ECLI:NL:RBMNE:2024:5253

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
16/173966-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van (ex-)schoonzus door verdachte met gebruik van valse sleutel

Op 4 september 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van zijn (ex-)schoonzus. De verdachte is op 20 mei 2021 de woning van de aangeefster binnengegaan met een sleutel die hij uit de tas van zijn (ex-)vrouw had gepakt. De aangeefster was verrast door de plotselinge binnenkomst van de verdachte. Ondanks haar protesten heeft de verdachte haar op de bank gegooid en verkracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn fysieke overwicht de aangeefster geen kans heeft gegeven om zich te verzetten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden.

De zaak kwam voor de rechtbank na een aangifte van de aangeefster op 1 juni 2021. De rechtbank heeft tijdens de zitting op 21 augustus 2024 de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 48 maanden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft de aangifte van de aangeefster als betrouwbaar beschouwd, ondanks het feit dat zij in 2023 is overleden en de verdediging haar niet kon ondervragen. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op DNA-onderzoek en andere getuigenverklaringen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan verkrachting, waarbij hij de aangeefster heeft gedwongen tot seksuele handelingen door gebruik te maken van geweld en een andere feitelijkheid. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de aangeefster meegewogen in de strafmaat. De verdachte is eerder veroordeeld voor huiselijk geweld, maar de rechtbank heeft geen omstandigheden gevonden die zijn strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/173966-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Y. Finani, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door mr. M.G.F. Graaf-Bosch, namens de benadeelde partij, [getuige] .

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 20 mei 2021 tot en met 21 mei 2021 in Utrecht [slachtoffer] heeft verkracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde.
Ten eerste heeft de raadsvrouw aangevoerd dat een alternatief scenario, dat zonder verdachtes medeweten zijn sperma terecht is gekomen in aangeefster, niet is uit te sluiten. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet in de woning van aangeefster is geweest en dat mogelijk is dat zijn (ex-)vrouw en haar zus, aangeefster, zijn sperma hebben ingebracht bij aangeefster.
Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaring van aangeefster moet worden uitgesloten van bewijs, omdat de verdediging geen gebruik heeft kunnen maken van het ondervragingsrecht, nu aangeefster in 2023 is overleden. Subsidiair heeft raadsvrouw gesteld zich op het standpunt gesteld dat de (betrouwbaarheid van de) aangifte met de nodige terughoudendheid moet worden bekeken, bij gebrek aan objectieve en van aangeefster onafhankelijke getuigen, camerabeelden die verdachte in de nacht van 20 op 21 mei überhaupt in het appartement van aangeefster kunnen plaatsen, niet te dateren foto’s van blauwe plekken en een niet uit te sluiten alternatief scenario met betrekking tot het DNA.
Tot slot heeft de raadsvrouw bepleit dat geen sprake is geweest van dwang.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De rechtbank komt op grond van de hierna uitgewerkte bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het feit en legt hierna uit waarom.
Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met [slachtoffer] , genummerd PL0900-2021156806-2 van 27 mei 2021, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Gisteravond, 20 mei 2021 rond 23.00 uur werd er gebeld. Plotseling stond [verdachte] , haar (ex) zwager, bij haar in huis. Hij wilde seks met haar, hij ritste zijn broek open en penetreerde haar voor. Ze heeft gezegd dat het pijn deed en dat ze niet wilde. Hij heeft gezegd "laat me mijn ding doen dan ben ik weg”. [2] Terwijl zij op de bank zat trok hij de legging en onderbroek naar beneden. Hij heeft haar op de bank geduwd, ze kon geen kant uit. Hij is groter/overweldigend. [3]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , genummerd PL0900-2021156806-7 van 1 juni 2021, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
V: Waar heeft dit strafbare feit plaatsgevonden?
A: Bij mij thuis, in [woonplaats] .
Ik hoorde de deur opengaan en de enige die mijn sleutel heeft is [getuige]
(de rechtbank begrijpt [getuige] , de zus van [slachtoffer] en (ex-)echtgenoot van verdachte).Ineens stond hij voor mij. Hij deed de rits van zijn broek naar beneden.
Een paar dagen later, toen ik mijn lijf weer begon te voelen, bleek ik twee blauwe
plekken op mijn bovenarmen te hebben en zag ik dat mijn nagels waren afgebroken.
Hij zei: “sta op!” en hij trok mij van de bank. Hij trok me naar de vide. Toen ik dat doorkreeg heb ik mij heel erg verzet. Ik zei: “dat wil ik niet, dat wil ik niet!” [4] Hij trok mij weer terug en gooide mij op de bank. En toen is hij in mij gegaan. Ik riep sowieso al de hele tijd au want het deed pijn. Toen hij anaal wilde zei ik: “nee, niet doen, auw!”. Hij is naar voren gegaan, ik bedoel weer naar vaginaal. Ik ben rond 05.00 uur
(de rechtbank begrijpt op 21 mei 2021)weer wakker geworden. Ik heb [getuige] toen geappt. [5] (…)
Hij heeft mij ook onder mijn kleding op mijn borst betast. [6]
V: Wat deed hij met zijn hand?
A: Vooral knijpen. [7]
Als bijlage bij voornoemde aangifte een WhatsApp-gesprek met [getuige]
21 mei 2021 05:01Salam [getuige] . Hier een noodoproep,
ik moet je spreken, zo snel mgl.
Schrik niet. ik ben verkracht door die
kut [verdachte] . Ik wil hem niet jouw ex noemen,
want zelfs de term ex van jouw verdient hij niet. [8]
Een proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris d.d. 8 mei 2024, opgemaakt door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van deze getuige:
Waar bewaarde je de sleutel van het appartement van [slachtoffer] ?
In mijn schoudertas in het zijvakje.
Op 21 mei kreeg ik een appje over wat er gebeurd was. Toen ik thuis was, keek ik of de sleutel in mijn tas zat. Ik zag dat de sleutel er niet in zat.
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek persoon [slachtoffer] , genummerd PL0900-2021156806-3, van 23 mei 2021, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Tijdens het onderzoek hebben wij de plaatsen waar mogelijk nog DNA van de dader achtergebleven zouden kunnen zijn met steriele wattenstaafjes uit de zedenset middels de double swap methode veiliggesteld.
De sporen op hals (spoornummer 1, nat en 2, droog), borst links (spoornummer 3, nat en 4, droog), borst rechts (spoornummer 5, nat en 6, droog), diep vaginaal (spoornummer 7) zijn veiliggesteld.
Biologisch spoor: PL0900/2021156806-166355
SIN: ZAAD2496NL
Spooromschrijving: Sperma
Wijze veiligstellen: Zedenkit. [9]
Een geschrift, te weten een afschrift van een deskundigenrapportage, forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institute van 14 oktober 2021, opgemaakt door R.G. Kwekkeboom, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Het DNA-profiel van verdachte [verdachte] , [1983] (RABQ4839NL, SKN 10403704), dient vergeleken te worden met de DNA-profielen verkregen van het sporenmateriaal.
Ontvangen sporenmateriaal: zedenkit Slachtoffer [slachtoffer] SIN ZAAD2496NL. [10] De bemonsteringen nat en droog zijn samengevoegd ten behoeve van het DNA-onderzoek.
Interpretatie DNA-resultaten
bemonstering
DNA profiel
Mogelijk donor van celmateriaal
Hals
ZAAD2496NL#01
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van twee donoren, van wie zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek met het DNA-profiel van een persoon.
Slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte] kunnen donor zijn van celmateriaal*.
Linkerborst
ZAAD2496NL#02
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van twee donoren, van wie zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek met het DNA-profiel van een persoon.
Slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte]
kunnen donor zijn van
celmateriaal*.
Rechterborst
ZAAD2496NL#03
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van twee donoren, van wie zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek met het DNA-profiel van een persoon.
Slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte]
kunnen donor zijn van
celmateriaal*
Diep vaginaal
spermafractie
ZAAD2496NL#04
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van twee
donoren, van wie zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek met het DNA-profiel van een persoon.
Slachtoffer [slachtoffer] en
verdachte [verdachte]
kunnen donor zijn van
celmateriaal.
Zie 5. Berekening van de
bewijskracht donorschap
*: een berekening van de bewijskracht van mogelijk donorschap is vooralsnog niet uitgevoerd. Zonder deze kan geen bewijswaarde verbonden worden aan het mogelijke donorschap. Mogelijk dat aanvullend onderzoek nodig is voor de berekening.
5. Berekening van de bewijskracht donorschapOm een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal van verdachte [verdachte] in de bemonstering diep vaginaal spermafractie ZAAD2496NL#04 is de likelihood -ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen.
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte] .
Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer] en een onbekende, niet verwante persoon.
De resultaten van het onderzoek aan de bemonstering zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is (likelihood ratio interval >1.000.000). [11]
Bewijsoverwegingen
Bruikbaarheid aangifte
Het scenario van het Openbaar Ministerie is onder meer gebaseerd op de aangifte. De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank constateert dat de aangifte kan worden aangemerkt als een belastende verklaring en de verdediging door het overlijden van aangeefster niet in de gelegenheid is geweest om aangeefster te ondervragen. Er is daarmee echter geen sprake van schending van het recht op een eerlijk proces, aangezien er een goede reden was om getuige niet te horen (zij was immers overleden) en de bewezenverklaring niet uitsluitend of in beslissende mate op de verklaring van aangeefster berust.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte steun vindt in andere bewijsmiddelen. Zo volgt uit het DNA-onderzoek dat bij aangeefster diep vaginaal het DNA van verdachte is aangetroffen. Daarnaast heeft aangeefster in de nacht van 20 op 21 mei 2021 een WhatsApp-bericht aan haar zus gestuurd waarin aangeefster schrijft verkracht te zijn door ‘ [verdachte] ’, de ex van haar zus [getuige]
(de rechtbank begrijpt dat aangeefster daarmee verdachte heeft bedoeld).
De rechtbank acht deze verklaring, in samenhang met het overige bewijsmateriaal en in het licht van de betwisting door de verdachte, voldoende betrouwbaar.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verdediging voldoende is gecompenseerd voor het niet kunnen horen van aangeefster. De verdediging heeft immers de mogelijkheid gehad de zus van aangeefster, [getuige] , bij de rechter-commissaris te horen en zij heeft de vragen die de verdediging had, beantwoord.
Bewijs van verkrachting
De rechtbank ziet in de redengevende feiten en omstandigheden uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen voldoende bewijs voor de tenlastegelegde verkrachting; verdachte is de woning van aangeefster binnengegaan door zonder toestemming de sleutel uit de tas van zijn (ex-)vrouw te pakken en die te gebruiken. Nadat hij plotseling in de woning voor aangeefster stond heeft hij haar op de bank gegooid en verkracht.
Voor een bewezenverklaring van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat een verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat een slachtoffer het seksueel binnendringen van het lichaam tegen zijn of haar wil heeft ondergaan en dat die dwang heeft plaatsgevonden door middel van geweld of een andere feitelijkheid, dan wel bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid. Dat het slachtoffer zich heeft verzet, is niet vereist.
In de aangifte heeft aangeefster beschreven dat verdachte haar legging en onderbroek naar beneden trok. Verdachte zei “sta op” tegen aangeefster en hij trok haar van de bank. Verdachte trok haar naar de vide, maar doordat aangeefster zich hevig verzette trok hij haar weer terug en gooide hij haar op de bank. Zodra aangeefster probeerde op te staan, pakte verdachte haar beet. Aangeefster zei: “dat wil ik niet, dat wil ik niet!” Aangeefster heeft telkens “au” gezegd. Ook riep ze: “nee, niet doen, auw”.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van dwang. Door te handelen zoals hierboven beschreven heeft verdachte opzettelijk veroorzaakt dat aangeefster de seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Mede door het fysieke overwicht van verdachte en het geweld heeft aangeefster zich niet kunnen onttrekken aan de situatie.
Alternatief scenario
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario, namelijk dat op een andere wijze het sperma van verdachte in de vagina van aangeefster is geraakt, is mede in het licht van de voorgenoemde bewijsmiddelen, niet aannemelijk geworden. Daarnaast heeft verdachte pas ter terechtzitting dit scenario geschetst; in een eerder stadium bij de politie heeft hij hier niets over verklaard. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Conclusie
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 20 mei 2021 tot en met 21 mei 2021 aangeefster heeft verkracht, zoals hierna zal worden bewezenverklaard.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 20 mei 2021 tot en met 21 mei 2021 te Utrecht,
door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte,
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en geduwd en gehouden en
- in de borst(en) van die [slachtoffer] geknepen en/of de borst(en) van die [slachtoffer] vastgepakt
waarbij hij, verdachte
- met een valse sleutel de woning van die [slachtoffer] is binnen gegaan en
- onverwachts voor die [slachtoffer] is gaan staan en zijn broek heeft opengemaakt en
- de legging en de onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en
- die [slachtoffer] op de bank heeft geduwd en die [slachtoffer] , op het moment dat zij wilde opstaan, heeft vastgepakt en/
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd “laat me mijn ding doen en dan ben ik weg en
- zonder dat daar op dat moment onder die omstandigheden ondubbelzinnig
toestemming door die [slachtoffer] voor was gegeven zijn penis onverhoeds in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en gebracht en gehouden en
- is doorgegaan met het verrichten van seksuele handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , ondanks meerdere en op verschillende momenten verbale uitingen, zoals “Nee” en “Niet doen” en “Auw”, waaruit ondubbelzinnig bleek dat die [slachtoffer] die seksuele handelingen
niet wilde ondergaan en
- die [slachtoffer] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en een afhankelijke positie heeft gebracht en gehouden en
- aldus een zodanige psychische druk heeft doen opleveren, dat die [slachtoffer] geen, in elk geval onvoldoende, weerstand kon bieden, en hier tegen geen, in elk geval onvoldoende, verzet kon bieden en zich hieraan niet kon onttrekken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Verkrachting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat aangeefster in juni 2021 aangifte van verkrachting heeft gedaan. Na ruim drie jaar wordt de zaak nu op zitting behandeld.
Verder heeft de raadsvrouw gesteld dat, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, volgens de LOVS-richtlijnen bij verkrachting met beperkte dwang een gevangenisstraf van 24 maanden op zijn plaats is. Mocht de rechtbank een straf opleggen, dan verzoekt de raadsvrouw de rechtbank om oplegging van de maximale taakstraf met daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn (ex-)schoonzus. Verdachte is laat in de avond met de sleutel van haar woning, die hij uit de tas van zijn (ex-)vrouw had gepakt, de woning van aangeefster binnengegaan. Verdachte stond plotseling voor aangeefster; zij was compleet verrast. Vervolgens heeft hij, ondanks haar protest, aangeefster op de bank gegooid en in haar eigen woning, een plek waar zij zich veilig zou moeten voelen, verkracht. Door zijn fysieke overwicht kon aangeefster geen kant op.
Door op deze manier zijn (ex-)schoonzus in haar woning te verkrachten en zonder toestemming gebruik te maken van de sleutel van die woning, heeft verdachte het vertrouwen dat zijn familie in hem stelde geschonden. Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangeefster.
Verdachte lijkt daarbij uitsluitend uit te zijn geweest op vernedering van aangeefster uit wraak voor wat eerder in de familie heeft plaatsgevonden.
Bij slachtoffers van verkrachting blijven in het algemeen lange tijd van angst en onveiligheid bestaan. Dat het een ingrijpende gebeurtenis is geweest, blijkt ook uit wat aangeefster bij de politie heeft verklaard. Zo beschrijft aangeefster dat zij last had van angstgevoelens en vanwege slaapproblemen slaapmedicatie heeft moeten innemen.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 15 juli 2024;
- een reclasseringsadvies van 15 augustus 2024, uitgebracht door B. Morre, werkzaam bij Reclassering Nederland.
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. In 2017 is hij door de rechtbank veroordeeld tot een taakstraf vanwege huiselijk geweld.
De reclassering stelt dat een dominante risicofactor de hoge mate van negatieve emotionaliteit bij verdachte is. Verdachte voelt zich misbruikt en gekrenkt door zijn expartner en deze emoties lopen als een rode draad door het onderzoek van de reclassering. Voorts ziet de reclassering gebrekkige probleemoplossende vaardigheden bij verdachte. Hij hanteert het gebruik van cannabis als copingstrategie om met (negatieve) gevoelens om te gaan en lijkt problemen in zijn leven maar matig het hoofd te kunnen bieden.
Indien verdachte wordt veroordeeld voor het hem tenlastegelegde, zijn er volgens de reclassering risicofactoren naar voren gekomen waar binnen een behandeling aan gewerkt kan worden. Niettemin ziet de reclassering geen mogelijkheden om hiervoor ambulante behandeling te indiceren, nu het onvoldoende haalbaar is om met de tussenkomst van een tolk een behandeling te bieden. Het risico op recidive wordt door de reclassering als laag ingeschat. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank neemt deze conclusie over bij het bepalen van de straf.
Redelijke termijn
Anders dan de raadsvrouw heeft gesteld is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft uit het dossier afgeleid dat aangeefster op 1 juni 2021 aangifte van verkrachting heeft gedaan. Die aangifte geldt echter niet als het moment dat vanwege de Nederlandse Staat tegenover verdachte een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat het Openbaar Ministerie hem voor die verkrachting zou vervolgen. Verdachte is pas op 13 juli 2023 door de politie verhoord. De rechtbank doet binnen veertien maanden na die datum uitspraak, namelijk op 4 september 2024. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de berechting van verdachte binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van het feit, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden. Als uitgangspunt voor verkrachting met ernstig geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden.
De rechtbank ziet aanleiding om een lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist, nu het toegepaste geweld niet als ‘ernstig’ is aan te merken en de toegepaste mate van dwang daarmee ook niet te vergelijken is.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 36 maanden passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals het artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
36 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mrs. A.A.T. Werner en S. Ourahma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A. van Loon, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 september 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode van 20 mei 2021 tot en met 21 mei 2021 te Utrecht,
althans in Nederland,
door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een
andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft/is hij,
verdachte, (telkens)
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of gehouden en/of
- in de borsten van die [slachtoffer] geknepen en/of de borsten van die [slachtoffer] vastgepakt en/of
waarbij hij, verdachte
- met een valse sleutel, althans zonder toestemming de woning van die [slachtoffer] is binnen gegaan en/of
- onverwachts voor die [slachtoffer] is gaan staan en/of zijn broek heeft opengemaakt en/of
- de broek/legging en/of de onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] op de bank geduwd en/of die [slachtoffer] , op het moment dat zij wilde opstaan, (met kracht) heeft vastgepakt en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd “laat me mijn ding doen en dan ben ik weg”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( zonder dat daar op dat moment onder die omstandigheden ondubbelzinnig
toestemming door die [slachtoffer] voor was gegeven) zijn penis onverhoeds in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of
- is doorgegaan, in elk geval niet is gestopt, met het verrichten van seksuele handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , ondanks (meerdere en op verschillende momenten) verbale uitingen, zoals “Nee” en/of “Niet doen” en/of “Auw”, in elk geval woorden van die strekking, waaruit (ondubbelzinnig) bleek dat die [slachtoffer] die seksuele handelingen
niet (meer/verder) wilde ondergaan en/of verrichten, in elk geval dat het de wil van die [slachtoffer] was dat die seksuele handelingen zouden stoppen, in ieder geval niet (langer) door zouden gaan en/of
- die [slachtoffer] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en/of een afhankelijke positie gebracht en/of gehouden en/of
- ( aldus) een zodanige psychische druk doen opleveren, in elk geval heeft doen ontstaan, dat die [slachtoffer] geen, in elk geval onvoldoende, weerstand kon bieden, in ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin die [slachtoffer] verdachte niet kon weerhouden van de door hem, verdachte, (beschreven) handelingen en/of hier tegen geen, in elk geval onvoldoende, verzet kon bieden en/of zich hieraan niet kon onttrekken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 juli 2023 (procesdossier), genummerd PL0900-2021156806, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 83. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Procesdossier, pagina 7.
3.Procesdossier, pagina 8.
4.Procesdossier, pagina 12.
5.Procesdossier, pagina 13.
6.Procesdossier, pagina 18.
7.Procesdossier, pagina 19.
8.Procesdossier, pagina 23.
9.Procesdossier, pagina 34.
10.Procesdossier, pagina 51.
11.Procesdossier, pagina 52.