Op 26 augustus 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende het verzet van de Vereniging van Eigenaars tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De zaak betreft de intrekking van tijdelijke omgevingsvergunningen en exploitatievergunningen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De opposant had beroep ingesteld tegen de besluiten van 28 januari en 15 februari 2021, maar trok dit beroep in op 27 augustus 2021, met een verzoek om vergoeding van proceskosten. De rechtbank had dit verzoek op 2 februari 2022 afgewezen, waarop de opposant verzet aantekende.
In de uitspraak van 26 augustus 2024 oordeelt de rechtbank dat het verzet ongegrond is. De rechtbank concludeert dat de eerdere afwijzing van de proceskostenvergoeding terecht was, omdat de intrekking van de vergunningen door het college niet op de gronden van de opposant was gebaseerd. De rechtbank stelt vast dat er geen procesbelang meer was na de intrekking van de vergunningen, en dat de vergoeding van proceskosten geen zelfstandig procesbelang oplevert. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de zaak inhoudelijk te behandelen, aangezien de opposant niet om een zitting had verzocht en de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak.
De rechtbank benadrukt dat de voorwaardelijke intrekking van het beroep niet verenigbaar is met het systeem van de Awb, en dat de opposant niet heeft aangetoond dat er sprake was van een evidente privaatrechtelijke belemmering die de intrekking van de vergunningen zou rechtvaardigen. De rechtbank bevestigt dat de eerdere uitspraak in stand blijft en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.