ECLI:NL:RBMNE:2024:5216

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
10880747 \ UC EXPL 24-369
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executieverkoop van onroerende zaak en aansprakelijkheid voor ontvreemding en vernieling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de executieverkoop van een watermolen. [eiseres] had conservatoir beslag gelegd op de watermolen, terwijl [gedaagde] een hypotheekrecht had. Na de executieverkoop door [gedaagde] en andere hypotheekhouders, heeft [eiseres] de watermolen gekocht. Tussen de kijkdag en de gunning heeft de voormalig directeur van [bedrijf] B.V., de eigenaar van de watermolen, een deel van de inventaris ontvreemd en vernielingen aangericht. [eiseres] vordert schadevergoeding van [gedaagde] omdat deze geen maatregelen heeft genomen om de ontvreemding en vernielingen te voorkomen. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat hij niet verantwoordelijk was voor de watermolen op het moment van de ontvreemding en er geen bijzondere omstandigheden waren die extra voorzorgsmaatregelen vereisten. Ook de vordering tot terugbetaling van executiekosten wordt afgewezen, omdat deze niet aan [eiseres] toekwam. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelt haar in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10880747 \ UC EXPL 24-369
Vonnis van 28 augustus 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonend in [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. R.J. Skála,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.G.J. Elslo.

1.De procedure

1.1.
Op 1 mei 2024 is een vonnis in het incident gewezen.
In de hoofdzaak heeft op 15 juli 2024 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen: [eiseres] , samen met haar gemachtigde mr. Skala, en [gedaagde] , samen met zijn gemachtigde mr. Elslo. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat besproken is.
1.2.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter gezegd dat zij vandaag een vonnis zal uitspreken.

2.Kern van de zaak

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] waren allebei schuldeiser van [bedrijf] B.V. [bedrijf] B.V. was eigenaar van een watermolen in [plaats] , waar [gedaagde] een hypotheekrecht op had en waar [eiseres] conservatoir beslag op had gelegd. In 2020 zijn [gedaagde] en de andere hypotheekhouders overgegaan tot executieverkoop van de watermolen. [eiseres] heeft de watermolen toen gekocht.
2.2.
Tussen de kijkdag en de gunning aan [eiseres] heeft de heer [A] , de voormalig directeur van [bedrijf] B.V., een deel van de inventaris van de watermolen ontvreemd en vernielingen aangericht. [eiseres] vordert een schadevergoeding van [gedaagde] , omdat die geen maatregelen heeft genomen om ontvreemding en vernieling te voorkomen. Ook vindt zij dat [gedaagde] te veel executiekosten heeft gerekend. De rechtbank wijst de vorderingen af.

3.De beoordeling

[gedaagde] heeft niet onrechtmatig gehandeld
3.1.
Volgens [eiseres] is het onrechtmatig dat [gedaagde] geen voorzorgsmaatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat [A] de inventaris van de watermolen zou ontvreemden en vernielingen zou aanrichten. Zij vindt het ook onrechtmatig dat [gedaagde] na de ontvreemding en vernielingen door [A] geen aangifte bij de politie heeft gedaan. Zij vindt dat [gedaagde] de schade die zij, als medeschuldeiser en als koper van de watermolen en de inventaris, door de ontvreemding en vernielingen heeft geleden moet vergoeden. [1] Zij vordert een schadevergoeding ter hoogte van € 15.280,-.
3.2.
Dat [gedaagde] geen voorzorgsmaatregelen heeft getroffen om ontvreemding en vernieling te voorkomen is naar het oordeel van de kantonrechter niet onrechtmatig. Tot aan de verkoop was [bedrijf] B.V. verantwoordelijk voor de watermolen. Om zelf maatregelen te kunnen nemen had [gedaagde] met een machtiging van de voorzieningenrechter de watermolen onder beheer moeten nemen. Het is niet gebruikelijk om dat bij executieverkopen te doen en er was ook geen sprake van bijzondere omstandigheden die dat in dit geval wel nodig maakten.
3.3.
Er was voor [gedaagde] geen aanleiding om aan te nemen dat [A] van plan was om de inventaris te stelen en vernielingen aan te richten. Hij was er namelijk niet van op de hoogte dat [A] in de tussentijd meerdere keren op het terrein van de watermolen was geweest, met een auto met aanhanger. Dat hadden omwonenden wel aan [eiseres] verteld, maar [eiseres] heeft dat pas op de dag van de gunning aan de notaris laten weten. Toen [gedaagde] daarvan op de hoogte werd gebracht was de schade al aangericht.
3.4.
De andere omstandigheden die [eiseres] heeft genoemd maken geen verschil. Dat de watermolen afgelegen ligt, was vóór de executieverkoop niet anders en was dus geen reden om extra maatregelen te nemen. Dat de opbrengst mogelijk niet voldoende zou zijn om de schulden af te betalen maakt ook geen verschil, dat heeft namelijk niets met het risico op ontvreemding en vernielingen te maken. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat [A] niet verbleef op het adres waar hij was ingeschreven en dat hij het directeurschap van [bedrijf] B.V. aan iemand anders (gedwongen) had overgedragen.
3.5.
Het was dus niet onzorgvuldig dat [gedaagde] de watermolen niet onder beheer heeft genomen en geen bijzondere voorzorgsmaatregelen heeft genomen om ontvreemding en vernieling te voorkomen.
3.6.
Dat [gedaagde] na de ontvreemding en vernielingen geen aangifte heeft gedaan bij de politie is ook niet onrechtmatig. [eiseres] kon als beslaglegger zelf aangifte doen. Dat heeft zij na een paar dagen ook gedaan, net als de nieuwe directeur van [bedrijf] B.V. Het is niet duidelijk wat een aangifte door [gedaagde] daar nog aan zou hebben toegevoegd. Bovendien ontbreekt een causaal verband met de schade, omdat de ontvreemding en vernielingen door de aangifte ook niet zouden zijn voorkomen.
Er is geen sprake van wanprestatie
3.7.
[eiseres] heeft ook een beroep gedaan op een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst door [gedaagde] , omdat de watermolen bij de levering niet meer in dezelfde staat was als op de kijkdag. Zij vindt dat [gedaagde] de schade die zij daardoor lijdt, moet vergoeden. [2]
3.8.
Het beroep op wanprestatie slaagt niet. In de veilingvoorwaarden en de koopovereenkomst is namelijk bepaald dat de watermolen wordt geleverd in de feitelijke toestand waarin die zich op het moment van aflevering blijkt te bevinden en dat de koper de watermolen in die staat aanvaardt. Het risico dat de watermolen bij de levering niet meer in dezelfde staat was als op de kijkdag komt daarom voor rekening van [eiseres] . Bovendien was [eiseres] op het moment dat zij de koopovereenkomst ondertekende op de hoogte van de ontvreemding en de vernielingen. Zij wist toen dus al dat er vernielingen waren aangericht en heeft toch meegewerkt aan de levering.
Er is geen grondslag voor de vordering over BTW bij executiekosten
3.9.
Naast de vordering tot schadevergoeding heeft [eiseres] ook terugbetaling van € 1.497,63 aan executiekosten gevorderd. Het gaat om de BTW over de declaraties van de advocaat van [gedaagde] voor de juridische bijstand bij de executieverkoop. Die declaraties zijn inclusief BTW als executiekosten uitbetaald en dat vindt [eiseres] niet terecht. Die declaraties zijn namelijk geadresseerd aan een BV van [gedaagde] en die BV kan de betaalde BTW in mindering brengen bij de Belastingdienst.
3.10.
De kantonrechter stelt voorop dat een eventueel vorderingsrecht met betrekking tot de executiekosten aan [bedrijf] B.V. zou toekomen in plaats van aan [eiseres] . [eiseres] stelt dat zij dit vordert als gerechtigde tot alle vorderingen van [bedrijf] B.V. Zij stelt dat [bedrijf] B.V. al haar vorderingen, alle schadevergoedingen en alle rechten die te gelde konden worden gemaakt aan haar heeft overgedragen. Zij heeft een koopovereenkomst ingediend waaruit dat zou blijken. [3] In die koopovereenkomst staat dat de inventaris en de goederen die zich in, aan, rond en buiten de watermolen bevinden en alle rechten daarop worden overgedragen, en ook de rechten op de bij de gemeente aangevraagde bestemmingsplanwijziging en horecavergunning. Een vordering tot terugbetaling van (BTW over) executiekosten valt daar niet onder. Het is dus niet gebleken dat [eiseres] deze vordering mag instellen als gerechtigde tot een vordering van [bedrijf] B.V.
3.11.
Op de zitting heeft [eiseres] gezegd dat zij de vordering ook wil instellen voor zichzelf als medeschuldeiser van [bedrijf] B.V. Als de executiekosten lager waren geweest, dan had zij namelijk als medeschuldeiser een hogere uitkering gekregen uit de executieverkoop.
3.12.
In de dagvaarding is uitdrukkelijk opgenomen dat [eiseres] deze vordering instelt als gerechtigde tot alle vorderingen van [bedrijf] B.V. Als zij nu aangeeft dat zij deze vordering ook wil instellen voor zichzelf als medeschuldeiser van [bedrijf] B.V., dan wijzigt zij daarmee de grondslag van de eis. [4] De kantonrechter laat die eiswijziging buiten beschouwing. Gelet op het stadium van de procedure, het feit dat deze wijziging al veel eerder ingediend had kunnen worden en het belang van hoor en wederhoor acht de kantonrechter deze eiswijziging op de zitting in strijd met een goede procesorde.
3.13.
Ook dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
3.14.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2,00 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 119 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.2 en 4.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van der Knijff en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Op grond van artikel 74 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
3.Productie 12 bij de dagvaarding.
4.Artikel 130 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.