ECLI:NL:RBMNE:2024:5245

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
16-131978-23; 10-236093-22 (ttz gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging zware mishandeling en verzet tegen aanhouding met bijzondere voorwaarden jeugddetentie

Op 3 september 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot zware mishandeling en verzet tegen zijn aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen op 28 mei 2023 in Soest een slachtoffer meerdere keren heeft geslagen en geschopt, terwijl het slachtoffer bewusteloos op de grond lag. De rechtbank paste het adolescentenstrafrecht toe en legde de verdachte een jeugddetentie op van 138 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht door de jeugdreclassering en ambulante behandeling. Daarnaast moest de verdachte een werkstraf van 75 uren verrichten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook schadevergoeding moest betalen aan het slachtoffer en een getuige wiens horloge was beschadigd tijdens het incident. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gevaar voor herhaling, wat leidde tot de beslissing om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-131978-23; 10-236093-22 (ttz gev.) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [2003] te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres] te [woonplaats]
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 mei 2024 (16-131978-23) en 20 augustus 2024. De inhoudelijke behandeling van beide zaken heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. de Nooij en van de standpunten van verdachte en mr. R.F. Ronday, advocaat te Mijdrecht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door [slachtoffer] , mr. F.M.M. Buijs namens de benadeelde partijen [slachtoffer] en [benadeelde] en mevrouw F.A. Konig, reclasseringswerker.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16-131978-23:
op 28 mei 2023 in Soest, samen met anderen, geprobeerd heeft [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door die [slachtoffer] in het gezicht/tegen het hoofd te schoppen en stompen, dan wel (subsidiair) samen met anderen openlijk geweld tegen die [slachtoffer] heeft gepleegd;
10-236093-22:
feit 1 in de periode van 17 tot en met 18 september 2022 in Rotterdam zich met geweld en door bedreiging met geweld tegen [buitengewoon opsporingsambtenaar 1] , [buitengewoon opsporingsambtenaar 2] , [buitengewoon opsporingsambtenaar 3] en [buitengewoon opsporingsambtenaar 4] , buitengewoon opsporingsambtenaren, tegen zijn aanhouding heeft verzet;
feit 2 in de periode van 17 tot en met 18 september 2022 in Rotterdam [buitengewoon opsporingsambtenaar 1] en [buitengewoon opsporingsambtenaar 2] heeft bedreigd;
feit 3 in de periode van 17 tot en met 18 september 2022 in Rotterdam [buitengewoon opsporingsambtenaar 1] , buitengewoon opsporingsambtenaar, heeft beledigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder primair van het parketnummer 16-131978-23 en het onder 1, 2 en 3 van het parketnummer 10-236093-22 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft daarbij gelet op de in de dossiers aanwezige bewijsmiddelen en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 16-131978-23 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat verdachte zich, al dan niet samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
De verklaringen van aangever en de diverse getuigen lopen uiteen, zijn op onderdelen tegenstrijdig en bevatten opmerkelijke verschillen. Zij verklaren onder andere wisselend en verschillend over het aantal daders, de signalementen en het aandeel van de daders in het geweld. Op basis van deze verklaringen kan daarom niet vastgesteld worden dat verdachte aangever tegen het hoofd heeft getrapt of geschopt.
Verdachte heeft verklaard dat hij aangever heeft geslagen om zichzelf te verdedigen en dat hij aangever niet heeft getrapt. Het enkel slaan van aangever is onvoldoende om te komen tot wettig en overtuigend bewijs van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde kan niet worden vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten.
Ten aanzien van de onder parketnummer 10-236093-22 ten laste gelegde feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Parketnummer16-131978-23 [1]
[slachtoffer] heeft bij de politie aangifte gedaan en het volgende verklaard:
Op 27 mei 2023 ben ik met een aantal vrienden naar het zomerfeest gegaan op de Birkstraat te Soest. Op 28 mei 2023 omstreeks 01:00 uur zijn wij met de fiets richting Soest gereden. Ongeveer 50 meter bij het tankstation vandaan (de rechtbank begrijpt: in Soest) moest ik plassen. [2] Op het moment dat ik stond te plassen zag ik dat ik werd gefilmd door een jongen met een grijze trui. Ik zag dat de jongen met de grijze trui met zijn vuist heel hard tegen mijn rechter wang sloeg. De jongen met grijze trui was met nog twee andere jongens. Ik zag en voelde dat ik meerdere klappen kreeg van de jongens. Na deze klap ben ik op de grond gevallen. Ik voelde op het moment dat ik op de grond lag dat ik een hele harde trap tegen mijn hoofd kreeg. Ik weet niet wie mij heeft geschopt tegen mijn hoofd. Ik voelde toen weer een hele erge pijn en ben out gegaan. [3]
Door huisarts [huisarts] werden op 31 mei 2023 de navolgende letsels bij [slachtoffer] waargenomen:
- bloeduitstorting rechteroog;
- schaafwond neus en voorhoofd links;
- wond aangezicht rechts;
- zwelling neus links;
- kleine wond wenkbrauw links (gelijmd).
Conclusie- licht traumatisch hoofd/hersenletsel;
- kneuzing aangezicht/kaak/neus. [4]
[getuige 1] heeft bij de politie het volgende verklaard:
Nadat het Zomerfeest aan de Birkstraat in Soest afgelopen was ging ik naar mijn vrienden die op mij stonden te wachten op het parkeerterrein van het tankstation. Ik zag dat er aan de overkant van de weg iemand op de grond lag. Dit was op zo'n 25 à 30 meter van mij af. Ik zag dat er een jongen op de grond lag en dat er jongens op hem in aan het trappen en slaan waren. Vooral heel veel trappen. Ze gingen er vol op. [5]
[getuige 2] heeft bij de politie het volgende verklaard:
Het feest eindigde op 28 mei 2023 om 01:00 uur. Ik reed iets later weg richting Soest over de Birkstraat toen ik mijn vriend [slachtoffer] (
de rechtbank begrijpt dat de getuige hier aangever [slachtoffer] bedoelt) zag staan. Ik zag dat hij werd vastgehouden door twee jongens en dat er nog een lange jongen bij stond. Ik weet de naam van de lange jongen. Hij heet " [medeverdachte 1] " (fonetisch). Ik ben er naar toe gefietst en ik zag dat [slachtoffer] klappen kreeg van alle drie de jongens. [6] Ik zag dat de lange jongen naar [slachtoffer] liep. Ik zag [slachtoffer] toen op de grond liggen. Ik zag dat de lange jongen op [slachtoffer] begon in te slaan met zijn vuisten en dat hij begon te trappen tegen het hoofd van [slachtoffer] . Ik zag dat de andere twee jongens ook op [slachtoffer] in aan het slaan en trappen waren. Ik zag dat de drie jongens snel weg gingen. Niet veel later kwam de politie en toen de politie er was en de drie jongens had staande gehouden, gaf ik aan dat dat de drie jongens waren die op [slachtoffer] hadden ingetrapt en geslagen. [7]
[getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris het volgende verklaard:
Wat heb je gezien toen je aankwam?
Dat ze [slachtoffer] aan het slaan waren. Toen hij knock-out ging, bleven ze nog een paar keer op zijn hoofd trappen. [8]
[getuige 3] heeft bij de politie het volgende verklaard:
We fietsten in de richting van Soest over de Birkstraat. Ter hoogte van het Avia tankstation zag ik dat er drie donkergetinte jongens in donkere kleding stonden. Eén van de jongens was lang en dun en droeg een trainingspak. Eén van de jongens was stevig van postuur en droeg donkere kleding. Eén van de jongens was kleiner van stuk. Mijn vriend [slachtoffer] fietste iets vooruit. Hij reed ongeveer tien meter voor mij. Toen hij ter hoogte van de drie jongens was hoorde ik dat hij werd uitgescholden. Ik zag dat [slachtoffer] met zijn handen een verbaasd gebaar maakte. Ik zag dat die drie jongens gelijk een vechtershouding aannamen en hun handen gebald voor hun gezicht hielden. Vervolgens zag ik dat die drie jongens zich op [slachtoffer] stortten. Ik zag dat er eerst wat geduwd en getrokken werd tussen de drie jongens en [slachtoffer] . Vervolgens zag ik dat hij een harde klap kreeg van de dikkere jongen. Ik zag dat [slachtoffer] op de grond viel in de bosjes. Ik zag vervolgens dat die dikkere jongen zich voorover boog en boven [slachtoffer] stond. Ik zag dat hij vervolgens met twee vuisten hard op het hoofd van [slachtoffer] begon te slaan. Ik zag dat hij ongeveer tien keer op zijn hoofd sloeg. [9] Ik zag dat [slachtoffer] overeind kwam en op handen en knieën zat. Ik zag toen ik die dikkere jongen wegduwde dat hij nog net met zijn rechter voet een harde schop tegen het hoofd van [slachtoffer] maakte. Ik hoorde ook doffe klap. Nadat [slachtoffer] die schop had gekregen lag hij op de grond en had hij zijn ogen dicht. Ik zag dat hij niet meer reageerde en stil lag. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 28 mei 2024 samen met zijn medeverdachten, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in Soest was. Hij had [slachtoffer] meerdere keren met zijn vuist tegen het hoofd geslagen. De dikkere jongen waar getuige [getuige 3] over heeft verklaard gaat, qua postuur, over hem, verdachte. [11]
Bewijsoverwegingen
Verklaringen aangever en getuigen.
De raadsman heeft aangevoerd dat de getuigen en aangever op onderdelen wisselend en tegenstrijdig verklaren en dat deze verklaringen daarom niet kunnen leiden tot een wettig en overtuigende bewezenverklaring van het tenlastegelegde
De rechtbank overweegt dat het gelet op de omstandigheden op zich niet opmerkelijk is dat de verklaringen van aangever en de getuigen op verschillende onderdelen niet overeenkomen. Het incident speelde zich ’s nachts af en de verschillende getuigen zagen vanaf verschillende afstanden en posities meerdere personen vlak bij elkaar staan en bewegen. De getuigen en aangever hebben ieder voor zich verklaard over hetgeen zij hebben waargenomen. Dit maakt niet dat de verklaringen op zichzelf niet bruikbaar zouden zijn voor het bewijs, temeer omdat de verklaringen op onderdelen juist wel steun vinden in de andere verklaringen en/of de verklaring van verdachte.
Verdachte en zijn twee medeverdachten zijn direct na het incident en op korte afstand van de plek waar dat had plaatsgevonden aangehouden op aanwijzen van getuigen, als de drie jongens die betrokken waren bij de vechtpartij en na de vechtpartij wegliepen.
Hoewel in getuigenverklaringen niet wordt gespecificeerd welke verdachte welk geweld heeft toegepast, verklaren zowel [getuige 1] als [getuige 2] duidelijk dat alle verdachten hebben geslagen en geschopt, terwijl het slachtoffer al op de grond lag.
Uit de verklaring van getuige [getuige 3] volgt dat de “dikkere jongen” het slachtoffer tegen het hoofd schopte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij past in de beschrijving van de “dikkere jongen”. Uit het dossier volgt niet dat er, naast verdachte en zijn twee medeverdachten, nog andere personen geweld op het slachtoffer hebben uitgeoefend. Verdachte is de enige van de drie verdachten die bij de beschrijving van de dikkere jongen past. De rechtbank acht daarom bewezen dat deze dikkere jongen verdachte betrof.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Zij waren met zijn drieën onderweg en hebben alle drie tegelijk geweld tegen het slachtoffer gebruikt. Zij bleven dit ook doen nadat het slachtoffer op de grond lag. Pas na tussenkomst van omstanders is het geweld gestopt en zijn verdachte en zijn medeverdachten samen weggelopen, waarna ze iets verderop samen zijn aangehouden
Opzet zwaar lichamelijk letsel
Het handelen van verdachte en zijn medeverdachten was, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, erop gericht [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben aangever, terwijl hij bewusteloos en weerloos op de grond lag, meerdere keren met kracht tegen zijn gezicht/hoofd geslagen en geschopt.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer [slachtoffer] meerdere keren in zijn gezicht hebben geslagen en - terwijl deze (bewusteloos) op de grond lag - meerdere keren in zijn gezicht hebben geschopt en geslagen.
Parketnummer 10-236093-22
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 augustus 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 18 september 2022, genummerd PV.XDJ497.04, opgemaakt door verbalisant [buitengewoon opsporingsambtenaar 1] , buitengewoon opsporingsambtenaar, doorgenummerd pagina 12 en 13 (van het proces-verbaal met nummer PL1700-2022291698);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 18 september 2022, genummerd PV.XDJ497.04, opgemaakt door verbalisant [buitengewoon opsporingsambtenaar 2] , buitengewoon opsporingsambtenaar, doorgenummerd pagina 21 en 22 (van het proces-verbaal met nummer PL1700-2022291698).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16-131978-23
primair
op 28 mei 2023 te Soest tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met zijn mededaders, die [slachtoffer] , meermalen met geschoeide voet met kracht heeft geschopt/getrapt en geslagen/gestompt in/op/tegen het gezicht van die voornoemde [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
10-236093-22
1
in de periode van 17 september 2022 tot en met 18 september 2022 te Rotterdam, zich met geweld en bedreiging met geweld, heeft verzet tegen de ambtenaren, [buitengewoon opsporingsambtenaar 1] en [buitengewoon opsporingsambtenaar 2] en [buitengewoon opsporingsambtenaar 3] en [buitengewoon opsporingsambtenaar 4] , allen buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van de verdachte door:
- die [buitengewoon opsporingsambtenaar 1] bij de keel te pakken en daarin te knijpen,
- zijn arm te bewegen in een richting tegengesteld als die waarin voornoemde
opsporingsambtenaren hem, verdachte, trachtten te geleiden en,
- om zich heen te slaan;
2
in de periode van 17 september 2022 tot en met 18 september 2022 te Rotterdam, [buitengewoon opsporingsambtenaar 1] en [buitengewoon opsporingsambtenaar 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [buitengewoon opsporingsambtenaar 1] en die [buitengewoon opsporingsambtenaar 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga jullie allemaal dood maken”;
3
in de periode van 17 september 2022 tot en met 18 september 2022 te Rotterdam, opzettelijk een ambtenaar, te weten [buitengewoon opsporingsambtenaar 1] , buitengewoon opsporingsambtenaar, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "kankersukkel dat je bent”.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

16-131978-23 primair
Verdachte heeft ter terechtzitting meermalen verklaard dat hij zich moest verdedigen tegen [slachtoffer] omdat deze hem als eerste zou hebben geslagen. Hoewel de raadsman uitdrukkelijk heeft gesteld geen beroep op noodweer te doen, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank begrijpt uit hetgeen verdachte naar voren heeft gebracht, dat er volgens hem sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding en dat hij zich genoodzaakt zag om zich te verdedigen.
De rechtbank stelt vast dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte door [slachtoffer] . Geen van de getuigen en/of de medeverdachten verklaart dat aangever de eerste klap zou hebben uitgedeeld en bij verdachte is ook geen letsel aangetroffen wat hierbij past. Enkel verdachte zelf verklaart dat hij als eerste zou zijn geslagen door de aangever.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdachte.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16-131978-23
primair medeplegen van een poging tot zware mishandeling;
10-236093-22
feit 1 wederspannigheid;
feit 2 bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 3 eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 168 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden: toezicht en begeleiding door de William Schrikker Stichting, ambulante behandeling en begeleiding en meewerken aan het vinden en behouden van een dagbesteding;
- een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 100 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit het adolescentenstrafrecht toe te passen. Bij de strafoplegging dient rekening gehouden te worden met de persoon van verdachte en het gegeven dat hij twee sollicitaties heeft lopen. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de publicatie van de persoonsgegevens van verdachte in de persrol van deze zitting. De verdediging heeft verzocht verdachte een straf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met daarnaast eventueel een voorwaardelijk strafdeel. Ten aanzien van de eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden heeft de verdediging zich gerefereerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten geprobeerd [slachtoffer] , terwijl deze bewusteloos op de grond lag en niet in staat was zichzelf te verweren of te beschermen, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem meerdere keren tegen het gezicht te trappen en te slaan. [slachtoffer] moest worden afgevoerd door een ambulance en bleek meerdere verwondingen aan zijn gezicht en een lichte hersenschudding te hebben opgelopen. Dat [slachtoffer] geen zwaarder letsel heeft opgelopen is niet aan verdachte of zijn medeverdachten te danken. Met dit forse geweld hebben verdachte en zijn medeverdachten een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van [slachtoffer] . Dit soort feiten worden door slachtoffers als buitengewoon bedreigend en ingrijpend ervaren. [slachtoffer] ondervindt, zo blijkt uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en de schriftelijke slachtofferverklaring, tot op heden nog steeds de gevolgen van dit feit. Daarnaast heeft hij er een litteken aan de zijkant van zijn gezicht en een plek naast zijn neus aan overgehouden. Deze herinneren hem dagelijks aan wat hem is overkomen. Bovendien worden door het plegen van dit soort strafbare feiten de gevoelens van onveiligheid in de maatschappij versterkt. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
Daarnaast heeft verdachte zich met geweld verzet tegen zijn aanhouding, een opsporingsambtenaar beledigd en meerdere opsporingsambtenaren bedreigd. Naast het feit dat het geweld inbreuk maakt op de lichamelijk integriteit en het welbevinden van die verbalisanten, heeft verdachte laten zien dat hij geen respect heeft voor het gezag van de ambtenaren in functie en het publieke belang dat door de opsporingsambtenaren wordt gediend. Daarnaast zijn dit ergerlijke feiten. De rechtbank rekent ook dit verdachte aan.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 7 mei 2024, waaruit blijkt dat verdachte op 19 januari 2023 voor een geweldsfeit is veroordeeld tot een werkstraf. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 28 mei 2024, opgemaakt door J.A.M. Schiks, reclasseringswerker;
- een psychologisch rapport van 22 maart 2024, uitgebracht door E. Aksu, GZ-psycholoog, onder supervisie van E.J. Muller, klinisch psycholoog
.
Uit de psychologische rapportage blijkt dat bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersing- of andere gedragsstoornis. Deze stoornis was aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en van invloed op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Verdachte is vanwege zijn gebrekkige emotieregulatie onvoldoende in staat om gedragsmogelijkheden af te wegen en zijn gedrag (op eigen kracht) in een constructieve richting bij te sturen. Desondanks had verdachte enige sturing en invloed op zijn gedragsmogelijkheden. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Het gevaar op herhaling wordt als matig tot hoog ingeschat.
Gelet op het recidiverisico is een behandeling gericht op emotie-regulatieproblematiek en het vergroten van oplossingsvaardigheden van belang om problemen in de toekomst te voorkomen. Gezien de cognitieve beperkingen is begeleiding bij praktische zaken, zoals een passende opleiding en/of werk vinden, van belang. Gezien zijn overtuiging en beperkte ziektebesef heeft hij een intensieve behandeling en begeleiding, langdurige structuur en ondersteuning nodig om op zijn niveau stappen vooruit te zetten, stabiel te kunnen functioneren en het recidiverisico te beperken.
Geadviseerd wordt om bij een voorwaardelijk strafdeel als bijzondere voorwaarden op te leggen: begeleiding door de reclassering en voortzetting van de inmiddels ingezette poliklinische behandeling bij forensische polikliniek De Waag Amersfoort.
De rechtbank concludeert hieruit dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Uit het reclasseringsrapport en de door mevrouw Konig ter terechtzitting gegeven toelichting blijkt dat de reclassering zich aansluit bij de bevindingen en conclusies van de psycholoog. Er is sprake van een stabiele thuissituatie: verdachte woont bij zijn moeder die betrokken is bij haar zoon. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. Risicoverhogende factoren zijn onder andere het ontbreken van werk of een afgemaakte opleiding, ingrijpende gebeurtenissen, beperkt zelfinzicht, minimale copingvaardigheden en een beperkte respons op begeleiding en behandeling. Beschermende factoren die worden genoemd zijn enige motivatie voor behandeling, een stabiele woonsituatie en enig ondersteunend netwerk.
Verdachte heeft moeite om afspraken na te komen en om een behandelrelatie aan te gaan. De in het kader van de schorsing opgelegde voorwaarden van reclasseringstoezicht en ambulante behandeling bij De Waag zijn mislukt omdat verdachte de gemaakte afspraken niet nakwam. Verdachte lijkt niet in staat zijn leven zelfstandig te organiseren. Zo ondersteunt zijn moeder hem bij financiële zaken en belt hij zijn moeder in problematische situaties om te vragen wat hij moet doen. Een duurzame, outreachende en intensieve behandeling gericht op emotieregulatie-problematiek en het vergroten van oplossingsvaardigheden en begeleiding rondom praktische zaken en planning binnen een juridisch kader is daarom geïndiceerd.
De reclassering adviseert, na overleg met de William Schrikker Stichting (WSS), om het jeugdstrafrecht toe te passen. Hoewel verdachte vanuit zijn opvoeding en andere vormen van hulp reeds pedagogische ondersteuning heeft gehad, is er nog niet eerder een traject bij de jeugdreclassering geweest. Verdachte lijkt tot op heden weinig ontvankelijk voor beïnvloeding door de volwassen-reclassering en hulpverlening vanuit De Waag. De WSS heeft specifieke expertise gericht op begeleiding van jongeren met beperkte cognitieve vaardigheden en heeft een outreachende aanpak. De WSS stelt dat verdachte gebaat is bij de benaderingswijze van de WSS.
De reclassering adviseert om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht door de WSS, ambulante behandeling en begeleiding, en meewerkt aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van werk en/of opleiding.
Strafoplegging
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schoppen/trappen tegen het hoofd is het uitgangspunt een jeugddetentie vanaf 3 maanden. De rechtbank weegt strafverminderend mee dat het hier is gebleven bij een poging, maar strafverzwarend dat er meerdere daders waren en verdachte zich eerder aan een geweldsfeit heeft schuldig gemaakt.
De uitgangspunten voor wederspannigheid, bedreiging en belediging zijn respectievelijk werkstraffen van 30, 20 en 25 uur. Strafverzwarend bij de bedreiging en de belediging is dat deze feiten gepleegd zijn tegen ambtenaren met een publieke functie.
Adolescentenstrafrecht
De verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 18 en 19 jaar oud.
De psycholoog acht onvoldoende redenen aanwezig om toepassing van het jeugdstrafrecht te adviseren en adviseert als bijzondere voorwaarden onder andere begeleiding door de reclassering en een behandeling bij De Waag.
Uit het advies van de reclassering en de toelichting van mevrouw Konig ter terechtzitting blijkt dat in de periode na het uitbrengen van het psychologische rapportage het toezicht van de reclassering is mislukt en de behandeling bij De Waag is gestopt.
De rechtbank ziet in het advies van de reclassering en de door mevrouw Konig ter terechtzitting gegeven toelichting aanleiding om recht te doen overeenkomstig de bijzondere bepalingen voor jeugdige personen (overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht). Met de reclassering ziet de rechtbank in de persoon van de verdachte reden om het jeugdstrafrecht toe te passen. Naast het feit dat verdachte nog thuis woont, is verdachte voor het nemen van beslissingen in voor hem lastige situaties afhankelijk van zijn moeder en moet hij bij de hand genomen worden omdat het hem zelf niet lukt afspraken na te komen.
De ernst en aard van het, met name onder 16-131978-23 primair, bewezenverklaarde rechtvaardigen op zich een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De rechtbank vindt het echter niet wenselijk dat verdachte opnieuw gedetineerd wordt. Uit de rapportages en adviezen van de deskundigen blijkt dat behandeling en begeleiding van verdachte noodzakelijk is om de kans op recidive te verminderen. De behandeling en de begeleiding die verdachte tot op heden ontvangen heeft, waren, gelet op zijn persoon, niet passend en toereikend. Daarom en mede gelet op zijn jonge leeftijd en het tijdsverloop, acht de rechtbank het van belang dat zo spoedig mogelijk wordt gestart met de passende en noodzakelijke begeleiding en behandeling van verdachte om zo de kans op recidive te verkleinen.
Gelet op de persoon van verdachte, het tijdsverloop en de omstandigheid dat de begeleiding en behandeling het nodige van verdachte zullen vragen, wijkt de rechtbank, mede om te voorkomen dat verdachte overvraagd zal worden, bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
De rechtbank zal verdachte een jeugddetentie opleggen van 138 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijk deel koppelt de rechtbank de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van 75 uren opleggen. Indien verdachte deze werkstraf niet of niet naar behoren verricht, wordt deze vervangen door 37 dagen jeugddetentie.
Een lagere straf en/of andere strafmodaliteit doet onvoldoende recht aan de ernst en aard van het bewezenverklaarde.
De omstandigheid dat op de gepubliceerde perslijst abusievelijk de persoonsgegevens van verdachte zichtbaar zijn geweest, leidt niet tot strafvermindering. De rechtbank weegt daarbij mee dat deze gegevens relatief kort (24 uur) zichtbaar zijn geweest en dat er een beperkt aantal views (40) zijn geweest. Verder is van enige nadelige gevolgen hiervan voor verdachte niet gebleken.
Dadelijk uitvoerbaar
Verdachte heeft zich ten aanzien van het onder 16-131978-23 primair bewezenverklaarde schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten het medeplegen van een poging tot zware mishandeling
.
Gelet op het advies van de deskundigen waarin het recidiverisico als gemiddeld tot hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte, zonder de noodzakelijke en passende begeleiding en behandeling, opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die aan verdachte worden opgelegd en het toezicht door de jeugdreclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
[slachtoffer]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.288,85. Dit bedrag bestaat uit € 788,85 aan materiële schade en € 3.500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 3.538,85, te weten € 788,85 aan materiële schade en € 2.750,00 aan immateriële schade, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. Voor het overige dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
Uit de vordering blijkt niet dat het T-shirt, de trui en het horloge onherstelbaar beschadigd zijn. Niet duidelijk is verder waarom niet enkel het glas van het horloge vervangen is. Ook is niet duidelijk is dat de schade aan de telefoon bij het incident is ontstaan. De offerte van de telefoon is ruim na het incident opgemaakt en er zijn geen foto’s van de telefoon direct na het incident. Subsidiair dient de afschrijving voor de kleding, gelet op de ouderdom, 50% te zijn.
De immateriële schade dient gematigd te worden tot een bedrag van € 500,00 tot € 1.000,00.
Verdachte heeft uitsluitend uit zelfverdediging geslagen en hij heeft het slachtoffer geen zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Gelet op het beperkte letsel van het slachtoffer, is het gevorderde bedrag buitensporig. Daarnaast kunnen er vraagtekens gezet worden bij de impact die het incident op het slachtoffer heeft gehad, nu het slachtoffer na het incident in het uitgaansleven is gezien.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
De rechtbank acht de door de benadeelde partij gevorderde kosten voor de kleding, het horloge, de telefoon en het eigen risico voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt.
Aangever heeft bij zijn aangifte melding gemaakt van schade aan zijn horloge en telefoon en in het dossier bevinden zich foto’s van het horloge en de telefoon kort na het bewezenverklaarde. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de door de benadeelde partij gehanteerde afschrijving op de kleding. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade geheel toewijzen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van het dossier en de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge van het bewezenverklaarde en dat de benadeelde partij anderszins in zijn persoon is aangetast door het psychische leed dat hij heeft overgehouden aan het bewezenverklaarde. Dat dit psychische leed is geleden, ligt gelet op de hiervoor (onder 8.3 onder het kopje “ernst van de feiten”) beschreven aard en ernst van de normschending ook voor de hand.
Rekening houdend met wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend, stelt de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vast op € 2.750,00.
Verdachte is met zijn medeverdachte(n) verantwoordelijk voor de gehele schade. De rechtbank zal de vordering daarom tot een bedrag van € 3.538,85 hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 mei 2023 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.538,85, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 mei 2023 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal, omdat het jeugdstrafrecht wordt toegepast, geen gijzeling als dwangmiddel bij niet betalen opleggen.
9.2
[benadeelde]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 155,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel hoofdelijk toe te wijzen, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard. [benadeelde] is niet de aangever in deze zaak en geen partij, alleen getuige. Bovendien is in het dossier geen aanknopingspunt te vinden voor de geclaimde schade aan het horloge.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden en acht deze voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt. Deze schade is aan te merken als rechtstreekse schade. [benadeelde] heeft verklaard dat zij tijdens het incident, terwijl zij [slachtoffer] probeerde te beschermen, tegen haar pols werd getrapt. Aangever [slachtoffer] heeft bij zijn aangifte melding gemaakt van schade aan het horloge van [benadeelde] en in het dossier bevinden zich foto’s van het horloge kort na het incident.
Verdachte is met zijn medeverdachten verantwoordelijk voor de gehele schade.
De rechtbank zal de vordering daarom tot een bedrag van € 155,00 hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 mei 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) hoofdelijk aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
De rechtbank zal, omdat het jeugdstrafrecht wordt toegepast, geen gijzeling als dwangmiddel bij niet betalen opleggen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 180, 266, 267, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder primair van parketnummer 16-131978-23 en het onder 1, 2 en 3 van parketnummer 10-236093-22 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder primair van parketnummer 16-131978-23 en het onder 1, 2 en 3 van parketnummer 10-236093-22 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder primair van parketnummer 16-131978-23 en het onder 1, 2 en 3 van parketnummer 10-236093-22 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 138 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt
dat van de jeugddetentie een gedeelte van 90 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding gedurende de proeftijd meldt bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, Paasheuvelweg 9, 1105 BE Amsterdam, 088 – 526 00 00, en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht en zich houdt aan de aanwijzingen van die instelling;
* meewerkt aan een behandeling door een forensisch FACT team van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering van de William Schrikker Stichting. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* indien de jeugdreclassering van de William Schrikker Stichting dit nodig vindt, meewerkt aan ambulante begeleiding door een zorgverlener te bepalen door de jeugdreclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
* meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een gestructureerde dagbesteding, in de vorm van een opleiding en/of betaald werk. Indien de jeugdreclassering dit nodig acht werkt verdachte mee aan een traject met een jobcoach;
- waarbij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Dadelijke uitvoerbaarheid
-
beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit
een werkstraf van 75 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 37 dagen jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partijen (16-131978-23 primair)
[slachtoffer]
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.538,85, bestaande uit € 788,85 materiële schade en € 2.750,00 immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 3.538,85 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2023 tot de dag van de algehele voldoening. Bepaalt dat, omdat het jeugdstrafrecht wordt toegepast, er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde]
- wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 155,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat
€ 155,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2023 tot de dag van de algehele voldoening. Bepaalt dat, omdat het jeugdstrafrecht wordt toegepast, er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, tevens kinderrechter, en mrs. I.G.C. Bij de Vaate, kinderrechter, en L.M. Rödel, rechter, in tegenwoordigheid van
G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 september 2024.
mr. L.E. Verschoor-Bergsma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-131978-23hij op of omstreeks 28 mei 2023 te Soest tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
hheeft/hebben hij, verdachte en/of een mededaders, die [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal, (met geschoeide voet) (met kracht) geschopt/getrapt en/of geslagen/gestompt in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die voornoemde [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 mei 2023 te Soest, althans in Nederland, openlijk, te weten, aan de Birkstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door meermalen, althans eenmaal, (met geschoeide voet) (met kracht) te schoppen/trappen en/of te slaan/stompen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd van die voornoemde [slachtoffer] ;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
10-236093-221hij in of omstreeks de periode van 17 september 2022 tot en met 18 september 2022 te Rotterdam, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, [buitengewoon opsporingsambtenaar 1] en/of [buitengewoon opsporingsambtenaar 2] en/of [buitengewoon opsporingsambtenaar 3] en/of [buitengewoon opsporingsambtenaar 4] , allen buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten ter aanhouding van de verdachte door
- die [buitengewoon opsporingsambtenaar 1] bij de keel te pakken en/of daarin te knijpen,
- zijn arm te bewegen in een richting tegengesteld als die waarin voornoemde opsporingsambtenaren hem, verdachte, trachtten te geleiden en/of
- om zich heen te slaan;
( art 180 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 17 september 2022 tot en met 18 september 2022 te Rotterdam, [buitengewoon opsporingsambtenaar 1] en/of [buitengewoon opsporingsambtenaar 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [buitengewoon opsporingsambtenaar 1] en/of die [buitengewoon opsporingsambtenaar 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga jullie allemaal dood maken",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode van 17 september 2022 tot en met 18 september 2022 te Rotterdam, opzettelijk een ambtenaar, te weten [buitengewoon opsporingsambtenaar 1] , buitengewoon opsporingsambtenaar, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "kankersukkel dat je bent", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0900-2023156820 opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 107 en het proces-verbaal met registratienummer PL0900-2023156820, opgemaakt door [verbalisant] , politie Eenheid Midden Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 12.
3.Proces-verbaal van aanvullend verhoor [slachtoffer] , pagina 15.
4.Een geschrift, te weten een afschrift van een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] van 30 mei 2023, opgesteld door [huisarts] , huisarts, pagina 107.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 18.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 20.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 21.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 11 december 2023, blad 4.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 23.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 24.
11.Verklaring verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 20 augustus 2024.