Uitspraak
1.[eiser] ,
2.
[eiseres],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 2 januari 2024 met producties A tot en met D;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens vermeerdering van eis met bijlage 1 en 2;
2.Waar gaat deze zaak over?
[eiser c.s.] het pand niet aan een derde heeft kunnen verhuren, buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
[eiser c.s.] het schilderwerk aan de voorkant van het pand herstelt. Wat betreft de achterstand vanaf september 2023 betwist [gedaagde] dat hij de jaarlijkse indexering moet betalen, omdat de indexering niet tijdig en op juiste wijze bekend is gemaakt. Ten derde stelt [gedaagde] dat hij met de huur over de maand december 2023 een bedrag van € 129,16 mocht verrekenen, omdat hij een factuur van [bedrijf] heeft betaald die door [eiser c.s.] betaald zou moeten worden. Ten vierde stelt [gedaagde] dat de huur voor de maand mei 2024 (zonder indexering) al betaald is. Ten vijfde is volgens [gedaagde] geen sprake van overlast in civielrechtelijke zin en is ontbinding pas gerechtvaardigd bij een huurachterstand van minimaal drie maanden, waar in deze zaak geen sprake van is. Ten zesde is [gedaagde] het niet eens met de gevorderde incassokosten, omdat de tijdverantwoording ontbreekt en
[eiser c.s.] moest begrijpen dat incassowerkzaamheden zinloos zouden zijn. Tot slot voert [gedaagde] verweer tegen uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis.
3.De beoordeling
per 3 mei 2024het volgende bedrag aan huurachterstand openstaat:
[eiser c.s.] betalen. Dit deel van de vordering wordt daarom toegewezen.
4.5 Onverminderd de mogelijkheden die de wet biedt om een huurprijsaanpassing te realiseren, wordt de huurprijs jaarlijks per 1 september, voor het eerst met ingang van 1 september 2017, aangepast in overeenstemming met 18.1 van de algemene bepalingen en met inachtneming van artikelen 18.2 tot en met 18.7 van de algemene bepalingen.’
18.6Een geïndexeerde huurprijs is opeisbaar verschuldigd, ook al wordt van de aanpassing aan huurder geen afzonderlijke mededeling gedaan.’
bedrijfsruimte. De geïndexeerde huurprijs is ook opeisbaar wanneer daarvan geen aparte mededeling wordt gedaan. Door deze bepalingen te aanvaarden heeft [gedaagde] de verschuldigdheid en opeisbaarheid van de jaarlijkse indexering van de huurprijs, zonder dat daarvan eerst (tijdig en op bepaalde wijze) mededeling moet worden gedaan, geaccepteerd. [gedaagde] heeft onvoldoende gemotiveerd waarop de gestelde verplichting om een indexering van de huurprijs van
bedrijfsruimtetijdig en op juiste wijze bekend te maken is gebaseerd en waarom hier niet ten nadele van de huurder van
bedrijfsruimteafgeweken zou mogen worden. De kantonrechter verwerpt dan ook de onder 3.16 vermelde stelling van [gedaagde] dat hij het indexeringsbedrag niet verschuldigd is omdat de indexering niet tijdig en op juiste wijze bekend is gemaakt, als niet (voldoende) gemotiveerd.
bezwaarheeft tegen de indexering van de huurprijs betekent niet dat de indexering daarmee van de baan is. De indexering maakt immers deel uit van de contractuele verhouding tussen partijen en de huurovereenkomst waarvan de algemene bepalingen deel uitmaken voorziet niet in een recht op bezwaar met de bevoegdheid tot opschorting van de huurbetalingsverplichting. Indien [gedaagde] meent dat er gronden zijn voor wijziging van de huurovereenkomst betreffende de overeengekomen jaarlijkse indexering van de huurprijs, moet hij daartoe een vordering bij de rechter indienen. Nu een dergelijke vordering niet voorligt, gaat de kantonrechter aan het voormelde bezwaar van [gedaagde] voorbij.
[eiser c.s.] betaald had moeten worden. De kantonrechter overweegt als volgt.
voor[eiser c.s.]
aan[bedrijf] heeft betaald. [gedaagde] kan zijn onverschuldigde betaling aan een derde niet verrekenen met zijn schuld aan [eiser c.s.] , omdat [eiser c.s.] en [bedrijf] niet dezelfde wederpartij zijn en de onverschuldigde betaling aan [bedrijf] en de huurbetalingsverplichting aan [eiser c.s.] niet tegenover elkaar staan. Er is dus niet voldaan aan de vereisten van artikel 6:127 lid 2 BW. Daarom wordt het beroep van [gedaagde] op verrekening verworpen. Dat betekent dat de vordering van € 129,16 over de maand december 2023 wordt toegewezen.
directhet verschuldigde bedrag aan [eiser c.s.] zal betalen. [eiser c.s.] heeft niet gesteld dat aan deze toezegging getwijfeld moet worden of dat [gedaagde] tot directe betaling van de huurachterstand niet in staat zou zijn. Onder voormelde omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat de huurachterstand van iets meer dan twee maanden de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigt. De ontbindingsvordering van [eiser c.s.] wordt daarom afgewezen.
1 juli 2012 is ingetreden. [eiser c.s.] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiser c.s.] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Anders dan [gedaagde] stelt, is tijdverantwoording en de betalingshouding van een debiteur geen vereiste voor het toekennen van een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald voor de toegewezen hoofdsom van € 3.697,67. Daarom wordt € 430,53 toegewezen.
[eiser c.s.] om direct over te kunnen gaan tot uitvoering van het vonnis. [gedaagde] wil niet dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard wordt, omdat hij direct schade zou lijden en zijn bedrijf zou moeten beëindigen. Hierop heeft [eiser c.s.] niet gereageerd en [eiser c.s.] heeft vervolgens ook niet toegelicht waarom zijn belang om direct over te kunnen gaan tot uitvoering van het vonnis zwaarder zou wegen dan het belang van [gedaagde] . Gelet op het voorgaande wordt het vonnis in conventie niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.De beslissing
28 augustus 2024.