. De gedaagde heeft onvoldoende onderbouwd dat de kosten redelijk waren, waardoor de rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde de dubbele netbeheerkosten aan de eisers moet terugbetalen.

De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van de Kaveleigenaren toegewezen, die in totaal € 7.411,27 bedragen. De gedaagde is verplicht om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de nietigheid van de bepalingen in de leveringsakte in te schrijven in de openbare registers, op straffe van een dwangsom. Daarnaast moet de gedaagde medewerking verlenen aan de realisatie van een eigen gas- en elektriciteitsaansluiting voor de Kaveleigenaren op het elektriciteitsnet van Liander. De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld tot terugbetaling van de dubbele netbeheerkosten die de Kaveleigenaren hebben betaald, met een totaalbedrag van € 103.306,35, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/559157 / HA ZA 23-439
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] (KAVEL [nummeraanduiding 1] ),

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres sub 2] (KAVEL [nummeraanduiding 1] ),
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[eiser sub 3] (KAVEL [nummeraanduiding 2] ),
wonende te [woonplaats 2] ,
4.
[eiser sub 4] (KAVEL [nummeraanduiding 3] ),
wonende te [woonplaats 1] ,
5.
[eiseres sub 5] (KAVEL [nummeraanduiding 3] ),
wonende te [woonplaats 1] ,
6.
[eiseres sub 6] (KAVEL [nummeraanduiding 4] ),
wonende te [woonplaats 3] ,
7.
[eiseres sub 7] (KAVEL [nummeraanduiding 5] ),
wonende te [woonplaats 4] ,
8.
[eiser sub 8] (KAVEL [nummeraanduiding 6] ),
wonende te [woonplaats 5] ,
9.
[eiseres sub 9] (KAVEL [nummeraanduiding 6] ),
wonende te [woonplaats 5] ,
10.
[eiser sub 10] (KAVEL [nummeraanduiding 7] ),
wonende te [woonplaats 2] ,
11.
[eiseres sub 11] (KAVEL [nummeraanduiding 7] ),
wonende te [woonplaats 2] ,
12.
[eiser sub 12] (KAVEL [nummeraanduiding 8] ),
wonende te [woonplaats 2] ,
13.
[eiseres sub 13] (KAVEL [nummeraanduiding 8] ),
wonende te [woonplaats 2] ,
14.
[eiser sub 14] (KAVEL [nummeraanduiding 9] ),
wonende te [woonplaats 2] ,
15.
[eiser sub 15] (KAVEL [nummeraanduiding 10] ),
wonende te [woonplaats 6] ,
16.
[eiseres sub 16] (KAVEL [nummeraanduiding 10] ),
wonende te [woonplaats 6] ,
17.
[eiser sub 17] (KAVEL [nummeraanduiding 11] ),
wonende te [woonplaats 1] ,
18.
[eiseres sub 18] (KAVEL [nummeraanduiding 11] ),
wonende te [woonplaats 1] ,
19.
[eiser sub 19] (KAVEL [nummeraanduiding 12] ),
wonende te [woonplaats 2] ,
20.
[eiseres sub 20] (KAVEL [nummeraanduiding 12] ),
wonende te [woonplaats 2] ,
21.
[eiser sub 21] (KAVEL [nummeraanduiding 13] ),
wonende te [woonplaats 7] ,
22.
[eiseres sub 22] (KAVEL [nummeraanduiding 13] ),
wonende te [woonplaats 8] ,
23.
[eiser sub 23] (KAVEL [nummeraanduiding 14] ),
wonende te [woonplaats 6] ,
24.
[eiser sub 24] (KAVEL [nummeraanduiding 15] ),
wonende te [woonplaats 2] ,
25.
[eiseres sub 25] (KAVEL [nummeraanduiding 15] ),
wonende te [woonplaats 2] ,
26.
[eiser sub 26] (KAVEL [nummeraanduiding 16] ),
wonende te [woonplaats 9]
27.
[eiseres sub 27] (KAVEL [nummeraanduiding 16] )
wonende te [woonplaats 9]
28.
[eiseres sub 28] (KAVEL [nummeraanduiding 17] )
wonende te [woonplaats 2] ,
29.
[eiseres sub 29] (KAVEL [nummeraanduiding 18] )
wonende te [woonplaats 2]
30.
[eiseres sub 30] (KAVEL [nummeraanduiding 19] )
wonende te [woonplaats 10] ,
31.
[eiseres sub 31] (KAVEL [nummeraanduiding 20] )
wonende te [woonplaats 2] ,
32.
[eiser sub 32] (KAVEL [nummeraanduiding 21] )
wonende te [woonplaats 2] ,
33.
[eiseres sub 33] (KAVEL [nummeraanduiding 21] )
wonende te [woonplaats 2] ,
34.
[eiser sub 34] (KAVEL [nummeraanduiding 22] )
wonende te [woonplaats 2] ,
35.
[eiseres sub 35] (KAVEL [nummeraanduiding 22] )
wonende te [woonplaats 2] ,
36.
[eiser sub 36] (KAVEL [nummeraanduiding 23] )
wonende te [woonplaats 2] ,
37.
[eiseres sub 37] (KAVEL [nummeraanduiding 23] )
wonende te [woonplaats 2] ,
38.
[eiser sub 38] (KAVEL [nummeraanduiding 24] )
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen ‘de Kaveleigenaren’ en afzonderlijk ‘de Kaveleigenaar’,
advocaat: mr. K.M. Kole,
tegen

1.[gedaagde sub 1] B.V.,

te [vestigingsplaats] ,
gedaagde sub 1 wordt hierna genoemd: [gedaagde sub 1] ,
advocaat: mr. T.J. van Veen.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
− het tussenvonnis van 14 februari 2024,
− het herstelvonnis van 27 maart 2024,
− de akte van [gedaagde sub 1] van 10 april 2024
− de akte van Kaveleigenaren van 8 mei 2024,
− de akte van [gedaagde sub 1] van 5 juni 2024.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft in haar (herstelde) tussenvonnis van 14 februari 2024 en 27 maart 2024 geoordeeld dat de Kaveleigenaren geen vordering meer hebben op gedaagde sub 2 ( [gedaagde sub 2] ) en dat artikel 4 van de leveringsakte een nietig beding is. Artikel 4 van de leveringsakte verplichtte de Kaveleigenaren om gas en elektriciteit af te nemen van het recreatienet van [gedaagde sub 1] tegen vooraf vastgestelde tarieven. Op grond van artikel 4 lid 3 van de leveringsakte, waren de Kaveleigenaren verplicht om afzonderlijke netbeheerkosten (naast de reguliere netbeheerkosten – de kosten die [gedaagde sub 1] betaalt aan Liander –) te betalen voor het recreatienet van € 26,00 per maand (prijspeil 2000). Vanwege de nietigheid van dit beding heeft de rechtbank in het (herstelde) tussenvonnis vastgesteld dat de Kaveleigenaren deze ‘dubbele netbeheerkosten’ in beginsel onverschuldigd hebben betaald. Naar het oordeel van de rechtbank had [gedaagde sub 1] echter wel recht op betaling van een redelijke vergoeding voor het faciliteren van de energielevering. Om vast te stellen of de ‘dubbele netbeheerkosten’ redelijk zijn ter vergoeding van de werkelijke kosten van [gedaagde sub 1] voor de aanleg en het beheer van het recreatienet, is [gedaagde sub 1] in de gelegenheid gesteld om een inschatting te maken van al haar kosten en opbrengsten (in lijn met artikel 15 Elektriciteitswet) over 2023 (het vorige kalenderjaar).
2.2.
Na het tussenvonnis zijn door partijen diverse aktes met bijbehorende producties genomen, waarin door beide partijen toelichting is gegeven op de kosten en opbrengsten ten aanzien van de aanleg en het beheer van het recreatienet.
2.3.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de ‘dubbele netbeheerkosten’ niet redelijk zijn ter vergoeding van de werkelijke kosten die [gedaagde sub 1] maakt voor de instandhouding van het recreatienet. Dat betekent dat de vordering van de Kaveleigenaren tot terugbetaling van de dubbele netbeheerkosten aan de afzonderlijke Kaveleigenaren (als gevorderd onder vi en vii in de akte wijziging van eis van de Kaveleigenaren), wordt toegewezen.
Reguliere netbeheerkosten- en opbrengsten
2.4.
Als onbetwist staat vast dat [gedaagde sub 1] in 2023 € 7.518,- (excl. btw) aan Liander betaalde voor een grootverbruikaansluiting. Hoewel [gedaagde sub 1] dit niet als kostenpost heeft aangevoerd, horen deze kosten naar het oordeel van de rechtbank wel bij de instandhouding van het recreatienet. Via de grootverbruikaansluiting (het centrale punt op het recreatiepark) wordt de energie immers geleverd aan de afzonderlijke Kaveleigenaren.
2.5.
[gedaagde sub 1] heeft ook niet weersproken dat zij in 2023 € 15.512,32 (excl. btw) van de Kaveleigenaren gezamenlijk ontving ter bekostiging van de reguliere netbeheerkosten (van € 7.518,-). [gedaagde sub 1] brengt namelijk het kleinverbruikerstarief van € 484,76 excl. btw per Kaveleigenaar (per jaar) in rekening. Met deze opbrengst houdt de rechtbank ook rekening.
Btw
2.6.
[gedaagde sub 1] heeft de kostenposten inclusief btw opgevoerd. De rechtbank laat de btw-kosten echter buiten beschouwing. [gedaagde sub 1] is btw-plichtig en kan als zodanig de btw verrekenen, zodat deze kosten niet ten laste van [gedaagde sub 1] komen.
Netbeheerkosten recreatienet
2.7.
[gedaagde sub 1] voert aan dat de jaarlijkse kosten van het recreatienet (over het jaar 2023) worden opgesplitst in twee categorieën: (i) de kosten in verband met de aanleg van het recreatienet, te vertalen in afschrijvingskosten, en (ii) de jaarlijks variabele kosten.
(i)
Afschrijvingskosten
2.8.
De afschrijvingskosten bestaan volgens [gedaagde sub 1] uit de volgende posten:
  • Btw € 23.759,71
  • Aanschafkosten recreatienet € 84.928,78
  • Graafwerkzaamheden voor aanleg kabels en leidingen € 32.965,66
  • Egalisatiewerkzaamheden € 1.444,00
  • Verplaatsing gasaansluiting € 712,70
  • Terreinverlichting en plaatsen gemaal € 5.000,00
____________
Totaal € 148.810,85
2.9.
De Kaveleigenaren betwisten de (hoogtes van) verschillende kostenposten. De rechtbank zal hierna per kostenpost vaststellen welk bedrag in redelijkheid kan worden toegerekend aan de werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van het recreatienet.
Btw
2.10.
Zoals vastgesteld onder randnummer 2.4 laat de rechtbank de btw-kosten buiten beschouwing.
Aanschafkosten recreatienet
2.11.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de Kaveleigenaren dat de kosten voor de aanschaf van het recreatienet niet ten laste zijn gekomen van [gedaagde sub 1] . Dat uit de notariële akte en de jaarrekening niet blijkt dat het recreatienet op naam van [gedaagde sub 1] staat, betekent niet dat de kosten niet ten laste van [gedaagde sub 1] zijn gekomen. De facturen (van de aanschaf van het recreatienet) zijn in elk geval gericht aan [gedaagde sub 2] en gericht aan hetzelfde adres als het vestigingsadres van [gedaagde sub 1] . Het is ook niet gebleken dat de kosten voor het recreatienet al verdisconteerd zijn in de koopprijs. De tekst uit de verkoopadvertentie biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. De Kaveleigenaren hebben onvoldoende gemotiveerd betwist dat het recreatienet ten laste van [gedaagde sub 1] is gekomen. Volgens [gedaagde sub 1] bedragen de aanschafkosten van het recreatienet € 84.928,78. De Kaveleigenaren hebben dat niet betwist. De rechtbank stelt dan ook vast dat de aanschafkosten van het recreatienet € 84.928,78 bedragen.
Graafwerkzaamheden voor aanleg kabels en leidingen
2.12.
[gedaagde sub 1] stelt dat er graafwerkzaamheden zijn verricht bij de aanleg van het recreatienet voor het leggen van kabels en leidingen. [gedaagde sub 1] heeft 15 facturen overgelegd van [onderneming 1] , die de graafwerkzaamheden heeft verricht. De werkzaamheden hadden naast de aanleg van kabels en leidingen ten behoeve van het recreatienet, ook betrekking op de aanleg van wegen en riolering. [gedaagde sub 1] schat daarom dat 15% van de totaalsom van de facturen van € 219.771,08 is toe te rekenen aan de graafwerkzaamheden ten behoeve van de aanleg voor het recreatienet.
2.13.
De rechtbank stelt vast dat de totaalsom van de facturen niet € 219.771,08, maar € 213.095,85 bedraagt. Anders dan de Kaveleigenaren stellen acht de rechtbank een bedrag van 15% van de totaalsom van € 213.095,85 redelijk. Vast staat dat de graafwerkzaamheden nodig waren. [gedaagde sub 1] heeft bovendien een groot deel van de kosten buiten beschouwing gelaten, omdat de werkzaamheden niet direct zien op de aanleg van het recreatienet en [gedaagde sub 1] als opdrachtgever beter in staat is te begroten welk percentage ziet op graafwerk dan de Kaveleigenaren. De kosten voor graafwerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van het recreatienet stelt de rechtbank dan ook vast op (15% x € 213.095,85 =) € 31.964,37.
Egalisatiewerkzaamheden
2.14.
[gedaagde sub 1] stelt dat de kosten voor egalisatiewerkzaamheden (van € 1.444,-) zijn gemaakt ten behoeve van de aanleg van het recreatienet (productie 26 bij akte 10 april 2024). Uit de factuur valt niet op te maken dat de kosten zien op de aanleg van het recreatienet. Het ligt meer voor de hand dat de werkzaamheden te maken hebben met de bouw en aanleg van het bungalowpark zelf en niet met het recreatienet. Omdat een nadere toelichting van [gedaagde sub 1] ontbreekt, neemt de rechtbank deze kosten niet mee bij de begroting van de aanschafkosten van het recreatienet.
Verplaatsing gasaansluiting
2.15.
[gedaagde sub 1] stelt dat er in verband met de aanleg van het recreatienet een gasaansluiting is verplaatst door Liander. De kosten daarvoor bedroegen € 712,70. Deze kostenpost hebben de Kaveleigenaren niet betwist. De rechtbank stelt dan ook vast dat de deze kosten van € 712,70 zijn gemaakt ten behoeve van de aanleg van het recreatienet.
Terreinverlichting en plaatsen gemaal
2.16.
[gedaagde sub 1] stelt dat de kosten voor terreinverlichting en plaatsen van het gemaal (van € 5.000,-) ook kosten zijn die samenhangen met de aanleg van het recreatienet. Deze kosten laat de rechtbank echter buiten beschouwing. Onbetwist hebben de Kaveleigenaren namelijk aangevoerd dat [gedaagde sub 1] deze kosten jaarlijks apart factureert aan de Belangenvereniging [naam recreatiepark] . Ter onderbouwing hebben de Kaveleigenaren een afschrift van de jaarafrekening van de Belangenvereniging [naam recreatiepark] overgelegd (productie 35 van de Kaveleigenaren).
Afschrijvingstermijn
2.17.
Partijen zijn verdeeld over de vraag welke afschrijvingstermijn gehanteerd moet worden ten aanzien van het recreatienet. Met de Kaveleigenaren is de rechtbank van oordeel dat een afschrijvingstermijn van 50 jaar moet worden gehanteerd. Dit volgt namelijk uit de regulatorische accountingsregels van de ACM (productie 34 van Kaveleigenaren). Daarin is bepaald dat een termijn van 50 jaar gangbaar is voor afschrijving van alle verbindingen, aansluitingen en installaties. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarvan af te wijken. De afschrijvingstermijn is een objectief gegeven, die samenhangt met de technische levensduur van de af te schrijven goederen. Dat de verplichting om het recreatienet van [gedaagde sub 1] af te breken de gebruiksduur van het recreatienet feitelijk inkort – zoals [gedaagde sub 1] aanvoert – betekent daarom niet dat de afschrijvingstermijn wordt bekort. [gedaagde sub 1] heeft ook niet het standpunt ingenomen dat zij – als het recreatienet niet hoefde te worden afgebroken – op korte termijn het recreatienet ook had vervangen. Volgens [gedaagde sub 1] is de energietransitie ook van invloed op de afschrijvingstermijn, zodat 50 jaar niet meer redelijk is. Maar ook die stelling baat [gedaagde sub 1] niet nu dit evenmin van invloed is op de technische levensduur van het net.
Totaal afschrijvingskosten
2.18.
Concluderend stelt de rechtbank vast dat de volgende kosten zijn gemaakt ten behoeve van de aanleg van het recreatienet:
Aanschaf recreatienet € 84.928,78
Graafwerkzaamheden € 31.964,38
Verplaatsing gas aansluiting € 712,70
____________
Totaal € 117.605,87
Gelet op de afschrijvingstermijn van 50 jaar komt dat neer op een bedrag van (€ 117.605,86 / 50 =) € 2.352,12 per jaar.
(ii)
Jaarlijks variabele kosten
2.19.
De variabele kosten bestaan volgens [gedaagde sub 1] uit de volgende posten:
  • Vervanging onderdelen € 4.147,70
  • Kosten keuring € 833,99
  • Stroomkosten bronpomp € 321,20
  • Kosten onderhoud en beheer € 4.440,00
___________
Totaal € 9.742,89
2.20.
De Kaveleigenaren betwisten de (hoogtes van) verschillende kostenposten. De rechtbank zal hierna per kostenpost vaststellen welk bedrag in redelijkheid kan worden toegerekend aan de werkzaamheden ten behoeve het onderhoud van het recreatienet.
Vervanging onderdelen
2.21.
De kosten ter vervanging van onderdelen van het recreatienet bedroegen volgens [gedaagde sub 1] in 2023 € 4.147,70. Ter onderbouwing verwijst [gedaagde sub 1] naar de facturen zoals overgelegd in productie 26.
2.22.
De factuur van [onderneming 2] ter hoogte van € 60,00 en de factuur van [onderneming 3] van € 373,85 laat de rechtbank buiten beschouwing. De Kaveleigenaren hebben voldoende betwist dat deze kosten samenhangen met het onderhoud van het recreatienet. De factuur van [onderneming 3] ziet op het waterleidingnetwerk, waarvoor [gedaagde sub 1] – zoals de Kaveleigenaren onbetwist hebben gesteld – afzonderlijk een vastrecht in rekening brengt. De factuur van [onderneming 2] zijn kosten ten behoeve van de terreinverlichting. Die kosten zien niet op het onderhoud en beheer van het recreatienet an sich.
2.23.
Ten aanzien van de overige facturen stellen de Kaveleigenaren dat de kosten niet jaarlijks gemaakt worden, zodat de kosten van die goederen moeten worden afgeschreven over de afschrijftermijn. Dat standpunt volgt de rechtbank.
2.24.
De (overige) facturen van [onderneming 2] zien op de vervanging van 8 meters. De kosten bedragen € 77,85 x 8 meters = € 622,80 (excl. btw). Volgens de Kaveleigenaren moeten de kosten daarvan afgeschreven worden in 30 jaar, gelet op de regulatorische accountingsregels van de ACM. De rechtbank ziet geen aanleiding daarvan af te wijken. Gelet op de afschrijvingstermijn van 30 jaar bedragen de kosten dus 32 x € 77,85 / 30 = € 83,04 per jaar.
2.25.
Het vorenstaande geldt ook ten aanzien van de factuur van [onderneming 4] van € 1.060,- excl. btw. De Kaveleigenaren hebben onbetwist gesteld dat die kosten ook zien op een elektriciteitsmeter. Gelet op de regulatorische accountingsregels moeten deze kosten dus ook worden afgeschreven in 30 jaar en bedragen daarom (€ 1.060,- / 12 =) € 35,33 per jaar.
2.26.
De facturen van [onderneming 5] bedragen in totaal € 753,64. Het gaat om goederen (mespatroontrekker, 19 installatiekasten van Schneider, isolerende handschoenen, gereedschapskoffer, veiligheidsbril en helm) die niet jaarlijks aangeschaft hoeven worden, zodat de kosten moeten worden over een afschrijftermijn. De Kaveleigenaren hebben onbetwist gesteld dat de afschrijvingstermijn van deze goederen 7 jaar is. De kosten bedragen daarom (€ 753,65 / 7 =) € 107,66 per jaar.
2.27.
De facturen voor de elektrisch isolerende mat, de compressor met slang, de eindkap en de steunbus bedragen in totaal € 571,06 excl. btw. Dit zijn ook goederen die niet jaarlijks aangeschaft hoeven worden, zodat de kosten moeten worden afgeschreven over een afschrijftermijn. De Kaveleigenaren hebben onbetwist gesteld dat de afschrijftermijn van deze goederen 20 jaar is. De kosten bedragen daarom (€ 571,06 / 20 =) € 28,56 per jaar.
2.28.
De kosten ter vervanging van onderdelen bedragen dus € 83,04 + € 35,33 + € 107,66 + € 28,56 = € 254,59 per jaar.
Kosten keuring elektrische installatie
2.29.
[gedaagde sub 1] stelt dat er jaarlijks keuringskosten worden gemaakt ten behoeve van het onderhoud van het recreatienet ter hoogte van € 689,25 (excl. btw, per jaar). Dat volgt volgens [gedaagde sub 1] uit de factuur van [onderneming 6] (productie 27 van [gedaagde sub 1] ). De Kaveleigenaren hebben onbetwist aangevoerd dat de keuring niet jaarlijks plaatsvindt, maar gemiddeld één keer per vier jaar. De kosten bedragen dan ook (€ 689,25 / 4 =) € 172,31 per jaar.
Stroomkosten bronpomp
2.30.
[gedaagde sub 1] stelt dat de stroomkosten voor de bronpomp van € 265,45 (excl. btw) per jaar ook worden gemaakt ten behoeve van het onderhoud en beheer van het recreatienet. Dat is onvoldoende gebleken. De Kaveleigenaren hebben onbetwist aangevoerd dat de stroomkosten van de bronpomp betrekking hebben op de levering van water, waarvoor zij al vastrecht betalen. De rechtbank laat deze kosten dus buiten beschouwing.
Kosten onderhoud en beheer
2.31.
[gedaagde sub 1] stelt 74 uur per jaar te besteden aan onderhoud en beheer van het recreatienet. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat [gedaagde sub 1] jaarlijks 74 uur besteedt aan onderhoud en beheer. Er vindt niet jaarlijks een keuring van het elektriciteitsnet en de meters plaats. Dat [gedaagde sub 1] 26 uur per jaar stand-by staat voor calamiteiten en storingen acht de rechtbank – zonder nadere toelichting – ook onwaarschijnlijk. Het is niet gebleken dat er met enige regelmaat calamiteiten en storingen zijn. Schattenderwijs acht de rechtbank het redelijk dat [gedaagde sub 1] 40 uur per jaar besteedt aan het onderhoud en het beheer van het recreatienet. De rechtbank acht een uurtarief van € 60,- te hoog, zodat zij in redelijkheid uitgaat van een uurtarief van € 50,-. Kosten van onderhoud en beheer bedragen in totaal € 50,- x 40 uur = € 2.000,-.
Totaal variabele kosten
2.32.
De variabele kosten (gebaseerd op het kalenderjaar 2023) bedragen in totaal: € 254,59 + € 172,31 + € 2.000,- = € 2.426,90 per jaar.
Conclusie
2.33.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, worden de jaarlijkse kosten en opbrengsten van [gedaagde sub 1] als volgt begroot:
Totale opbrengt (kleinverbruikerstarief € 484,76 excl. btw x 12 =) € 15.512,32
Reguliere netbeheerkosten (grootverbruikerstarief) € 7.518,77 -
Kosten recreatienet
Afschrijvingskosten € 2.352,12 -
Variabele kosten € 2.426,90 -
______________
Totaal jaarlijkse opbrengst € 3.214,53
[gedaagde sub 1] moet de dubbele netbeheerkosten terugbetalen
2.34.
De totale opbrengsten zijn dus ruim voldoende ter vergoeding van de reguliere netbeheerkosten voor gebruikmaking van het energienet van Liander én de kosten voor de aanleg, beheer en onderhoud van het recreatienet. Doordat [gedaagde sub 1] jaarlijks meer opbrengsten heeft dan kosten in verband met de instandhouding van het recreatienet, had [gedaagde sub 1] dus geen recht op de dubbele netbeheerkosten als redelijke vergoeding voor de instandhouding van het recreatienet. De dubbele netbeheerkosten zijn dus onverschuldigd betaald. Dat betekent dat [gedaagde sub 1] de dubbele netbeheerkosten – zoals gevorderd – moet terugbetalen aan de Kaveleigenaren. De vordering van de Kaveleigenaren tot terugbetaling van de ‘dubbele netbeheerkosten’ die de Kaveleigenaren aan [gedaagde sub 1] hebben betaald uit hoofde van artikel 4 lid 3 van de leveringsakte over de jaren vanaf levering perceel met recreatiewoning aan iedere Kaveleigenaar tot en met 2022 is dan ook toewijsbaar. Dit beloopt in totaal, voor alle Kaveleigenaren bij elkaar opgeteld, een bedrag van € 103.306,35.
Ook de vordering tot terugbetaling aan iedere Kaveleigenaar van de dubbele netbeheerkosten ter hoogte van € 26,- (prijspeil 2000) per maand die de Kaveleigenaren vanaf 1 januari 2023 aan [gedaagde sub 1] hebben betaald en nog zullen betalen is toewijsbaar.
2.35.
[gedaagde sub 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Kaveleigenaren worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
133,77
- griffierecht
2.277,00
- salaris advocaat
4.822,50
(2,50 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
7.411,27

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart de bepalingen in artikel 4 en artikel 7 van de leveringsakte nietig,
3.2.
verplicht [gedaagde sub 1] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de nietigheid van de bepalingen van artikel 4 en artikel 7 van de leveringsakte in te schrijven in de openbare registers, op straffe van een dwangsom aan iedere Kaveleigenaar van € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 15.000,- per Kaveleigenaar,
3.3.
beveelt dat [gedaagde sub 1] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis medewerking dient te verlenen aan de realisatie door Liander van een eigen gas- en elektriciteitsaansluiting voor de Kaveleigenaren op het elektriciteitsnet van Liander, in het bijzonder door:
a. te dulden dat Liander ten behoeve van deze aansluitingen
(graaf)werkzaamheden op de aan [gedaagde sub 1] in eigendom toebehorende percelen verricht en de kabels en leidingen in die percelen aanlegt, heeft, in stand houdt, wijzigt, uitbreidt, vervangt of wegneemt;
c. ten behoeve van Liander zakelijke rechten te vestigen op de door Liander aangebrachte werken;
d. toegang aan Liander en de door Liander in dit kader in te schakelen
(hulp)personen te verlenen; en
e. al hetgeen te doen wat redelijkerwijs van [gedaagde sub 1] verwacht mag worden voor de realisatie van de betrokken aansluitingen;
op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag, met een maximum van € 100.000,-,
3.4.
beveelt dat [gedaagde sub 1] op basis van marktconforme tarieven (op de wijze zoals dat tot nu toe plaatsvond) elektriciteit en gas doorlevert aan de Kaveleigenaren tot aan het moment waarop de nieuwe aansluitingen op het net van Liander zijn gerealiseerd;
3.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot terugbetaling van de ‘dubbele netbeheerkosten’ die de Kaveleigenaren aan [gedaagde sub 1] hebben betaald uit hoofde van artikel 4 lid 3 van de leveringsakte over de jaren vanaf levering perceel met recreatiewoning aan iedere Kaveleigenaar tot en met 2022, per Kaveleigenaar zijnde een bedrag van,
De heer [eiser sub 1] en mevrouw [eiseres sub 2] € 5.669,18
De heer [eiser sub 3] € 5.188,91
[eiser sub 4] en [eiseres sub 5] € 5.514,74
Mevrouw [eiseres sub 6] € 1.826,12
Mevrouw [eiseres sub 7] € 5.271,74
De heer [eiser sub 8] en [eiseres sub 9] € 4.439,44
De heer [eiser sub 10] en mevrouw [eiseres sub 11] € 6.010,24
De heer [eiser sub 12] en mevrouw [eiseres sub 13] € 6.036,24
De heer [eiser sub 14] € 5.798,89
De heer [eiser sub 15] en mevrouw [eiseres sub 16] € 839,68
De heer [eiser sub 17] en [eiseres sub 18] € 6.236,69
De heer [eiser sub 19] en mevrouw [eiseres sub 20] € 5.419,10
De heer [eiser sub 21] en mevrouw [eiseres sub 22] € 3.567,29
De heer [eiser sub 23] € 5.782,95
De heer [eiser sub 24] en mevrouw [eiseres sub 25] € 5.661,46
De heer [eiser sub 26] en mevrouw [eiseres sub 27] € 330,30
Mevrouw [eiseres sub 28] € 5.697,00
Mevrouw [eiseres sub 29] € 364,46
Mevrouw [eiseres sub 30] € 620,70
Mevrouw [eiseres sub 31] € 6.052,18
[eiser sub 32] en [eiseres sub 33] € 5.245,92
De heer [eiser sub 34] en mevrouw [eiseres sub 35] € 5.275,21
De heer [eiser sub 36] en mevrouw [eiseres sub 37] € 1.218,12
De heer [eiser sub 38]
€ 5.239,79
Totaal € 103.306,35
te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 27 juni 2023, tot de dag van volledige betaling,
3.6.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot terugbetaling aan iedere Kaveleigenaar van de dubbele netbeheerkosten ter hoogte van € 26,- (prijspeil 2000) per maand die de Kaveleigenaren vanaf 1 januari 2023 aan [gedaagde sub 1] hebben betaald en nog zullen betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de betaalde bedragen, te berekenen vanaf 27 juni 2023 dan wel (indien na 27 juni 2023 betaald) vanaf de datum van betaling, tot de dag van volledige betaling,
3.7.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten van € 7.411,27, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde sub 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.8.
verklaart dit vonnis wat betreft het hiervoor onder 3.2 tot en met 3.7 vermelde uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.
WD5648