4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor feit 1
Op 22 maart 2023 heeft verbalisant aan beoogd uithuisgeplaatste, namelijk verdachte, de beschikking van de burgemeester van de gemeente [woonplaats] uitgereikt. Verbalisant heeft verdachte diverse keren uitgelegd dat hij niet in de woning mag komen of zijn en dat hij geen contact mag hebben met [slachtoffer 1] , zijn ex-vrouw.
Op 23 maart 2023 kregen verbalisanten de melding dat er een persoon met een lang voorwerp, gelijkend op een hamer, aan de [adres] in [woonplaats] zou staan. Ter plaatse zagen politiemedewerkers dat de voordeur van de woning aan de [adres] werd geopend en verdachte naar buiten kwam lopen.
De beschikking van de burgemeester van de gemeente [woonplaats] houdt in dat hij verdachte gelast de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] onmiddellijk te verlaten en deze woning van 22 maart 2023 voor een periode van tien dagen, dus tot 1 april 2023, niet te betreden, noch daarin aanwezig te zijn of zich daarbij op te houden. Gedurende deze periode mag verdachte geen contact opnemen met [slachtoffer 1] .
Bewijsoverweging voor feit 1
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Uit het dossier blijkt dat verdachte heeft geweigerd de beschikking in ontvangst te nemen en dat hij evenmin de uitleg in de Turkse taal wilde aannemen, maar de inhoud van het huisverbod is wel aan verdachte meegedeeld en uitgelegd. Dat verdachte ook heeft begrepen waar het over ging blijkt uit hetzelfde proces-verbaal waarin staat dat verdachte te kennen gaf het huisverbod onzin te vinden. Het verweer dat uit het dossier niet volgt dat verdachte het huisverbod ook daadwerkelijk heeft overtreden, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen voor de feiten 2 en 3
[opsporingsambtenaar 1] heeft verklaard dat hij op 23 maart 2023, samen met collega [opsporingsambtenaar 2] , in Dronten werkzaam was als politieambtenaar en ook zo herkenbaar. Nadat verdachte was aangehouden ter overtreding van het huisverbod, is [opsporingsambtenaar 1] in het dienstvoertuig achterin gaan zitten, ter hoogte van de voeten van verdachte, maar hij merkte dat verdachte alles deed om uit de positie te komen waarin hij lag. Op De Noord, vlak na de rotonde, lukte het verdachte toch om zich met zijn voeten tegen het portier flink af te zetten. Daarna kon verdachte omhoog komen en lukte het hem om ineens met flinke kracht zijn hoofd naar achteren te gooien, waardoor hij met zijn achterhoofd hard tegen het linker jukbeen van [opsporingsambtenaar 1] aan kwam. [opsporingsambtenaar 1] voelde meteen een heftige pijn in zijn gezicht ter hoogte van zijn jukbeen. Doordat [opsporingsambtenaar 1] zijn grip en controle verloor op verdachte, kon verdachte achter [opsporingsambtenaar 2] op zijn billen komen. [opsporingsambtenaar 1] zag dat verdachte zijn linkerbeen optilde en die tussen het portier en de bestuurdersstoel trapte in de richting van de linkerzijde van [opsporingsambtenaar 2] . [opsporingsambtenaar 1] heeft toen het hoofd van verdachte tegen het raam aangedrukt, maar verdachte zag hierdoor kans om hem vol in zijn linkerhand te bijten. [opsporingsambtenaar 1] droeg gelukkig een handschoen, maar hij voelde toch een flinke pijn in zijn linkerhand. Hij moest een ruk aan zijn hand geven om uit de beet te komen. Tijdens het doen van de aangifte voelde hij nog een branderig gevoel bij zijn jukbeen en had hij hoofdpijn door de kopstoot die verdachte hem had gegeven.
[opsporingsambtenaar 2] heeft verklaard dat hij op 23 maart 2023 als politieambtenaar werkzaam was in Dronten en ook zo herkenbaar. Na aanhouding van verdachte is [opsporingsambtenaar 2] in het dienstvoertuig op de bestuurdersstoel gaan zitten en collega [opsporingsambtenaar 1] op de achterbank bij de voeten van verdachte. Nog voor de rotonde op De Noord hoorde hij zijn collega [opsporingsambtenaar 1] zeggen ‘blijf nou eens rustig liggen’, maar aan de geluiden die hij vanaf de achterbank hoorde, hoorde hij dat verdachte niet aan het verzoek van [opsporingsambtenaar 1] voldeed. [opsporingsambtenaar 2] voelde ineens een harde trap tegen de linkerzijde van zijn lichaam. Hij zag de voet met schoen van verdachte aan zijn linkerzijde tussen het portier en de stoel trappen. Hij voelde pijn van de trap aan zijn linkerschouder en verdachte raakte hem daarna aan de linkerzijde, achter- en zijkant van zijn kaak. Dit alles gebeurde terwijl [opsporingsambtenaar 2] in het centrum van Dronten reed en het op dat moment erg druk was in het verkeer. Op het bureau aangekomen, zag [opsporingsambtenaar 2] dat de linkerzijde van zijn kaak rood verkleurd was door de trap van verdachte.
Bewijsoverweging voor feit 3
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 2 en 3 ten laste gelegde mishandelingen wettig en overtuigend bewezen. Dat verdachte geen opzet zou hebben gehad op het toebrengen van letsel aan verbalisant [opsporingsambtenaar 2] wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen voor de feiten 4, 5 en 6
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte op 4 april 2023 bij haar thuis in [woonplaats] langs is gekomen. Haar familie kwam er later bij. Toen zij in de woning waren, stond verdachte ook ineens in de woning. Verdachte had een mes in zijn handen en is daarmee achter de familie aangerend. Hij heeft met dat mes gewezen naar haar neef. Verdachte heeft [slachtoffer 1] gevloerd en zij is toen erg gevallen. Dit gebeurde in de straat. Hij heeft haar waarschijnlijk hard geduwd en toen is zij gevallen. Zij heeft pijn aan haar linker heup. Toen zij viel, heeft verdachte haar telefoon gepakt en deze een paar keer op straat gegooid. Haar telefoon is nu kapot.
Getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 4 april 2023 bij zijn tante, [slachtoffer 1] , in de woning was. Hij hoorde dat er een sleutel in de voordeur werd gestoken en omgedraaid en zag ineens verdachte in de woonkamer staan. Hij zag dat verdachte richting de keuken liep. Hij heeft toen via de voordeur de woning verlaten, samen met zijn schoonzus en tante. Enkele seconden later zag hij verdachte door de voordeur naar buiten komen met een mes in zijn hand. [slachtoffer 2] rende weg en zag dat verdachte met een mes in versnelde pas achter hem aan kwam. Na enige tijd zag hij zijn tante weer. Hij zag dat zij moeilijk liep en naar haar heup greep. Ook zag hij dat de telefoon die zij in haar hand had helemaal kapot was.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij een vrouw op straat hoorde schreeuwen. Zij zag een man en een vrouw op straat staan. De man pakte de vrouw met twee handen vast en probeerde haar naar de grond te drukken. Dit lukte kennelijk niet. Zij zag dat de man de vrouw toen met beide handen bij de schouders pakte en haar wederom naar de grond probeerde te duwen. Zij zag dat de vrouw achterover op de grond viel. De man probeerde toen de telefoon van de vrouw af te pakken. Zij zag dat de man dit ook daadwerkelijk deed. Zij zag dat de man de telefoon een paar huizen verderop meerdere keren achter elkaar op de grond gooide. Zij zag dat de telefoon in stukjes uit elkaar viel toen hij de grond raakte.
Bewijsoverwegingen voor de feiten 4, 5 en 6
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Dat verdachte aangeefster [slachtoffer 1] bij haar keel zou hebben gegrepen (feit 4) en dat hij ook de gordijnen zou hebben vernield (feit 5), blijkt onvoldoende uit de bewijsmiddelen, zodat verdachte van die onderdelen van de tenlastelegging onder 4 en 5 zal worden vrijgesproken. Verder volgt uit het dossier dat verdachte en aangeefster [slachtoffer 1] sinds 2017 van elkaar gescheiden zijn, zodat het strafverzwarende onderdeel ‘mishandeling van zijn echtgenote’ evenmin kan worden bewezen. Wat betreft de onder 6 ten laste gelegde bedreiging overweegt de rechtbank dat het met een mes achter iemand aanrennen van zodanige aard is dat bij aangever [slachtoffer 2] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Voor het overige worden de verweren van de raadsvrouw weerlegd door de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen voor feit 7
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte op 21 maart 2023 bij haar thuis in [woonplaats] kwam, daar haar telefoon pakte en deze tegen de muur gooide waardoor de telefoon kapot ging.
Bij het betreden van de woning van [slachtoffer 1] op 22 maart 2023 zag verbalisant in de hal op de grond een mobiele telefoon liggen die stuk was. De telefoon lag helemaal uit elkaar. Op de eerste traptrede lag een accu van een mobiele telefoon. De telefoon had vermoedelijk een gebroken scherm of hoes. Het gsm kaartje lag naast de telefoon. En naast de trap lag een hoes van een mobiele telefoon.
Verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon stuk heeft gegooid.
Bewijsoverweging voor feit 7
De rechtbank acht de onder 7 ten laste gelegde vernieling wettig en overtuigend bewezen op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen. Dat de vernielde telefoon van verdachte zelf zou zijn, blijkt, anders dan uit de verklaring van verdachte, verder niet uit het dossier.