ECLI:NL:RBMNE:2024:5143

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
10375527 \ UC EXPL 23-1588
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding vordering van abonnementsspeler tegen Staatsloterij wegens misleidende mededelingen over prijzen en winkansen

In deze zaak vordert een abonnementsspeler, aangeduid als [geopposeerde], schadevergoeding van de Staatsloterij B.V. wegens misleidende mededelingen over prijzen en winkansen die in de periode van 2000 tot 2008 zijn gedaan. De kantonrechter heeft op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in het verzet van Staatsloterij tegen een eerder verstekvonnis van 8 juni 2022. De rechtbank oordeelt dat de Staatsloterij onrechtmatig heeft gehandeld, maar dat [geopposeerde] niet heeft aangetoond dat hij door deze misleidende mededelingen daadwerkelijk schade heeft geleden. De kantonrechter stelt vast dat er geen causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige gedragingen van de Staatsloterij en de schade van [geopposeerde]. De vordering van [geopposeerde] wordt afgewezen, en het verstekvonnis wordt vernietigd. Tevens wordt [geopposeerde] veroordeeld tot terugbetaling van eerder ontvangen bedragen op basis van het verstekvonnis. De proceskosten worden voor rekening van [geopposeerde] gesteld, met uitzondering van enkele kosten die aan de Staatsloterij worden toegerekend vanwege haar eerdere afwezigheid in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10375527 UC EXPL 23-1588 CD/942
Vonnis van 17 juli 2024
in de zaak van
[geopposeerde],
wonend in [woonplaats] , gemeente De Ronde Venen,
verder te noemen [geopposeerde] ,
eiser in de oorspronkelijke verstekprocedure,
gedaagde in het verzet,
gemachtigde: aanvankelijk mr. C.P.R.M. Dekker, nu mr. M. Raaijmakers,
tegen:
de besloten vennootschap
Staatsloterij B.V.,
gevestigd in Den Haag,
verder ook te noemen Staatsloterij,
gedaagde in de oorspronkelijke verstekprocedure,
eiseres in het verzet,
gemachtigde: mr. J.W. Leedekerken.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verstekvonnis van 8 juni 2022 in de procedure met zaaknummer 9763822 UC EXPL 22-2055, aanhangig gemaakt door [geopposeerde] en [A] (hierna kortweg [A] ),
  • de verzetdagvaarding van Staatloterij van 24 februari 2023, met daarbij een eis in voorwaardelijke reconventie, met 20 producties,
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie van [geopposeerde] en [A] , met de aanvullende productie 24,
  • de akte van [geopposeerde] en [A] met de aanvullende producties 25-27,
  • de brief van [geopposeerde] met de nadere productie x,
  • de akte van Staatsloterij met de aanvullende producties 21-26,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 10 november 2023, waar partijen (en hun gemachtigden aan de hand van pleitaantekeningen) hun standpunten nader hebben toegelicht, en waar de kantonrechter heeft aangekondigd dat de procedure van [geopposeerde] zou worden gesplitst van de procedure van [A] ,
  • de akte van [geopposeerde] en [A] met het herschreven petitum,
  • de akte van Staatsloterij met een reactie op het herschreven petitum.
1.2.
Daarop volgt nu dit vonnis, waarin de splitsing is geëffectueerd. De onderhavige procedure tussen [geopposeerde] en Staatsloterij heeft het al bekende zaak- en rolnummer gehouden; aan de procedure tussen [A] en Staatsloterij is het zaak- en rolnummer 11206211 UC EXPL 24-4635 toegekend. [2]

2.De feiten

2.1.
[geopposeerde] heeft vanaf juni 1998 tot en met mei 2008 als abonnementsspeler meegespeeld met de maandelijkse door Staatsloterij (en haar rechtsvoorgangster) georganiseerde staatsloterij en hij heeft in 2006, 2007 en 2008 meegespeeld met de jaarlijkse koninginnedagtrekking.
2.2.
In 2007 is in een televisie-uitzending aandacht besteed aan de staatsloterij, onder meer over het feit dat Staatsloterij een deel van de prijzen niet trok uit de verzameling verkochte loten, maar uit een grotere verzameling beschikbare loten, het zogenoemde ‘universum’. Na deze aandacht heeft Staatsloterij de trekkingssystematiek aangepast. Sindsdien worden alle prijzen getrokken uit de verzameling verkochte loten.
2.3.
In 2008 is door Stichting Loterijverlies een collectieve actie aanhangig gemaakt tegen Staatsloterij. [geopposeerde] heeft zich bij die actie aangesloten.
2.4.
In 2013 heeft het gerechtshof Den Haag in hoger beroep voor recht verklaard dat de Staatsloterij bij de maandelijkse trekkingen van de staatsloterij in de periode 2000-2007 en bij de koninginnedagtrekking van 2008 misleidende mededelingen heeft gedaan over het wel of niet gegarandeerd zijn van de prijzen, de winkansen, het aantal gewonnen prijzen en de hoogte daarvan. [3] In een arrest uit 2015 (hierna: arrest Staatsloterij I) heeft de Hoge Raad het hiertegen ingestelde cassatieberoep verworpen. [4]
2.5.
In 2017 is een vaststellingsovereenkomst gesloten, bestaande uit een collectieve regeling voor alle deelnemers die in de bewuste periode hebben meegespeeld met de Staatsloterij, met daarin onder meer een bijzondere trekking van de Staatsloterij en een financiële vergoeding.
2.6.
In een arrest uit 2020 heeft het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch in het voordeel van individuele deelnemers aan de collectieve actie een bewijsvermoeden aangenomen met betrekking tot het causaal verband tussen de onrechtmatige mededelingen van Staatsloterij en de aankoop van loten door de individuele deelnemers. [5]
2.7.
[geopposeerde] en [A] zijn vervolgens met behulp van [website] B.V. overgegaan tot dagvaarding van Staatsloterij. Staatsloterij is niet verschenen in de procedure. In het verstekvonnis van 8 juni 2022 is overwogen dat de vorderingen van [geopposeerde] en [A] , voor zover ze begrijpelijk waren en voor zover ze de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voorkwamen, toewijsbaar waren. De loterijovereenkomsten zijn nietig verklaard met betrekking tot de periode 2000-2007 en de koninginnedagtrekking 2008 en Staatsloterij is bij verstek veroordeeld om de ingelegde bedragen aan [geopposeerde] en [A] terug te betalen, vermeerderd met rente en met vergoeding van gemaakte kosten.
2.8.
Enkele weken later heeft de Hoge Raad het hiervoor gememoreerde arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (waarin het hof een bewijsvermoeden had aangenomen ten aanzien van het causaal verband tussen de onrechtmatige mededelingen van Staatsloterij en de aankoop van loten door individuele deelnemers) vernietigd. [6] De Hoge Raad heeft in dit arrest (hierna: Staatsloterij II) geoordeeld dat er geen grond is voor een bewijsvermoeden. De spelgeschiedenis van abonnementsspelers is namelijk bekend, waardoor geen sprake is van bewijsproblematiek ten aanzien van het causaal verband.
2.9.
Op 24 februari 2023 is Staatsloterij in verzet gekomen tegen het verstekvonnis. Zij heeft te kennen gegeven dat zij op 27 januari 2023 bekend is geraakt met het verstekvonnis, toen dat als productie werd bijgevoegd in een andere procedure tegen Staatsloterij. De dagvaarding waarmee de procedure is ingeleid is volgens Staatsloterij in het ongerede geraakt en heeft om onduidelijke redenen nooit de verantwoordelijke personen bereikt, waardoor Staatsloterij aanvankelijk abusievelijk niet in het geding is verschenen.

3.Het geschil in deze procedure

3.1.
In de inleidende dagvaarding heeft [geopposeerde] (net als [A] ) zich op het standpunt gesteld dat Staatsloterij onrechtmatig ten opzichte van hem heeft gehandeld door in de periode 2000-2007 en bij de koninginnedagtrekking 2008 misleidende mededelingen te doen. Daarom is Staatsloterij volgens [geopposeerde] gehouden om de schade te vergoeden die hij daardoor heeft geleden, die volgens hem bestaat uit de aankoopbedragen van de loten en de kosten die hij heeft betaald of nog verschuldigd is aan [website] B.V.
3.2.
In het verstekvonnis van 8 juni 2022 is de loterijovereenkomst tussen Staatsloterij en [geopposeerde] nietig verklaard voor zover deze betrekking had op de periode 2000-2007 en de koninginnedagloterij. Staatsloterij is bij verstek veroordeeld om € 5.249,43 aan [geopposeerde] te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 4.547,78 vanaf 1 januari 2020 tot de voldoening. Ook is Staatsloterij bij verstek veroordeeld in de proceskosten.
3.3.
Staatsloterij is tegen dit oordeel in verzet gekomen. Zij vordert, kort gezegd, ontheffing van de veroordeling bij verstek, met veroordeling van [geopposeerde] in de kosten, inclusief de kosten van het verzet, vermeerderd met de wettelijke rente over de kosten. Staatsloterij voert daartoe aan dat de vordering aan [geopposeerde] moet worden ontzegd omdat de dagvaarding niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, dan wel dat die worden afgewezen. [7] Staatsloterij heeft in dat verband onder andere een beroep gedaan op verjaring.
3.4.
Na herschrijving van het petitum in deze verzetprocedure vordert [geopposeerde] nu dat de rechtbank (bedoeld zal zijn de kantonrechter):
- de loterijovereenkomst tussen Staatsloterij en [geopposeerde] , voor zover die betrekking heeft op de periode 2000-2007 en de koninginnedagtrekking 2008, nietig verklaart dan wel vernietigt, primair op grond van strijd met de wet, subsidiair op grond van richtlijnconforme interpretatie, meer subsidiair op grond van bedrog, meer meer subsidiair op grond van dwaling en meer meer meer subsidiair op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen grond;
- Staatsloterij veroordeelt om de inleggelden van € 2.566,08 aan [geopposeerde] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de respectievelijke aankoopdata;
- Staatsloterij veroordeelt om € 1.023,37 te vergoeden aan kosten [geopposeerde] heeft betaald of verschuldigd is aan [website] B.V., vermeerderd met de wettelijke rente daarover; en
- Staatsloterij veroordeelt om de proceskosten, waaronder de nakosten, te betalen.
3.5.
Staatsloterij kan zich als gezegd niet in deze vordering vinden. Maar voor het geval de kantonrechter van oordeel is dat de vordering van [geopposeerde] tot vernietiging van de loterijovereenkomsten toewijsbaar is, vordert Staatsloterij in voorwaardelijke reconventie een verklaring voor recht, die primair inhoudt dat aan de vernietiging van de loterijovereenkomst de werking wordt ontzegd en subsidiair dat op [geopposeerde] een verplichting rust om de nominale waarde van de gekochte staatsloten aan Staatsloterij te vergoeden, waardoor als gevolg van de vernietiging van de loterijovereenkomsten per saldo toch geen betalingsverplichting rust op Staatsloterij.
3.6.
Ook vordert Staatsloterij dat de kantonrechter [geopposeerde] in voorwaardelijke reconventie veroordeelt in de proceskosten, inclusief de kosten van de verzetprocedure, vermeerderd met de wettelijke rente over de kosten vanaf twee weken na de vonnisdatum.
3.7.
[geopposeerde] verweert zich tegen deze vordering in voorwaardelijke reconventie. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Staatsloterij, dan wel tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Staatsloterij in de kosten van de procedure in voorwaardelijke reconventie.

4.De ontvankelijkheid in het verzet

4.1.
De kantonrechter acht het verzet tijdig en op de juiste wijze ingesteld, omdat het tegendeel niet is gesteld of gebleken. Staatsloterij is daarom ontvankelijk in haar verzet.

5.Verjaring van de vordering van [geopposeerde]

5.1.
Staatsloterij heeft aangevoerd dat de vordering van [geopposeerde] verjaard zou zijn, maar tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat dit verweer niet ziet op de onrechtmatige daad (maar beperkt is tot de gestelde dwaling et cetera, en dan vooral omdat Staatsloterij niet bekend is met alle in de dagvaarding genoemde stuitingshandelingen). In zoverre hoeft de kantonrechter daar nu geen consequenties aan te verbinden.

6.Beoordeling van de vordering van [geopposeerde] in conventie

6.1.
De kantonrechter moet beoordelen of Staatsloterij gehouden is schade aan [geopposeerde] te vergoeden.
6.2.
Voor toewijzing van die vorderingen is nodig dat Staatsloterij onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van [geopposeerde] , dat [geopposeerde] schade heeft geleden, én dat een noodzakelijk causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige gedraging van Staatsloterij en die schade, in die zin dat die schade ook daadwerkelijk het gevolg is van de onrechtmatige daad en niet slechts een toevallige samenloop van omstandigheden.
6.3.
Dat Staatsloterij onrechtmatig heeft gehandeld staat vast. Dat blijkt uit het arrest Staatsloterij I waarin is geoordeeld dat Staatsloterij in de periode 2000-2007 en ook bij de koninginnedagtrekking 2008 misleidende – en dus onrechtmatige – mededelingen heeft gedaan over het wel of niet gegarandeerd zijn van de prijzen, de winkansen en het aantal gewonnen prijzen en over de hoogte van de prijzen. [8] De mededelingen waren misleidend omdat (op basis van een abstracte toets) moet worden aangenomen dat een aanzienlijk deel van de consumenten in de bedoelde periode zou hebben afgezien van de aankoop van staatsloten als Staatsloterij toen juiste en volledige mededelingen zou hebben gedaan.
6.4.
[geopposeerde] heeft in de genoemde periode meegespeeld met de maandelijkse staatsloterij en met de koninginnedagtrekking. Daarmee staat vast dat de misleidende mededelingen van Staatsloterij óók gericht waren aan [geopposeerde] en dat Staatsloterij aldus onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van [geopposeerde] .
6.5.
Dat betekent echter nog niet dat [geopposeerde] per definitie behoort tot de consumenten die zouden hebben afgezien van de aankoop van staatsloten als Staatsloterij juiste en volledige mededelingen zou hebben gedaan. Pas als (rekening houden met alle relevante feiten en omstandigheden in zijn eigen concrete geval) kan worden vastgesteld dat [geopposeerde] , als individuele meespelende consument, daadwerkelijk is misleid door de gedane misleidende mededelingen, heeft hij als gevolg van die mededelingen schade geleden, die voor vergoeding door Staatsloterij in aanmerking komt.
6.6.
Dat is het geval als blijkt dat [geopposeerde] daadwerkelijk kennis heeft genomen van de misleidende mededelingen en hij zich vervolgens daardoor heeft laten leiden, in die zin dat hij als gevolg daarvan onveranderd mee is blijven spelen met de door Staatsloterij georganiseerde staatsloterij, terwijl hij dat niet zou hebben gedaan als Staatsloterij die misleidende mededelingen niet zou hebben gedaan. Alleen in dat geval bestaat er causaal verband tussen het handelen van Staatsloterij en de schade die [geopposeerde] daar naar eigen zeggen door heeft geleden en alleen in dat geval heeft hij recht op vergoeding van zijn schade. Ook kan alleen in dat geval worden geoordeeld dat de loterijovereenkomst ten opzichte van [geopposeerde] nietig of vernietigbaar is.
6.7.
In 2020 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch een bewijsvermoeden aangenomen met betrekking tot het causaal verband tussen de onrechtmatige mededeling van Staatsloterij en de aankoop van loten door deelnemers. [9] Ten tijde van dagvaarding ging [geopposeerde] er (waarschijnlijk daarom) vanuit dat het noodzakelijke causaal verband gegeven was. Hij heeft zich toen beperkt tot algemeenheden, zonder op zijn eigen concrete situatie in te gaan.
6.8.
Daarna heeft de Hoge Raad in het arrest Staatsloterij II het oordeel van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch vernietigd en geoordeeld dat er in geval van abonnementsspelers, zoals [geopposeerde] , geen grond was voor een bewijsvermoeden. Om die reden moet [geopposeerde] nu (alsnog) voldoende concrete en op zijn eigen situatie toegesneden relevante feiten en omstandigheden stellen, en zo nodig bewijzen, waaruit het causaal verband tussen de onrechtmatige gedraging van Staatsloterij en zijn schade blijkt.
6.9.
[geopposeerde] heeft voorafgaand aan en tijdens de mondelinge behandeling voldoende gelegenheid gehad om uit te leggen dat (en hoe) de misleidende mededelingen van Staatsloterij hem hebben bereikt en ook dat (en hoe) deze mededelingen zijn deelname hebben beïnvloed. Hij heeft echter geen op zijn eigen situatie toegesneden feiten en omstandigheden toegevoegd aan de in de dagvaarding al gestelde algemeenheden.
6.10.
Ter zitting heeft zijn gemachtigde in deze context alleen opgemerkt dat hij het naar vindt dat [geopposeerde] moet aantonen de misleidende mededeling te hebben ontvangen, terwijl iedereen destijds de advertenties van Staatsloterij zal hebben gehoord. Die opmerking kan [geopposeerde] echter niet baten, al was het maar omdat het niet alleen gaat om de ontvangst van de misleidende mededelingen, maar ook om de invloed daarvan op het gedrag van individuele deelnemers, zoals [geopposeerde] . Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan de kantonrechter niet vaststellen dat [geopposeerde] advertenties van Staatsloterij heeft gehoord, en nog minder dat die vervolgens zijn gedrag hebben beïnvloed.
6.11.
De heer [B] (hierna kortweg [B] ), die ook bij de mondelinge behandeling aanwezig was, heeft nog opgemerkt dat Staatsloterij door de misleidende mededelingen normen heeft geschonden die strekken tot bescherming van de schade die [geopposeerde] heeft geleden, waardoor aan het relativiteitsvereiste van artikel 6:163 BW is voldaan. Ook dat kan [geopposeerde] niet baten, omdat dit niet relevant is voor het causaliteitsoordeel. [B] heeft zich immers alleen uitgelaten over het onrechtmatig handelen van Staatsloterij ten opzichte van [geopposeerde] en dat stond reeds vast.
6.12.
Bij gebreke van enige opmerking over de concrete feiten en omstandigheden die [geopposeerde] persoonlijk hebben beïnvloed, kan niet als vaststaand worden aangenomen dat [geopposeerde] zich door de misleidende mededelingen heeft laten leiden, en evenmin dat hij niet op dezelfde wijze (maar minder vaak en/of met minder loten, of wellicht zelfs helemaal niet) zou hebben meegespeeld met de door Staatsloterij georganiseerde staatsloterij als Staatsloterij de misleidende mededelingen niet zou hebben gedaan.
6.13.
Integendeel, uit het speelgedrag van [geopposeerde] lijkt eerder te volgen dat hij zich juist niet door de misleidende mededelingen heeft laten beïnvloeden. Hij is enkele jaren vóór die mededelingen werden gedaan begonnen met meespelen en hij heeft zijn deelname in de jaren daarna, waaronder de nu relevante periode 2000-2007, ongewijzigd voortgezet. Ook heeft hij verschillende jaren achter elkaar meegedaan aan de koninginnedagtrekkingen. [geopposeerde] is in mei 2008, ná de koninginnedagtrekking 2008, opgehouden met zijn deelname als abonnementsspeler, maar hij heeft niet toegelicht waarom hij die beslissing op dat moment heeft genomen. Ook heeft hij niet gesteld of aannemelijk gemaakt dat hij zijn winkansen berekende of inschatte. Evenmin heeft hij toegelicht wat zijn motief was om mee te spelen.
6.14.
Aldus kan niet worden geoordeeld dat er een noodzakelijk causaal verband bestaat tussen de misleidende mededelingen van Staatsloterij en de gestelde schade. Voor een bewijsopdracht ten aanzien van dit causaal verband ziet de kantonrechter geen aanleiding omdat [geopposeerde] daarvoor te weinig heeft gesteld en de reeds geboden gelegenheid om de feiten en omstandigheden toe te lichten die in dat verband voor hem persoonlijk relevant waren, onvoldoende heeft benut.
6.15.
Bij gebreke van het noodzakelijke causaal verband kan niet worden geoordeeld dat de loterijovereenkomst ten opzichte van [geopposeerde] nietig of vernietigbaar zou zijn [10] en evenmin dat Staatsloterij enige schade aan [geopposeerde] zou moeten vergoeden. Als gevolg daarvan moet het door Staatsloterij ingestelde verzet gegrond worden verklaard, moet het verstekvonnis van 8 juni 2022 worden vernietigd en moet Staatsloterij worden ontheven van de in het verstekvonnis uitgesproken veroordeling. De vordering van [geopposeerde] moet alsnog worden afgewezen.
6.16.
Nu met dit vonnis de rechtsgrond voor eventuele reeds ter uitvoering van het verstekvonnis door Staatsloterij aan [geopposeerde] gedane betalingen is komen te vervallen, zal [geopposeerde] volledigheidshalve worden veroordeeld alles wat Staatsloterij op basis van het verstekvonnis vóór het uitspreken van dit verzetvonnis aan hem zou hebben voldaan, terug te betalen.
6.17.
Omdat [geopposeerde] nu alsnog in het ongelijk wordt gesteld, wordt hij ook in de proceskosten veroordeeld. Dat betekent dat [geopposeerde] zijn eigen proceskosten moet dragen en ook de proceskosten (waaronder de nakosten) van Staatsloterij aan Staatsloterij moet betalen. [11] Alleen de kosten voor het betekenen van het verstekvonnis en voor het uitbrengen van de verzetdagvaarding moeten op grond van artikel 141 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor rekening van Staatsloterij blijven, omdat die kosten een gevolg zijn van het feit dat Staatsloterij in eerste instantie niet in het geding is verschenen. De proceskosten van Staatsloterij worden begroot op € 677,50 (2,5 punten x tarief € 271,00) aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).
6.18.
De gevorderde vergoeding van wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen op de in de beslissing vermelde manier.

7.De vordering in voorwaardelijke reconventie

7.1.
Staatsloterij heeft haar reconventionele vordering ingesteld onder de voorwaarde dat de kantonrechter de vordering van [geopposeerde] in conventie zou toewijzen. Die voorwaarde is niet vervuld, de vordering in conventie wordt immers afgewezen. Om die reden hoeft in reconventie geen beslissing te worden gegeven.

8.De beslissing

De kantonrechter
8.1.
verklaart het verzet van Staatsloterij gegrond;
8.2.
vernietigt het tussen [geopposeerde] en Staatsloterij gewezen verstekvonnis met rol- en zaaknummer 9763822 UC EXPL 22-2055 van 8 juni 2022 en ontheft Staatsloterij van de veroordeling die uit dat vonnis voortvloeit;
en, opnieuw rechtdoende,
8.3.
wijst de vordering van [geopposeerde] alsnog af;
8.4.
veroordeelt [geopposeerde] om alles wat Staatsloterij op basis van het verstekvonnis al aan hem heeft voldaan, aan Staatsloterij terug te betalen;
8.5.
veroordeelt [geopposeerde] in de proceskosten van de verstek- en verzetprocedure (met uitzondering van de kosten van het betekenen van het verstekvonnis en van het uitbrengen van de verzetdagvaarding) van in totaal € 812,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, en bepaalt dat [geopposeerde] , als hij niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, ook de kosten van betekening moet betalen;
8.6.
veroordeelt [geopposeerde] in de wettelijke rente over de proceskosten, als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
8.7.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
8.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024.

Voetnoten

1.Zij hebben onafhankelijk van elkaar als abonnementsspelers meegespeeld met de staatsloterij. Omdat beiden acteerden op basis van eigen individuele afwegingen moet ook de vraag naar het bestaan van causaal verband tussen de misleidende mededelingen van Staatsloterij en de schade die zij daardoor hebben geleden, voor beiden afzonderlijk worden beantwoord. De vorderingen van [geopposeerde] en [A] hebben onderling geen samenhang in die zin dat de beslissing op de vordering van de één per definitie betekenis zou hebben op de vordering van de ander of daarvan afhankelijk zou zijn. Integendeel, het is op voorhand niet ondenkbaar dat het causaal verband met betrekking tot de één wordt vastgesteld en met betrekking tot de ander niet. Aldus is er geen aanleiding om in één gezamenlijke procedure over de vorderingen van [geopposeerde] en [A] te beslissen.
2.Aanvankelijk is aan [geopposeerde] en [A] gezamenlijk via de rekening-courantverhouding met hun toenmalige gemachtigde € 244,00 griffierecht in rekening gebracht. Nu zijn beiden, afzonderlijk van elkaar, € 244,00 verschuldigd. Het aanvullend te heffen bedrag zal via de rekening-courantverhouding met hun huidige gemachtigde in rekening worden gebracht; de uiteindelijke verdeling van alle (proces-)kosten wordt aan [geopposeerde] en [A] en hun huidige gemachtigde overgelaten.
3.Gerechtshof Den Haag 28 mei 2013, ECLI:NL:GHDHA:CA0587
4.Hoge Raad 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:178 (Staatsloterij I)
5.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 7 april 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1199
6.Hoge Raad 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1109 (Staatsloterij II)
7.Staatsloterij heeft zich aanvankelijk ook op het standpunt gesteld dat [geopposeerde] en [A] niet-ontvankelijk zouden zijn in hun vorderingen, maar tijdens de mondelinge behandeling heeft zij laten weten dit verweer niet te handhaven.
8.Hoge Raad 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:178 (Staatsloterij I)
9.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 7 april 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1199
10.[geopposeerde] verwijst in dit verband onder andere naar artikel 6:193j lid 3 BW. Dat artikel bestond nog niet toen Staatsloterij de misleidende mededelingen deed, maar ook als dat anders was geweest, zou dit artikel [geopposeerde] niet hebben kunnen baten, omdat het met zoveel woorden causaal verband eist tussen de mededeling en de totstandkoming van de overeenkomst. Op dezelfde wijze kan ook bedrog of dwaling pas worden vastgesteld als de misleidende mededelingen daadwerkelijk zijn ontvangen en het handelen hebben beïnvloed – wat in dit geval nu juist niet kan worden vastgesteld. Als gevolg daarvan behoeft het verjaringsverweer dat Staatsloterij met betrekking tot de dwaling zekerheidshalve heeft gevoerd geen afzonderlijke beoordeling.
11.Tijdens de mondelinge behandeling heeft [B] expliciet opgemerkt dat [geopposeerde] die kosten niet zelf hoeft te betalen; zij worden naar de kantonrechter begrijpt betaald uit de bijdrage die [geopposeerde] al in een eerder stadium aan Stichting Loterijverlies dan wel aan [website] B.V. heeft betaald.