ECLI:NL:RBMNE:2024:5203

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
16.157888.24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige ontruiming van een gekraakt pand en de toepassing van artikel 551a Sv in het strafrecht

Op 30 augustus 2024 heeft de politierechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 mei 2024 samen met anderen een pand in [plaats] had gekraakt. De verdachte werd beschuldigd van het wederrechtelijk binnendringen en verblijven in een gebouw waarvan het gebruik door de rechthebbende was beëindigd. Tijdens de terechtzitting op 16 augustus 2024 heeft de officier van justitie, mr. S. Jentzsch, de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door advocaten mr. W.H. Jebbink en mr. B. Gaasbeek. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een demonstratie en dat de ontruiming onterecht was, waarbij ook werd betoogd dat er geen huisrecht was gevestigd en dat de driehoek niet bevoegd was om tot ontruiming over te gaan. De politierechter oordeelde dat er sprake was van een heterdaad situatie en dat de driehoek bevoegd was om tot ontruiming te besluiten. De verdachte werd schuldig bevonden aan het medeplegen van kraken en kreeg een taakstraf van 50 uur, met vervangende hechtenis van 25 dagen bij niet-naleving. De politierechter verwierp de argumenten van de verdediging en concludeerde dat de ontruiming rechtmatig was, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.157888.24
Vonnis van de politierechter van 30 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven bij het [adres 1] , [postcode] [plaats] ,

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 augustus 2024.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S. Jentzsch en van hetgeen verdachte en mr. W.H. Jebbink en mr. B. Gaasbeek, advocaten te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
De politierechter heeft bepaald dat schriftelijk vonnis wordt gewezen.

2.TENLASTELEGGING

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks
11 mei 2024 te [plaats], tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, in de
woning en/of het gebouw, gelegen aan de
[adres 2], waarvan het gebruik door de rechthebbende was beëindigd
wederrechtelijk is binnengedrongen en/of wederrechtelijk aldaar heeft vertoefd;

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de politierechter is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging en de repliek van de officier van justitie
De verdachte heeft een eigen standpunt op papier gezet, voorgelezen en overgelegd. Hij stelt onder meer dat er sprake was van een demonstratie en dat de ontruiming onterecht was. Ook stelt hij dat het pand al eerder en vaker door krakers in gebruik was genomen. De verdachte heeft ook betoogd dat er alleen civielrechtelijk had mogen worden ingegrepen in plaats van strafrechtelijk.
De verdediging heeft op verschillende punten uitvoerig verweer gevoerd en daartoe een pleitnota overgelegd.
De verdediging heeft aangevoerd dat er een machtiging had moeten plaatsvinden door de rechter-commissaris op grond van artikel 551a Sv. en dat de driehoek niet bevoegd was om tot ontruiming te beslissen en daar evenmin op juiste wijze of gronden heeft beslist.
Hierbij is ook aangevoerd dat het “24-uurs beleid” om een uitzondering te maken bij een heterdaadsituatie is achterhaald door een uitspraak van rechtbank Amsterdam, gezien ECLI:NL:RBAMS:2023:3163.
Voorts is niet duidelijk of de officier van justitie zelf bij de besluitvorming van de driehoek daadwerkelijk betrokken was. In alle gevallen moet toestemming aan de rechter-commissaris worden gevraagd en er is niet getoetst aan de waarborgen van dit artikel.
Gelet op ernstige schendingen van vormvoorschriften moet belastend bewijs worden uitgesloten.
De advocaten hebben onder meer vrijspraak bepleit en daartoe aanvullend aangevoerd i) dat er (al) huisrecht was; ii) er (daarom) een machtiging tot ontruimen had moeten zijn, althans artikel 8 EVRM is geschonden.
Ook is aangevoerd dat het gebruik van de woning door de rechthebbende niet was beëindigd.
Er is ten onrechte gebruik gemaakt van handboeien. Er is een inbreuk gemaakt op de vrijheid van meningsuiting en de demonstratievrijheid. Dit alles moet leiden tot strafvermindering of toepassing van artikel 9a Sr.
De officier van justitie heeft haar eis en standpunt gehandhaafd en onder meer bij repliek gesteld dat er geen huisrecht door de krakers was gevestigd en geen machtiging van R-C nodig was nu er een heterdaadsituatie was en dat het pand niet eerder was gekraakt. In maart 2024 zou het pand al verkocht zijn. Er zijn geen enkele aanwijzingen voor een verbouwing of ingebruikneming door de eigenaar. Het betreft een leegstaand pand. De proportionaliteitstoets zou hoe dan ook in het voordeel van de eigenaar moeten uitvallen.
De driehoek was overigens bevoegd om tot ontruiming te beslissen, aangezien de Hoofdofficier van Justitie deel uitmaakt van de driehoek.
De officier van justitie heeft gesteld dat er terecht bij de aanhouding handboeien zijn gebruikt. Uit meerdere processen-verbaal blijkt dat de verdachten niet meewerkten. Ze moesten uit het pand worden getild, ze lieten zich slap hangen en een aantal verdachten hadden zich met lock-ons vastgebonden. Er was een gegronde reden voor het aanbrengen van handboeien. De kraak was geen onderdeel van een demonstratie.
Als er al een demonstratie gaande was stelt de officier van justitie dat er bij de ontruiming sprake was van een gerechtvaardigde inbreuk op de vrijheid van meningsuiting en vergadering. Dit ter voorkoming van wanordelijkheden of strafbare feiten en/of het beschermen van rechten van een ander. De inbreuk was noodzakelijk, proportioneel en subsidiair.
4.3
Het oordeel van de politierechter
De politierechter concludeert op grond van het dossier als volgt.
Er was sprake van een heterdaad situatie, de driehoek was bevoegd om te beslissen tot ontruiming en de politie was bevoegd om tot aanhouding over te gaan.
Het pand was op dat moment nog niet in gebruik bij de nieuwe eigenaar en de krakers hadden nog geen huisrecht gevestigd.
Hiertoe is het volgende van belang.
Op pagina 10 van het procesdossier, proces-verbaal van bevindingen, is vermeld dat op 11 mei 2024 omstreeks 19.30 uur door een getuige werd gezien dat er een heterdaad kraakactie was aan het pand aan de [adres 2] te [plaats] . Het slot was geforceerd en personen waren het pand binnen gegaan. Op 11 mei 2024 om 23.00 uur is door de driehoek besloten om de (vermeende) krakers in het pand aan te houden en de personen die zich voor het pand bevonden weg te sturen.
Uit de aangifte blijkt dat de beheerder van het pand verklaart (pagina 16 van het procesdossier):
Ik hoorde op 11 mei 2024 omstreeks 20:00 uur, dat het pand waarvan ik de beheerder ben, gekraakt is. Ik weet dat op donderdag 25 april 2024 het pand nog niet gekraakt is, dat weet ik omdat ik zelf op die datum aanwezig was op de genoemde locatie. Ik weet dat de deuren op de begane grond zijn afgesloten middels een cilinderslot, op het moment dat ik de deuren afsloot, wekte alle cilindersloten nog naar behoren. Of er andere deuren anders dan een cilinderslot zijn afgesloten, weet ik niet. Het pand was verhuurd tot en met medio februari 2024, vervolgens zijn wij via een rechtspraak (kennelijk wordt bedoeld: rechtszaak) weer volledig eigenaar geworden van dit pand en zijn wij een verkoop gestart. Inmiddels is het pand ook al verkocht, deze overeenkomst is in de maand maart 2024 getekend.
Uit dit bewijsmiddel concludeert de politierechter dat er sprake was van een heterdaad situatie. Er was via een deur met een geforceerd slot een pand betreden, dat niet eerder was gekraakt, waarvoor geen toestemming was gegeven door de eigenaar en waarover direct (dezelfde avond) aangifte is gedaan door de beheerder.
Door de driehoek, waarvan de Hoofdofficier van Justitie deel uitmaakt, is bevolen om tot (onder andere) aanhouding over te gaan. Gelet op de heterdaad situatie van een strafbaar feit waren de opsporingsambtenaren overigens ook al bevoegd om tot aanhouding over te gaan.
Er is geen sprake van huisrecht door de krakers, aangezien zij zich (kennelijk) slechts ten hoogste 3,5 uur in het pand bevonden. De stelling van de verdediging en de verdachte dat er al eerder krakers in dit pand waren, wordt weersproken door de bewijsmiddelen in het dossier, waaronder de verklaring van de beheerder. Evenmin is onderbouwd door foto’s en/of verklaringen dat pand bewoonbaar was of in gebruik was door de eigenaar en/of bewoonbaar was gemaakt door de krakers. De feitelijke situatie betrof een leegstaand pand, dat net verkocht was aan de opvolgende eigenaar. Het pand was nog niet door de volgende eigenaar in gebruik genomen, gelet op de inhoud van het dossier. Dat een monteur mogelijk over een sleutel beschikte doet niet af aan deze vaststelling.
Gelet op het voorgaande was een machtiging op grond van art. 551a Sv niet vereist en kon tot aanhouding worden overgegaan, ook aan de hand van heterdaad.
De stelling van de verdediging ten aanzien van het “24-uurs beleid”, onder verwijzing naar bovenvermelde – civiele – uitspraak van de rechtbank Amsterdam gaat daarom evenmin op, nu er immers juist wel sprake was van een heterdaad.
In die – door de verdediging aangehaalde - uitspraak wordt overigens juist overwogen ten aanzien van het “24-uurs beleid”: “
Voorstelbaar is nog dat als krakers bij het betreden van het pand op heterdaad worden betrapt en direct door de politie worden ’verwijderd’, van een te beschermen huisrecht geen sprake is en de waarborgen van art 551a Wetboek van Strafvordering niet gelden”. Dit verweer wordt derhalve verworpen.
Gelet op de wijze waarop verdachte met lock-on werd aangetroffen met de medeverdachten, in combinatie met de verklaring van de beheerder van het pand, acht de politierechter voldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen wederrechtelijk het pand is binnengedrongen en daar ook wederrechtelijk heeft vertoefd.
Er was meerdere malen door de Mobiele Eenheid omgeroepen dat mensen het pand moesten verlaten en daarna is verdachte binnen het pand met lock-on aangetroffen.
Bewijsmiddelen
P.M (deze bewijsmiddelen zullen – verder- worden uitgewerkt bij een eventueel appel)

5.BEWEZENVERKLARING

De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hij op of omstreeks
11 mei 2024 te [plaats]in de
woning en/of het gebouw, gelegen aan de
[adres 2], waarvan het gebruik door de rechthebbende was beëindigd tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk is binnengedrongen en wederrechtelijk aldaar heeft vertoefd;

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT/DE FEITEN EN DE VERDACHTE

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op: medeplegen van kraken.
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte voor het feit uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.OPLEGGING VAN STRAF EN BEOORDELING VAN HET BESLAG

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 60 uur te vervangen door 30 dagen vervangende hechtenis een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging had verdachte er op mogen vertrouwen dat bij kraken civielrechtelijk en niet strafrechtelijk zou worden opgetreden, zodat er geen straf mag worden opgelegd. Het onnodig toepassen van handboeien is in ieder geval reden tot strafmatiging, nu deze ten onrechte zijn gebruikt, gelet op de daartoe strekkende Ambtsinstructie.
Daarnaast is door de ontruiming inbreuk gemaakt aan de demonstratievrijheid van verdachte en de vrijheid van meningsuiting. De spandoeken en lock-ons waren bedoeld voor een demonstratieve daad, het aandacht vragen voor leegstand en een protest tegen het kraakverbod.
Het beëindigen van de demonstratie is in strijd met artikel 10 en 11 EVRM en dit mocht alleen door de burgemeester worden beperkt. Deze illegale ontruiming is daarom ook in strijd met artikel 8 EVRM.
Voorts is er strijd met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM, ten aanzien van de voorvraag naar de “lawfulness” van de inbreuk op het eigendomsrecht. Er zijn immers goederen van de medeverdachten verwijderd en niet teruggegeven. Dit moet leiden tot toepassing van art. 9a Sr.
De officier van justitie heeft hierop als volgt in repliek gereageerd.
Uit meerdere processen-verbaal blijkt dat de verdachten niet meewerkten. Ze moesten uit het pand worden getild. Er was een gegronde reden voor het aanbrengen van handboeien. De kraak maakte geen deel uit van de demonstratie, dus het levert ook geen strijd op met het EVRM. Uit het dossier blijkt niet dat er goederen van de medeverdachten zijn verwijderd.
7.3
Het oordeel van de politierechter
Bij het bepalen van de straf heeft de politierechter rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Verdachte is eerder veroordeeld voor kraken.
De ontruiming was niet illegaal, gelet op het voorgaande, dus er was geen reden om aan te nemen dat verdachte er op mocht vertrouwen dat niet strafrechtelijk zou worden opgetreden. De politie heeft een gegronde reden gegeven voor het gebruik van de handboeien.
De wijze waarop de verdachten zich hebben verschanst in de woning, en niet hebben voldaan aan de oproep tot ontruiming heeft geleid tot toepassing van geweld bij de aanhouding.
De luiken van de kruipruimtes achter de deuren waren opengezet, zodat de politie bij binnentreden in deze ruimtes zou kunnen vallen. Het verbreken van de lock-ons was zodanig ingewikkeld, dat het 3 keer zoveel tijd kostte als normaliter in deze situaties gebruikelijk is. Verder gedroegen verdachten zich recalcitrant en werd er tegen medewerkers van de Mobiele Eenheid geschopt. Ondanks het feit dat er meerdere malen is geroepen dat het pand moest worden ontruimd, is hier geen gehoor aan gegeven door de verdachten.
Uit de feitelijke situatie blijkt niet dat er op het moment van ontruiming nog sprake was van een demonstratie, en al helemaal niet van een vreedzame demonstratie, gelet op de wijze waarop de medeverdachten zich hebben gedragen en uit het zicht van het publiek in het pand hadden verschanst. De straat was inmiddels ontruimd, dus er was geen publiek aanwezig.
Bij de ontruiming is daarom geen inbreuk geweest op demonstratievrijheid of de vrijheid van meningsuiting. Het verweer ten aanzien van de inbreuk op het eigendomsrecht wordt eveneens verworpen bij gebrek aan feitelijke grondslag c.q. onderbouwing.
Kraken is een hinderlijk en strafbaar feit, waarbij inbreuk wordt gemaakt op het eigendomsrecht van anderen. Verdachte bevond zich met medeverdachten wederrechtelijk in een pand, waar zij zich met lock-ons hadden vastgemaakt. Er is zelfs noodzakelijkerwijs schade aan het pand toegebracht om hen uiteindelijk los te kunnen maken. Door deze handelwijze heeft verdachte met zijn medeverdachten schade en veel overlast veroorzaakt en inzet van politie en de Mobiele Eenheid noodzakelijk gemaakt. Dit past niet bij een eerlijke of oprechte manier van demonstreren om een politiek standpunt kenbaar te maken, zodat er geen reden is om strafmatigend te oordelen.
De verdachte zal een werkstraf worden opgelegd van 50 uur, bij niet te verrichten te vervangen door 25 dagen vervangende hechtenis.
BESLAG
In het dossier is vermeld dat de spandoek met opschrift “ [opschrift] ” in beslag is genomen. Niet is duidelijk onder welke verdachte dit in beslag is genomen. Door de verdediging is ook niet gesteld wie de eigenaar van dit spandoek is. Het spandoek zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

8.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op artikel 138a van het Wetboek van Strafrecht, zoals het artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.BESLISSING

De politierechter:
Bewezenverklaring
- verklaart feit 1 bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 50 uren,met aftrek van 2 uur voor de dag dat verdachte in verzekering heeft doorgebracht
;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 25 dagen hechtenis;
Beslag
- Bepaalt dat het inbeslaggenomen spandoek wordt bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Telci, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage:
Aan de verdachte wordt tenlastegelegd, dat:
hij op of omstreeks
11 mei 2024 te [plaats], tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, in de
woning en/of het gebouw, gelegen aan de
[adres 2], waarvan het gebruik door de rechthebbende was beëindigd
wederrechtelijk is binnengedrongen en/of wederrechtelijk aldaar heeft vertoefd;
( art 138a lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 138a lid 3 Wetboek van Strafrecht, art 47
lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )