ECLI:NL:RBMNE:2024:5152

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
10893333
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor gebrekkig tegelwerk en herstelverplichting

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, hebben eisers, [eiseres] en [eiser], een aannemingsovereenkomst gesloten met gedaagde, [gedaagde], voor de realisatie van een badkamer. Eisers stellen dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de wandtegels zonder voegwerk te plaatsen, waardoor de badkamer niet gebruikt kan worden. Gedaagde betwist dit en stelt dat eisers zelf om koud betegelen hebben gevraagd. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde niet heeft voldaan aan de verplichting om goed en deugdelijk werk te leveren, omdat het ontbreken van voegwerk kan leiden tot lekkage. De vordering van eisers tot schadevergoeding wordt gedeeltelijk toegewezen. De kantonrechter stelt vast dat gedaagde in verzuim is geraakt en dat eisers recht hebben op vervangende schadevergoeding. De hoogte van de schadevergoeding wordt geschat op € 8.000,00, en eisers krijgen ook een vergoeding voor expertisekosten en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De proceskosten worden eveneens aan gedaagde opgelegd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10893333 \ UC EXPL 24-567 RJ/58605
Vonnis van 14 augustus 2024
in de zaak van

1.[eiseres] ,2. [eiser] ,

beiden wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiseres] en [eiser] ,
gemachtigde: mr. E.S. Koerhuis,
tegen
[gedaagde] , HANDELENDE ONDER DE NAAM [handelsnaam],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R. Bagasrawalla.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 januari 2024 met producties 1 tot en met 14;
- de conclusie van antwoord van 7 maart 2024 met producties 1 tot en met 6;
- de akte van 28 juni 2024 met aanvullende productie 15 van [eiseres] en [eiser] .
1.2.
Op 11 juli 2024 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij waren [eiseres] en [eiser] aanwezig samen met hun gemachtigde. [gedaagde] was ook aanwezig, samen met zijn gemachtigde.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiseres] en [eiser] hebben op 9 november 2021 met [gedaagde] een aannemingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan [gedaagde] onder andere een badkamer op de zolderverdieping van [eiseres] en [eiser] zou realiseren. [eiseres] en [eiser] stellen dat [gedaagde] de tegels in de badkamer strak tegen elkaar heeft geplaatst, waardoor ze niet gevoegd kunnen worden en dat zonder deugdelijk voegwerk de badkamer niet gebruikt kan worden. Ook liggen er volgens [eiseres] en [eiser] nog diverse elektriciteitsvoorzieningen op de zolder open en bloot.
2.2.
[eiseres] en [eiser] vinden dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en hebben een deskundige ingeschakeld om de gebreken te onderzoeken en de schade vast te stellen. [eiseres] en [eiser] vorderen in deze procedure– samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot het betalen van € 12.300,00 aan vervangende schadevergoeding, € 1.331,00 aan expertisekosten, € 1.102,69 aan buitengerechtelijke incassokosten, en wettelijke rente. Tot slot vorderen [eiseres] en [eiser] veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.3.
[gedaagde] is het niet met [eiseres] en [eiser] eens. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] zelf verzocht om ‘koud te betegelen’, omdat ze de ruimte tussen de tegels niet mooi vond. Bovendien is koud betegelen volgens [gedaagde] geen gebrek, hebben [eiseres] en [eiser] niet op tijd geklaagd, heeft de door [eiseres] en [eiser] ingeschakelde deskundige onvoldoende rekening gehouden met de rolverdeling van verschillende partijen bij het bouwproject en kan het herstel (als al hersteld zou moeten worden) veel goedkoper. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] en [eiser] in de proceskosten.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.Wat oordeelt de kantonrechter?

3.1.
De vordering van [eiseres] en [eiser] wordt gedeeltelijk toegewezen. Hierna wordt toegelicht waarom.
Er was nog niet opgeleverd
3.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat het werk op 28 maart 2022 opgeleverd is en [eiseres] en [eiser] erg tevreden waren. Volgens [gedaagde] is hij op grond van artikel 7:758 lid 3 BW niet aansprakelijk meer voor de gebreken, omdat [eiseres] en [eiser] zonder voorbehoud akkoord zijn gegaan met het opgeleverde werk. [eiseres] en [eiser] hebben betwist dat zij akkoord zijn gegaan en het werk is opgeleverd. Er zou (door een derde) een douchecabine worden geplaatst en daarna moest [gedaagde] het werk nog afmaken. Zij hebben dan ook op 2 juli 2022 een bericht naar [gedaagde] gestuurd: ‘
Hi [gedaagde] , kun je op korte termijn de badkamer af komen maken (voegen)?’ (productie 4 bij de dagvaarding). Gelet op het voorgaande had het op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn stelling dat het werk opgeleverd is, bijvoorbeeld aan de hand van schriftelijke stukken, nader te onderbouwen. Nu [gedaagde] dit niet heeft gedaan, zal zijn verweer worden verworpen en gaat de kantonrechter ervan uit dat het werk nog niet was opgeleverd. [gedaagde] heeft aan het eind van de mondelinge behandeling nog benadrukt dat hij tijdens de mondelinge behandeling [eiseres] en [eiser] heeft horen zeggen dat het werk wel was opgeleverd, maar de kantonrechter noch de griffier hebben [eiseres] en [eiser] dit horen zeggen. Daarom gaat de kantonrechter aan deze stelling van [gedaagde] voorbij.
3.3.
Overigens staat ook oplevering op zichzelf niet in de weg aan een later beroep op een gebrek in het werk, indien [eiseres] en [eiser] dit niet eerder hadden kunnen opmerken. Zij stellen dat zij pas van de installateur van de douchecabine voor het eerst begrepen dat tegelwerk zonder voeg(mogelijkheid) tot lekkage kan leiden, hetgeen de kantonrechter aannemelijk acht (zie ook hierna).
Er is op tijd geklaagd
3.4.
[gedaagde] voert verder aan dat [eiseres] en [eiser] niet tijdig hebben geklaagd in de zin van artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), omdat [eiseres] en [eiser] pas in juli 2022 hun beklag hebben gedaan over het tegelwerk. Artikel 6:89 BW bepaalt dat een schuldeiser op een gebrek in de prestatie van zijn contractuele wederpartij geen beroep meer kan doen indien en voor zover hij hierover niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, heeft geklaagd. [eiseres] en [eiser] hebben tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat pas op het moment dat de douchecabine werd geleverd, de leverancier zei dat door het ontbreken van het voegwerk, de badkamer niet gebruikt zou kunnen worden. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] en [eiser] op dat moment het gebrek, althans het ontbreken van het voegwerk en de mogelijke gevolgen daarvan, hebben ontdekt. Vervolgens hebben zij [gedaagde] een bericht gestuurd en gevraagd of hij de badkamer op korte termijn kon komen afmaken. De kantonrechter volgt [gedaagde] daarom niet in zijn stelling dat [eiseres] en [eiser] te laat hebben geklaagd.
De wandtegels, vloertegels en de elektra
3.5.
[eiseres] en [eiser] stellen dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst en het uitgevoerde werk niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. De wandtegels, vloertegels en de elektra zullen hierna afzonderlijk worden besproken.
De wandtegels
3.6.
De verplichting tot het leveren van een goed en deugdelijk werk maakt als verbintenis onderdeel uit van een aannemingsovereenkomst. [eiseres] en [eiser] stellen dat door het ontbreken van voegwerk tussen de tegels, de badkamer niet gebruikt kan worden, omdat er lekkage kan ontstaan. Toen het sanitair werd geleverd, zei de leverancier tegen [eiseres] en [eiser] dat zij de badkamer niet kunnen gebruiken zo lang de tegels niet gevoegd zijn. Ook de deskundige die [eiseres] en [eiser] hebben ingeschakeld, bevestigt dat er door het koud betegelen sprake is van een gebrek omdat er niet gevoegd kan worden. [gedaagde] betwist dat de badkamer niet gebruikt kan worden en overlegt als voorbeeld foto’s van een badkamer in een hotel in Las Palmas, waarin de tegels ook koud op elkaar zijn aangesloten. De kantonrechter volgt [gedaagde] niet. De leverancier van het sanitair en de deskundige hebben beide verklaard dat de badkamer op deze manier niet gebruikt kan worden. Het is in dat licht onvoldoende om enkel te zeggen dat dit wel kan en hierbij, zonder nadere toelichting, foto’s van een badkamer in Las Palmas te overleggen.
3.7.
Verder stelt [gedaagde] dat [eiseres] zelf wilde dat er koud betegeld zou worden en dat hij heeft afgeraden om koud te betegelen, omdat er dan geen voeg aangebracht kan worden. [eiseres] en [eiser] betwisten dat [eiseres] dit zelf wilde. Volgens [eiseres] en [eiser] wilden zij inderdaad dat er strak getegeld werd, maar hebben zij niet gezegd dat zij geen voegwerk tussen de tegels wilden. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
3.8.
Vooropgesteld wordt dat [eiseres] en [eiser] consumenten zijn en dat [gedaagde] de positie heeft van een professional. [gedaagde] houdt zich bedrijfsmatig bezig met (onder meer) het installeren van badkamers. Gelet hierop rust op [gedaagde] een waarschuwingsplicht als bedoeld in artikel 7:754 BW. Op grond van het bepaalde in dit artikel is een aannemer/opdrachtnemer bij het aangaan of uitvoeren van de overeenkomst tussen partijen verplicht de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Of dit het geval is hangt af van de deskundigheid die van hem als opdrachtnemer mocht worden verwacht en van de onder de omstandigheden van het geval van hem te vragen zorgvuldigheid. Van [gedaagde] mag als professional verwacht worden dat hij redelijkerwijs behoorde te weten dat het niet voegen van tegels in een badkamer tot lekkage kan leiden. In dat kader mag ook van [gedaagde] worden verwacht dat hij [eiseres] en [eiser] hierover voldoende inlicht. [gedaagde] heeft weliswaar, zo stelt hij, aan [eiseres] en [eiser] laten weten dat door strak te tegelen, er niet gevoegd kan worden tussen de tegels, maar niet is gebleken dat [gedaagde] expliciet heeft gewaarschuwd voor de mogelijke gevolgen hiervan, zoals lekkage. In zijn hoedanigheid van professional, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om – gelet op de risico’s – deze opdracht te weigeren, dan wel [eiseres] en [eiser] heel nadrukkelijk te waarschuwen voor de mogelijke gevolgen. Niet is gebleken dat [gedaagde] dit heeft gedaan. Sterker nog, [gedaagde] betwist dat het koud betegelen een gebrek oplevert (zie punt 3.6).
3.9.
Gelet op het voorgaande heeft [gedaagde] niet voldaan aan de verplichting om goed en deugdelijk werk te leveren, nu de badkamer door het ontbreken van (de mogelijkheid tot) voegen tussen de wandtegels niet gebruikt kan worden. [gedaagde] is ten aanzien van het plaatsen van de wandtegels daarom tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
De vloertegels
3.10.
Met betrekking tot de vloertegels heeft de deskundige verklaard dat de tegelvloer wel een voegbreedte heeft van gemiddeld circa 0,7 tot 1,5 mm en dat deze voegen zijn voorzien van een voegvulling (pagina 4 van het deskundigenrapport). Dit betekent dat de vloer niet koud is getegeld. [eiseres] en [eiser] hebben tijdens de mondelinge behandeling gewezen op het deskundigenrapport waarin staat dat de minimale voegbreedte 3 millimeter is, maar [gedaagde] heeft vervolgens betwist dat dit nodig is en heeft uitgelegd wat voor tegels hij heeft gebruikt (tegelrand met de vorm van een ‘half maantje’). [eiseres] en [eiser] hebben vervolgens niet onderbouwd waarom de voegbreedte wel 3 millimeter zou moeten zijn. [eiseres] en [eiser] hebben gelet op het wel aanwezig zijn van voegwerk en de betwisting van [gedaagde] met betrekking tot de voegbreedte onvoldoende onderbouwd gesteld dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en de gevoegde vloertegels niet voldoen aan de eisen van goed en deugdelijke werk.
De elektra
3.11.
[eiseres] en [eiser] stellen dat [gedaagde] ook tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst door de elektra zodanig achter te laten dat deze niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. [gedaagde] heeft echter toegelicht dat de elektra niet behoorde tot zijn opdracht, maar tot de opdracht van ‘ [A] ’. [gedaagde] heeft gewezen op de offerte (productie 2 bij de dagvaarding) waarin enkel staat ‘25 wandcontactdozen, zolder’. Bovendien zou [gedaagde] verder weinig verstand hebben van elektra. Daarom is volgens hem afgesproken dat ‘ [A] ’ de rest van de elektra zou doen. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] dat de aanleg van elektra niet tot zijn opdracht behoorde, lag het op de weg van [eiseres] en [eiser] om hun stelling nader te onderbouwen. De enkele verwijzing naar de offerte (productie 4 bij de conclusie van antwoord) waarin staat ‘gehele zolder, renoveren’, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende. Wanneer [eiseres] en [eiser] wilden dat [gedaagde] de volledige installatie ten behoeve van de elektra op zich zou nemen, hadden zij dit duidelijker moeten (laten) opschrijven. Gelet op het voorgaande hebben [eiseres] en [eiser] onvoldoende onderbouwd gesteld dat dit tot de opdracht van [gedaagde] behoorde. Van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst kan ten aanzien van de elektra dan ook geen sprake zijn.
Omzetting van de herstelverplichting naar verbintenis tot vervangende schadevergoeding
3.12.
[eiseres] en [eiser] hebben hun vordering gebaseerd op artikel 6:87 BW. Uit artikel 6:87 BW volgt dat voor zover nakoming van een verbintenis niet al blijvend onmogelijk is, de verbintenis kan worden omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding als de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser schriftelijk mededeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert. Geen omzetting vindt plaats, die door de tekortkoming, gezien haar ondergeschikte betekenis, niet wordt gerechtvaardigd.
3.13.
[gedaagde] is ten aanzien van het plaatsen van de wandtegels tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Vaststaat dat [eiseres] en [eiser] [gedaagde] in gebreke hebben gesteld. Eerst per brief op 22 augustus 2022 en later nog eens (onverplicht) per brief van 19 mei 2023. [gedaagde] is in beide brieven een termijn gegund om de tekortkoming te herstellen, maar [gedaagde] heeft hier niet aan voldaan. De kantonrechter stelt daarom vast dat [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren.
3.14.
Op 9 juni 2023 heeft de gemachtigde van [eiseres] en [eiser] schriftelijk aan [gedaagde] laten weten dat zij niet langer nakoming zal vorderen, maar aanspraak wil maken op een vervangende schadevergoeding. Aan de vereisten van artikel 6:87 BW is voldaan. Daarom kunnen [eiseres] en [eiser] aanspraak maken op vervangende schadevergoeding.
De omvang van de vervangende schadevergoeding
3.15.
De hoogte van de vervangende schadevergoeding wordt bepaald aan de hand van de waarde van de uitgebleven en/of ondeugdelijk verrichte prestatie waarbij de vervangende vergoeding [eiseres] en [eiser] in staat moet stellen de gemiste prestatie door een derde te laten uitvoeren.
3.16.
[eiseres] en [eiser] vorderen een schadevergoeding van in totaal € 12.300,00, gebaseerd op het deskundigenrapport. Dit bedrag bestaat uit € 10.000,00 om het tegelwerk in de badkamer te herstellen en € 2.300,00 ten aanzien van de elektra. Omdat vast is komen te staan dat [gedaagde] niet verantwoordelijk was voor de elektra, wordt de vordering voor dit deel afgewezen. Verder is niet komen vast te staan dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst ten aanzien van de vloertegels. Wel is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met betrekking tot de wandtegels. [gedaagde] moet daarom ten aanzien van de wandtegels de gevorderde vervangende schadevergoeding betalen. [gedaagde] heeft weliswaar betwist dat de werkzaamheden die genoemd staan in het deskundigenrapport allemaal noodzakelijk zijn voor het herstel, en gesteld dat de begrote bedragen veel te hoog zijn, maar voor zover dat al juist is blijft dat voor zijn risico. Hij is immers voldoende in de gelegenheid gesteld om het herstel zelf uit te voeren maar heeft dat niet willen doen. Bovendien heeft [gedaagde] in productie 6 bij de conclusie van antwoord, waar hij naar verwijst ter onderbouwing, vraagtekens gezet bij verschillende bedragen, zodat de kantonrechter hier niet van uit kan gaan.
3.17.
Het gevorderde bedrag van € 10.000,00 is door [eiseres] en [eiser] niet uitgesplitst in het herstellen van de vloertegels en wandtegels. Op grond van artikel 6:97 BW wordt de schade daarom geschat. De kantonrechter schat de schade met inachtneming van de stellingen en stukken op een bedrag van totaal € 8.000,00. De stelling van [gedaagde] dat het herstel voor een veel geringer bedrag kan plaatsvinden, volgt de kantonrechter niet. [gedaagde] moet de vervangende schadevergoeding van € 8.000,00 betalen in plaats van het werk af te maken.
De expertisekosten
3.18.
[eiseres] en [eiser] vorderen € 1.331,00 aan expertisekosten. Om expertisekosten te vergoeden is op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW nodig dat het redelijk is geweest dat kosten zijn gemaakt en de kosten moeten op zich ook redelijk zijn. Over het expertiserapport heeft [gedaagde] aangevoerd dat meer is onderzocht dan nodig en relevant was, in verband met de omvang van zijn werkzaamheden. De kantonrechter oordeelt dat het redelijk is dat door [eiseres] en [eiser] expertise is verzocht. De omvang van de kosten is, ten opzichte van de uiteindelijk vastgestelde gebreken in de werkzaamheden, echter niet redelijk. Dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met betrekking tot de vloertegels en de elektra is namelijk niet vast komen te staan. In dit geval wordt een bedrag van € 1.000,00 redelijk geacht, zodat dat bedrag wordt toegewezen.
Wettelijke rente
3.19.
[eiseres] en [eiser] vorderen wettelijke rente vanaf 25 juni 2023. Aangezien [eiseres] en [eiser] in de brief van 9 juni 2023 een termijn van 15 dagen voor het betalen van de vervangende schadevergoeding en de expertisekosten heeft gegeven, is [gedaagde] ten aanzien van het betalen hiervan vanaf 25 juni 2023 in verzuim geraakt. De wettelijke rente vanaf 25 juni 2023 zal daarom worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.20.
[eiseres] en [eiser] vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] en [eiser] voldoende hebben gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. In tegenstelling tot wat [gedaagde] stelt, was het versturen van een veertiendagenbrief niet nodig, nu [gedaagde] heeft gehandeld in het kader van zijn bedrijf. Aangezien een hoofdsom van € 9.000,00 wordt toegewezen, zullen de buitengerechtelijke kosten in overeenstemming met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten hierover worden berekend. Een bedrag van € 825,00 wordt daarom toegewezen.
Proceskosten
3.21.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] en [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,84
- griffierecht
706,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.659,84
3.22.
De gevorderde wettelijke handelsrente over de proceskosten is niet toewijsbaar, omdat proceskosten geen betrekking hebben op een handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:119a lid 1 BW. De (reguliere) wettelijke rente zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
De beslissing wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.23.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] en [eiser] van een schadevergoeding, begroot op € 8.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 25 juni 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] en [eiser] van de expertisekosten, begroot op € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 25 juni 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] en [eiser] van € 825,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.659,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024.