ECLI:NL:RBMNE:2024:515

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
569711 / HA RK 24-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verschoningsverzoek wegens schijn van partijdigheid

Op 2 februari 2024 heeft de verschoningskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een verzoek tot verschoning ontvangen van verzoekster, mr. M. Weistra, die zich niet vrij voelde om te beslissen in de hoofdzaak. Dit verzoek is ingediend in het kader van een kort geding dat op 5 februari 2024 zou plaatsvinden, waarin de omgang tussen een vader en dochter centraal staat. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij de partijen in de hoofdzaak kent, wat haar onpartijdigheid in gevaar zou kunnen brengen. De verschoningskamer heeft vastgesteld dat er op basis van de aangevoerde omstandigheden een uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid kan bestaan. Daarom is het verzoek tot verschoning toegewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
VERSCHONINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 569711 / HA RK 24-21
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van 2 februari 2024
op het verzoek in de zin van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van:
Mr. M Weistra,
familierechter,
(hierna: verzoekster).

1.De procedure

1.1.
De verschoningskamer heeft op 2 februari 2024 het verzoek tot verschoning
ontvangen. Dit verzoek is ingediend in de zaak met zaaknummer 569191 KL ZA 24-17 (hierna: de hoofdzaak). Er heeft geen mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft aan haar verschoningsverzoek ten grondslag gelegd dat zij in de hoofdzaak op maandag 5 februari 2024 een kort geding moet behandelen. Zij voelt zich daartoe niet vrij omdat zij de partijen in de hoofdzaak kent. De kort geding procedure gaat over de omgang tussen vader en dochter. De dochter van partijen zit op dezelfde basisschool als de dochter van verzoekster en zij hebben bij elkaar in de klas gezeten. Daarnaast kent verzoekster een van de partijen (de moeder) ook persoonlijk. Tot slot kent de zus van verzoekster partijen en hun dochter ook, aangezien zij intern begeleider is op hun basisschool.

3.De beoordeling

Het toetsingskader
3.1.
Artikel 40 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 36 Rv. Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Van de schijn van partijdigheid kan, geheel los van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in dat specifieke geval aan onpartijdigheid ontbreekt. In dat geval dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden. Rechtzoekenden moeten immers kunnen vertrouwen in het rechterlijk apparaat. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
Het oordeel van de verschoningskamer
3.4.
Uit het verschoningsverzoek blijkt dat verzoekster een van de partijen in de hoofdzaak, de moeder, kent. Ook blijkt uit het verzoek dat verzoekster zich daardoor niet meer voldoende vrij voelt in de hoofdzaak te beslissen.
3.5.
De verschoningskamer is van oordeel dat er op grond van de aangevoerde omstandigheden sprake kan zijn van een uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid als bedoeld in overweging 3.3. Het verschoningsverzoek zal daarom worden toegewezen.

4.De beslissing

De verschoningskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot verschoning toe;
4.2.
draagt de griffier van de verschoningskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de voorzitter van de afdeling waar verzoekster werkzaam is en de president van deze rechtbank;
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, en mr. C.P. Lunter en mr. N.A.J. Purcell als leden van de verschoningskamer, bijgestaan door mr. S. Bazaz, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.