AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Schadevergoeding vordering van abonnementsspeler tegen Staatsloterij wegens misleidende mededelingen over prijzen en winkansen
In deze zaak vordert een abonnementsspeler, aangeduid als [geopposeerde], schadevergoeding van de Staatsloterij B.V. wegens misleidende mededelingen over prijzen en winkansen die in de periode van 2000 tot 2008 zijn gedaan. De kantonrechter heeft op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in het verzet van Staatsloterij tegen een eerder verstekvonnis van 8 juni 2022. De rechtbank oordeelt dat de Staatsloterij onrechtmatig heeft gehandeld, maar dat [geopposeerde] niet heeft aangetoond dat hij door deze misleidende mededelingen daadwerkelijk schade heeft geleden. De kantonrechter stelt vast dat er geen causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige gedragingen van de Staatsloterij en de schade van [geopposeerde]. De vordering van [geopposeerde] wordt afgewezen, en het verstekvonnis wordt vernietigd. Tevens wordt [geopposeerde] veroordeeld tot terugbetaling van eerder ontvangen bedragen op basis van het verstekvonnis. De proceskosten worden voor rekening van [geopposeerde] gesteld, met uitzondering van enkele kosten die aan de Staatsloterij worden toegerekend vanwege haar eerdere afwezigheid in de procedure.
Voetnoten
1.Zij hebben onafhankelijk van elkaar als abonnementsspelers meegespeeld met de staatsloterij. Omdat beiden acteerden op basis van eigen individuele afwegingen moet ook de vraag naar het bestaan van causaal verband tussen de misleidende mededelingen van Staatsloterij en de schade die zij daardoor hebben geleden, voor beiden afzonderlijk worden beantwoord. De vorderingen van [geopposeerde] en [A] hebben onderling geen samenhang in die zin dat de beslissing op de vordering van de één per definitie betekenis zou hebben op de vordering van de ander of daarvan afhankelijk zou zijn. Integendeel, het is op voorhand niet ondenkbaar dat het causaal verband met betrekking tot de één wordt vastgesteld en met betrekking tot de ander niet. Aldus is er geen aanleiding om in één gezamenlijke procedure over de vorderingen van [geopposeerde] en [A] te beslissen.
2.Aanvankelijk is aan [geopposeerde] en [A] gezamenlijk via de rekening-courantverhouding met hun toenmalige gemachtigde € 244,00 griffierecht in rekening gebracht. Nu zijn beiden, afzonderlijk van elkaar, € 244,00 verschuldigd. Het aanvullend te heffen bedrag zal via de rekening-courantverhouding met hun huidige gemachtigde in rekening worden gebracht; de uiteindelijke verdeling van alle (proces-)kosten wordt aan [geopposeerde] en [A] en hun huidige gemachtigde overgelaten.
3.Gerechtshof Den Haag 28 mei 2013, ECLI:NL:GHDHA:CA0587
7.Staatsloterij heeft zich aanvankelijk ook op het standpunt gesteld dat [geopposeerde] en [A] niet-ontvankelijk zouden zijn in hun vorderingen, maar tijdens de mondelinge behandeling heeft zij laten weten dit verweer niet te handhaven.
10.[geopposeerde] verwijst in dit verband onder andere naar artikel 6:193j lid 3 BW. Dat artikel bestond nog niet toen Staatsloterij de misleidende mededelingen deed, maar ook als dat anders was geweest, zou dit artikel [geopposeerde] niet hebben kunnen baten, omdat het met zoveel woorden causaal verband eist tussen de mededeling en de totstandkoming van de overeenkomst. Op dezelfde wijze kan ook bedrog of dwaling pas worden vastgesteld als de misleidende mededelingen daadwerkelijk zijn ontvangen en het handelen hebben beïnvloed – wat in dit geval nu juist niet kan worden vastgesteld. Als gevolg daarvan behoeft het verjaringsverweer dat Staatsloterij met betrekking tot de dwaling zekerheidshalve heeft gevoerd geen afzonderlijke beoordeling.
11.Tijdens de mondelinge behandeling heeft [B] expliciet opgemerkt dat [geopposeerde] die kosten niet zelf hoeft te betalen; zij worden naar de kantonrechter begrijpt betaald uit de bijdrage die [geopposeerde] al in een eerder stadium aan Stichting Loterijverlies dan wel aan [website] B.V. heeft betaald.