Uitspraak
1.De procedure
- het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 7 februari 2024;
- de brief van 6 maart 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde]. [eiseres] vorderde ontbinding van de overeenkomst tot levering van warmte en koude aan [gedaagde] vanwege een aanzienlijke betalingsachterstand van € 9.988,04, die [gedaagde] sinds mei 2019 niet had voldaan. Ondanks de tekortkoming in de betalingsverplichtingen, heeft de kantonrechter de vordering tot ontbinding afgewezen. De rechter oordeelde dat de bijzondere omstandigheden van het geval, waaronder de financiële problemen van [gedaagde] als gevolg van de coronacrisis, en zijn inspanningen om een betalingsregeling te treffen, een ontbinding op dat moment niet rechtvaardigden.
De procedure begon met een dagvaarding op 26 januari 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 30 april 2024. Tijdens deze behandeling heeft [gedaagde] aangegeven bereid te zijn om een betalingsregeling te treffen, maar hij was het niet eens met de ontbinding van de overeenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] inmiddels een betalingsregeling van € 250 per maand heeft getroffen en dat hij deze nakomt. De rechter benadrukte dat het aan [gedaagde] is om zijn betalingsverplichtingen serieus te nemen en een stabiele regeling te waarborgen.
De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding van de overeenkomst afgewezen, maar heeft wel de hoofdsom van € 9.988,04, de rente en de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van in totaal € 11.010,46, te vermeerderen met wettelijke rente, en moet ook de proceskosten van € 1.596,61 vergoeden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.