ECLI:NL:RBMNE:2024:5127

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
11199203
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontruiming van gehuurde woning na explosies en beoordeling van buitengerechtelijke ontbinding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting De Alliantie en een huurder. De Alliantie had een vordering tot ontruiming van de woning van de huurder ingesteld, na een buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW. De aanleiding voor de vordering waren explosies die op 13 en 14 april 2024 in de nabijheid van de woning hadden plaatsgevonden, wat leidde tot een sluiting van de woning door de burgemeester op basis van artikel 174a Gemeentewet.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Alliantie niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de huurder een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt van de explosies. De oorzaak van de explosies was onbekend en er was onvoldoende bewijs dat de huurder overlast veroorzaakte die een ontruiming rechtvaardigde. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Alliantie bij de buitengerechtelijke ontbinding niet op een deugdelijke wijze rekening heeft gehouden met de belangen van de huurder, die kwetsbaar is en geen alternatieve huisvesting heeft.

De vordering tot ontruiming is afgewezen, en de Alliantie is veroordeeld in de proceskosten van de huurder, die zijn vastgesteld op € 928,00. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij de beoordeling van ontruimingsvorderingen en de toepassing van de regels omtrent buitengerechtelijke ontbinding van huurovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 11199203 MV EXPL 24-97 BS/43497
Kort geding vonnis van 27 augustus 2024
inzake
de stichting
STICHTING DE ALLIANTIE,
gevestigd te Hilversum,
verder ook te noemen de Alliantie,
eisende partij,
gemachtigde: mr. D.L. van Praag,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. R. Zwiers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 juli 2024 met 9 producties;
- de mondelinge behandeling van 25 juli 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
- de spreekaantekeningen van de gemachtigde van de Alliantie en [gedaagde] .
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 13 augustus 2024 waren namens de Alliantie mevrouw [A] (specialist rechtmatig wonen) en de heer [B] (specialist zorg en woonoverlast) aanwezig. Namens de gemachtigde van de Alliantie was mr. S. Baggen aanwezig. Ook [gedaagde] was aanwezig. Hij werd bijgestaan door mr. Zwiers. Verder was aan de zijde van [gedaagde] zijn moeder en opa aanwezig.
1.3.
Vervolgens is de datum voor vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 22 juli 2023 de woning aan het adres [adres] in de [wijk] te [woonplaats] van de Alliantie.
2.2.
Op 13 april en 14 april 2024 is er een explosief afgegaan in de nabijheid van de woning.
2.3.
De burgemeester heeft op 15 april 2024 een brief gestuurd aan [gedaagde] waarin staat dat hij de woning op grond van artikel 174a Gemeentewet per direct sluit voor de duur van 6 weken. In de brief staat voor zover van belang het volgende:
Incident 13 april 2024
Op 13 april, omstreeks 01:20 uur, heeft er een explosie bij de woning plaatsgevonden. U was op dat moment met drie anderen in de woning. Als gevolg van de explosie is er een gat ontstaan in het raam van de voordeur. Na deze explosie is de politie direct ter plaatse gegaan. Het motief van de explosie is op dit moment niet bekend. (…)
Incident 14 april 2024
Op 14 april 2024, omstreeks 03:30 heeft er opnieuw een explosie bij de woning plaatsgevonden. Door de explosie is er brand ontstaan in de woonkamer. Ook de woningen van omwonenden moesten worden ontruimd. De brandweer heeft de brand geblust. Als gevolg van deze explosie is de woning zwaar beschadigd. U kon daardoor ook niet terugkeren naar uw woning. U heeft zelf onderdak elders geregeld. (…)
U heeft aangifte gedaan. U heeft verklaard op dit moment geen ruzie te hebben met iemand. Enkele maanden geleden heeft u wel ruzie gehad met buren die klaagden over geluidsoverlast.
Er zijn camerabeelden en er is een getuige van het incident op 13 april 2024. Er is echter nog niets bekend over de redenen waarom er explosies bij uw woning hebben plaatsgevonden. (…)
Over u
U bent al geruime tijd bekend bij de politie. In de politiesystemen staan de volgende incidenten geregistreerd:
12 november 2021 – Zware mishandeling
30 oktober 2020 – Belediging
26 december 2019 – eenvoudige mishandeling (…)
Daarnaast bent u in het verleden lid geweest van een [motorclub] uit Almere [locatie] .
Na het incident in de nacht van 13 op 14 april 2024 heeft u een filmpje rondgestuurd aan uw buren waarop de schade bij uw woning is te zien. U heeft hierbij geschreven “Nu is het oorlog.” (…)
2.4.
De Alliantie heeft bij brief van 22 mei 2024 de huurovereenkomst tussen partijen buitengerechtelijk ontbonden.
2.5.
Bij brief van 27 mei 2024 laat de burgemeester weten dat de sluiting van de woning met zes weken wordt verlengd.
2.6.
[gedaagde] heeft bezwaar aangetekend tegen het besluit om de woning te sluiten en het besluit tot verlenging van de sluiting. In de bezwaarprocedure is op dit moment nog geen beslissing genomen.
2.7.
[gedaagde] heeft aangegeven niet uit de woning te willen vertrekken, waarna de Alliantie deze procedure is gestart.
2.8.
De Alliantie overlegt na dagvaarding drie anonieme meldingen van geluidsoverlast.

3.Het geschil

3.1.
De Alliantie vordert
samengevat
ontruiming van de woning aan de [adres] te [woonplaats] , met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
De Alliantie legt primair aan de vordering ten grondslag dat zij de huurovereenkomst per 22 mei 2024 buitenrechtelijk heeft ontbonden op grond van artikel 7:231 Burgerlijk Wetboek (BW). [gedaagde] verblijft daarom zonder recht of titel in de woning. Subsidiair stelt de Alliantie dat [gedaagde] overlast veroorzaakt. Hij handelt daarmee in strijd met de huurovereenkomst. De ernst van de overlast en de belangen van de medehuurders rechtvaardigen volgens de Alliantie de gevorderde ontruiming van het gehuurde in kort geding.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
In dit kort geding moet de kantonrechter allereerst beoordelen of de Alliantie een spoedeisend belang bij haar vordering heeft. Van een spoedeisend belang is sprake als, gelet op de belangen van partijen, een onverwijlde voorziening geboden is en van de Alliantie niet kan worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Naar het oordeel van de kantonrechter vloeit het spoedeisend belang van deze zaak voort uit de aard van de vordering. De Alliantie heeft gesteld dat zij de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW buitengerechtelijk ontbonden. Volgens de Alliantie is de huurovereenkomst daarmee geëindigd. Nu [gedaagde] niet vrijwillig is overgegaan tot ontruiming, is het spoedeisend belang gegeven.
Toetsingskader ontruiming na buitengerechtelijke ontbinding
4.2.
De gevorderde ontruiming is primair gebaseerd op de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW. De verhuurder kan de overeenkomst op de voet van artikel 267 van Boek 6 ontbinden op de grond dat door gedragingen in of in de onmiddellijke nabijheid van het gehuurde de openbare orde ernstig is verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring en het gehuurde deswege op grond van artikel 174a van de Gemeentewet dan wel op grond van een verordening als bedoeld in artikel 174 van die wet is gesloten, In dit kort geding staat de vraag centraal of en in hoeverre voldoende aannemelijk is dat de buitengerechtelijke ontbinding in een eventuele bodemprocedure stand zal houden.
4.3.
Vast staat dat de burgemeester van de gemeente Almere heeft besloten om de door [gedaagde] gehuurde woning te sluiten vanwege verstoring van de openbare orde op grond van artikel 174a Gemeentewet. [gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar hierop is nog geen beslissing gevolgd. Bij de beoordeling van een vordering tot ontruiming op grond van een (nog) niet onherroepelijk besluit tot sluiting, dient de kantonrechter zich er rekenschap van te geven dat het besluit kan worden vernietigd en zal hij zich een oordeel moeten vormen over de kans dat het besluit vernietigd zal worden.
4.4.
Daar komt bij dat artikel 7:231 lid 2 BW de verhuurder niet verplicht om over te gaan tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst. Dit artikel geeft de verhuurder een keuze om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Er is sprake van een ‘kan-bepaling’. In het geval de verhuurder ervoor kiest gebruik te maken van de bevoegdheid die artikel 7:231 lid 2 BW haar geeft, moet nog wel worden beoordeeld of het beroep van de Alliantie op artikel 7:231 lid 2 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar zou moeten worden aangemerkt. Bij deze toetsing dient de kantonrechter alle relevante omstandigheden in aanmerking te nemen en een belangenafweging te maken. Het woonrecht van [gedaagde] is een vitaal recht en aantasting van dat recht dient evenredig te zijn aan het beoogde doel daarvan.
Buitengerechtelijke ontbinding is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
4.5.
De Alliantie legt primair de buitengerechtelijke ontbinding van 22 mei 2024 aan haar vordering ten grondslag. Volgens de Alliantie verblijft [gedaagde] sinds het einde van de burgermeestersluiting (vanaf 8 juli 2024) zonder recht of titel in de woning. Vooruitlopend op een bodem procedure vordert zij in kort geding ontruiming van de woning. De Alliantie heeft toegelicht dat haar belang bij de ontruiming is gelegen in het herstellen van de openbare orde en de veiligheid in de buurt. Er heerst onrust bij een deel van de omwonenden en vrees voor nieuwe explosies nu [gedaagde] teruggekeerd is in de woning. Om een eind te maken aan de ontstane onrust zag de Alliantie geen andere mogelijkheid dan de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden.
4.6.
Tegenover het belang van de Alliantie staat het belang van [gedaagde] bij behoud van de woning. De gemachtigde van [gedaagde] heeft aangevoerd dat [gedaagde] kwetsbaar is. [gedaagde] staat voor het ondergaan van therapie ingeschreven bij ’ [instelling] . De explosies zijn door hem als traumatisch ervaren. Dat hij zijn woning dreigt te verliezen raakt [gedaagde] zeer zwaar. [gedaagde] beschikt niet over alternatieve huisvesting, waardoor dakloosheid dreigt. De huidige woning schaarste brengt ook mee dat [gedaagde] niet zo maar een andere woning zal kunnen krijgen. Dit zal ontwrichting van zijn dagelijks leven tot gevolg hebben.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat de Alliantie – hoewel het op haar weg lag – heeft nagelaten om bij haar besluit tot buitengerechtelijke ontbinding op een deugdelijke wijze rekening te houden met alle betrokken belangen en omstandigheden. Vooralsnog is niet aannemelijk geworden dat [gedaagde] een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt van de ontstane situatie. De oorzaak van de explosies is tot op heden onbekend gebleven. De Alliantie heeft op de mondelinge behandeling gesteld dat [gedaagde] zich in het criminele circuit bevindt. De Alliantie verwijst daarbij naar de antecedenten die de burgemeester in zijn besluit heeft genoemd. Het laatste incident dat in de politiesystemen staat geregistreerd is van 12 november 2021. Van recentere incidenten is de kantonrechter niet gebleken. Het is naar oordeel van de kantonrechter erg onwaarschijnlijk dat de explosies te maken hebben met de incidenten uit het verleden. Een link met de explosies ziet de kantonrechter dan ook niet.
4.8.
De Alliantie verwijst verder naar het WhatApp bericht dat [gedaagde] in de buurt app heeft gestuurd waarin hij zegt “Nu is het oorlog”. Hoewel dit bericht kwalijk en onwenselijk is, is het ook een aanwijzing dat de oorzaak van de explosies niet gelegen is in de deelname van [gedaagde] aan het criminele circuit. [gedaagde] lijkt er zelf vanuit te gaan dat de explosies het gevolg zijn van een burengeschil. De kantonrechter is van oordeel dat het [gedaagde] in dat geval ook geen persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. [gedaagde] hoeft er geen rekening mee te houden dat een burenruzie vanwege geluidsoverlast deze explosies tot gevolg zouden hebben. Dat verder onderzoek naar of bewijs van de toedracht van de explosie heeft plaatsgevonden, is in deze procedure niet gebleken.
4.9.
De kantonrechter komt tot de slotsom dat niet vastgesteld kan worden dat [gedaagde] de explosies heeft uitgelokt of dat hem anderszins een verwijt kan worden gemaakt. De kantonrechter neemt daarom aan dat [gedaagde] zelf ook slachtoffer is van de explosies. Gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, is het naar het oordeel van de kantonrechter niet onaannemelijk dat – bij deze stand van zaken – in een bodemprocedure een beroep op de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar wordt geacht. Dit betekent dat de vordering tot ontruiming op de primair daaraan gelegde grondslag niet kan slagen.
Overlast
4.10.
De Alliantie heeft subsidiair aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] ernstig is tekortgeschoten in zijn verplichting om zich als een goed huurder te gedragen.
[gedaagde] veroorzaakt volgens de Alliantie ernstige overlast. Vanwege de ernst van de situatie is ontbinding van de huurovereenkomst en, vooruitlopend daarop, de ontruiming van de woning op korte termijn gerechtvaardigd, aldus de Alliantie.
4.11.
Ter onderbouwing heeft de Alliantie in de dagvaarding gemeld dat na buurtonderzoek is gebleken dat twee omwonenden overlast ervaren. Verder verwijst de Alliantie naar drie anonieme meldingen van 12, 15 en 18 juli 2024. De kantonrechter is van oordeel dat dit volstrekt onvoldoende is om vast te kunnen stellen dat [gedaagde] ernstige en structurele overlast veroorzaakt. Bovendien dateren de meldingen allemaal van na de explosie. Ook is niet gebleken dat [gedaagde] door de Alliantie op enig moment is aangesproken voor de door hem veroorzaakte overlast. De Alliantie heeft onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde] overlast veroorzaakt die de ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure rechtvaardigt. De op voorhand gevorderde ontruiming zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.12.
De Alliantie zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] worden tot dit vonnis vastgesteld op:
- salaris gemachtigde € 793,00
- nakosten € 135,00
totaal € 928,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van de Alliantie af;
5.2.
veroordeelt de Alliantie in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 928,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de Alliantie niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2024.