ECLI:NL:RBMNE:2024:5126

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
11019326 \ UC EXPL 24-2116
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake huurovereenkomst en ambtshalve toetsing van informatieplichten in consumentenrecht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 augustus 2024 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen de eiseres, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eiseres had een vordering ingesteld op basis van een huurovereenkomst voor een refurbished Nintendo Switch, waarbij de gedaagde partij in betalingsachterstand was geraakt. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten van de eiseres getoetst, aangezien de gedaagde partij een consument is. Het bleek dat de eiseres niet aan haar informatieverplichtingen had voldaan, wat leidde tot een vermindering van de betalingsverplichting van de gedaagde partij met 50%.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gevorderde achterstallige huurtermijnen en gebruiksvergoeding toewijsbaar zijn, maar dat de schadevergoeding van de eiseres is afgewezen, omdat er geen bewijs was dat de eiseres schade had geleden. De gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en gebruiksvergoeding, en moest de Nintendo Switch teruggeven aan de eiseres, met een dwangsom voor het geval van niet-naleving. Daarnaast werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente over de toewijsbare bedragen. De proceskosten werden ook toegewezen aan de eiseres, met uitzondering van een deel dat als nodeloos werd beschouwd.

De uitspraak benadrukt het belang van de informatieplichten die handelaren hebben tegenover consumenten, en de gevolgen van het niet naleven daarvan. De kantonrechter heeft in dit geval de vordering van de eiseres gedeeltelijk toegewezen, maar ook de consument beschermd door de betalingsverplichting te halveren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 11019326 UC EXPL 24-2116 CD/942
Verstekvonnis van 21 augustus 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: LegalSteps B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft een vordering ingesteld, zoals in de dagvaarding omschreven. De gedaagde partij heeft daar niet (op tijd) op gereageerd en ook geen uitstel gevraagd om op een later moment te mogen reageren. Daarom heeft de kantonrechter verstek verleend tegen de gedaagde partij.
1.2.
Daarop volgt nu dit vonnis.

2.De beoordeling door de kantonrechter – ambtshalve toetsing

2.1.
De vordering is gebaseerd op een online gesloten overeenkomst tussen een consument (de gedaagde partij) en een partij, handelend in de uitoefening van haar beroep of bedrijf (de eisende partij). De kantonrechter toetst bij een dergelijke vordering ambtshalve (dat wil zeggen uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) of is voldaan aan een aantal belangrijke Europese consumentenbeschermende bepalingen. Zo niet, dan verbindt de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan.
Ambtshalve toetsing van informatieplichten
2.2.
In dit geval constateert de kantonrechter dat onvoldoende is gebleken dat alle informatie die een handelaar aan een consument moet verstrekken ook daadwerkelijk aan de gedaagde partij is verstrekt. Zo blijkt uit de in het geding gebrachte printscreens van het doorlopen bestelproces niet dat de gedaagde partij vóór het sluiten van de overeenkomst duidelijk en begrijpelijk is gewezen op het herroepingsrecht [1] en ook niet dat de gedaagde partij vóór het sluiten van de overeenkomst is geïnformeerd over de (minimum)duur daarvan. [2] Verder kan uit de printscreens niet worden afgeleid dat is voldaan aan de verplichting om op de zogenoemde ‘bestelknop’ in niet voor misverstand vatbare termen duidelijk te maken dat de bestelling een betalingsverplichting inhield. [3] Evenmin kan worden vastgesteld dat alle relevante informatie na het sluiten van de overeenkomst is bevestigd op een duurzame gegevensdrager. Dat blijkt in ieder geval niet uit de overgelegde correspondentie. [4]
2.3.
In verband hiermee vermindert de kantonrechter de betalingsverplichting van de gedaagde partij, onder verwijzing naar de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten (te vinden op rechtspraak.nl) met 50%. De omvang van de (resterende) betalingsverplichting wordt hierna vastgesteld, aan de hand van de door de eisende partij ingestelde vordering.
Ambtshalve toetsing van contractuele bedingen
2.4.
De kantonrechter toetst ook ambtshalve of in de overeenkomsten en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen (bedingen) zijn opgenomen, die oneerlijk zijn voor consumenten als de gedaagde partij. De kantonrechter beperkt zich daarbij tot die bedingen die relevant zijn voor de beoordeling van de ingestelde vordering. Dergelijke oneerlijke bedingen heeft de kantonrechter in dit geval niet aangetroffen, zodat voor een ambtshalve sanctie op dit punt geen aanleiding bestaat.

3.De beoordeling door de kantonrechter – toewijsbaarheid van de vordering

3.1.
Partijen hebben met elkaar een huurovereenkomst gesloten, op basis waarvan de eisende partij tegen betaling van € 19,90 per maand het gebruiksrecht van een eerder gebruikte en herstelde zaak, te weten een Nintendo Switch, aan de gedaagde partij heeft verschaft. De gedaagde partij heeft op enig moment een betalingsachterstand laten ontstaan, die niet werd ingelost. De gehuurde zaken zijn niet geretourneerd aan de eisende partij.
Achterstallige huurtermijnen
3.2.
De gedaagde partij is op grond van de overeenkomst verplicht om gedurende de looptijd van de overeenkomst maandelijks het overeengekomen huurbedrag te betalen. Dat heeft de gedaagde partij niet gedaan en daarom is de gevorderde achterstallige huur (lees: de openstaande termijnbedragen tot aan de ontbinding van de overeenkomst) toewijsbaar. Dit deel van de vordering komt de kantonrechter op zichzelf niet ongegrond of onrechtmatig voor, zij het dat de betalingsverplichting van de gedaagde partij vanwege de hiervoor beschreven niet-gebleken naleving van de informatieplichten wordt gehalveerd.
Afgifte zaken en dwangsom
3.3.
Na beëindiging van de overeenkomst heeft de gedaagde partij geen recht meer op de zaak. Die moet aan de eisende partij terug worden gegeven. De gevorderde afgifte van die zaak is dan ook toewijsbaar. Gebleken is dat de gedaagde partij de zaak ondanks aanmaning nog niet uit zichzelf teruggeeft. De kantonrechter zal daarom bepalen dat de gedaagde partij een dwangsom verbeurt als de zaak niet alsnog wordt teruggegeven, en wel op de onder de beslissing van dit vonnis vermelde manier.
Gebruiksvergoeding
3.4.
De eisende partij maakt met betrekking tot de periode tussen de ontbinding van de overeenkomst en dagvaardingsdatum aanspraak op een gebruiksvergoeding ter grootte van het overeengekomen maandelijkse huurbedrag. Ook dit deel van de vordering komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en is dus op zichzelf toewijsbaar (ervan uitgaande dat de gedaagde partij de zaak na ontbinding van de overeenkomsten onverminderd kon blijven gebruiken), met dien verstande dat ook hier geldt dat de betalingsverplichting van de gedaagde partij vanwege de hiervoor beschreven niet gebleken naleving van de informatieplichten wordt verminderd.
Boete/schadevergoeding
3.5.
De eisende partij vordert voorts een boete dan wel schadevergoeding. Dit deel van de vordering moet worden afgewezen. In de overgelegde algemene voorwaarden is namelijk geen boetebeding opgenomen en de eisende partij heeft ook niet gesteld dat (en zo ja, hoe) partijen wel zo’n beding overeen zouden zijn gekomen. Ook valt, na toewijzing van de gevorderde afgifte en van de verschuldigde huurtermijnen/gebruiksvergoeding, niet in te zien dat de eisende partij schade lijdt, die voor vergoeding in aanmerking zou komen.
Vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten
3.6.
De eisende partij maakt daarnaast aanspraak op de vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. Een dergelijke vergoeding is toewijsbaar als aan een aantal wettelijke eisen is voldaan en dat is in deze zaak het geval. De gevorderde vergoeding is toewijsbaar, zij het dat het verschuldigde tarief, rekening houdend met het toewijsbare bedrag aan hoofdsom, wordt vastgesteld op een lager bedrag dan het gevorderde bedrag, namelijk op € 53,73.
Wettelijke rente
3.7.
De door de eisende partij gevorderde vergoeding van wettelijke rente is toewijsbaar, zij het slechts over het toewijsbare deel van de hoofdsom.
Conclusie
3.8.
De kantonrechter constateert dat de gedaagde partij € 59,70 aan achterstallige huursommen verschuldigd is en € 656,70 aan gebruiksvergoeding. Gelet op de hiervoor beschreven ambtshalve sanctie vanwege niet gebleken naleving van de informatieplichten wordt 50% daarvan toegewezen, dat wil zeggen € 358,20, vermeerderd met de wettelijke rente over de toewijsbare (helft van de) termijnbedragen, vanaf de respectieve vervaldata tot de voldoening. Ook moet de gedaagde partij de zaken teruggeven aan de eisende partij, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Daarnaast moet de gedaagde partij € 53,73 betalen als vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten.
Proceskosten
3.9.
Hoewel een deel van de vordering wordt afgewezen is de eisende partij wel terecht tot dagvaarding overgegaan. Gebleken is immers dat zij een (zij het kleinere dan gesteld) vordering op de gedaagde partij heeft, die zonder gerechtelijke procedure niet werd betaald. Om die reden zal de gedaagde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Maar omdat een gedeelte van de vordering wordt afgewezen, dient het griffierecht, voor zover dit een bedrag van € 130,00 te boven gaat, als nodeloos veroorzaakt voor rekening van de eisende partij te blijven. Ook het salaris van de gemachtigde is afgestemd op de vordering zoals deze toewijsbaar is gebleken. De kosten aan de zijde van de eisende partij worden begroot op:
- dagvaarding € 113,54
- griffierecht € 130,00
- salaris gemachtigde € 82,00 (1 punt(en) x tarief € 82,00)
- nakosten
€ 41,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing
Totaal € 366,54
3.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de gedaagde partij om tegen bewijs van kwijting € 411,93 aan de eisende partij te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 358,20, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen tot de voldoening;
4.2.
bepaalt dat de gedaagde partij de Nintendo Switch binnen veertien dagen na aanschrijving door de eisende partij moet afgeven aan de eisende partij en bepaalt dat gedaagde partij aan de eisende partij een dwangsom verbeurt van € 9,00 voor iedere dag dat de gedaagde partij in gebreke blijft hieraan te voldoen, tot een maximum van € 270,00;
4.3.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten van € 366,54, te betalen binnen veertien dagen nadat de gedaagde partij daartoe door de eisende partij is aangeschreven; als de gedaagde partij niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet de gedaagde partij ook de kosten van betekening betalen;
4.4.
veroordeelt de gedaagde partij in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.

Voetnoten

1.In de algemene voorwaarden, waaraan de gedaagde partij tijdens het bestelproces goedkeuring heeft moeten verlenen, is onvoldoende vermeld over het herroepingsrecht en overigens blijkt uit de in het geding gebrachte printscreens niet dat de gedaagde partij er tijdens het bestelproces op is gewezen (zonder daar zelf naar te hoeven zoeken) dat in de algemene voorwaarden informatie over het herroepingsrecht is opgenomen. Dat had wel gemoeten, zie HvJ EU 22 februari 2022, ECLI:EU:C:2022:112.
2.De eisende partij heeft dit wel gesteld, maar omdat bewijsstukken ontbreken gaat de kantonrechter daaraan voorbij.
3.Zie de vorige voetnoot.
4.In HvJ EU 22 februari 2022, ECLI:EU:C:2022:112, is geoordeeld dat een handelaar aan zijn precontractuele informatieplichten (vóór een eventuele overeenkomst wordt gesloten) kan voldoen door informatie te verstrekken in algemene voorwaarden die beschikbaar zijn op zijn website (als de consument daar duidelijk op wordt gewezen en hij daar actief goedkeuring aan verleent). Maar deze manier van informatieverstrekking laat onverlet dat de betreffende informatie na totstandkoming van een overeenkomst óók nog op een duurzame gegevensdrager aan de consument moet worden bevestigd.