Uitspraak
1.De procedure
- de brief van [gedaagde] van 17 april 2024 (de conclusie van antwoord);
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de eiser, Infomedics B.V., aanvankelijk gevorderd dat de gedaagde, wonend in [woonplaats], wordt veroordeeld tot betaling van een openstaande tandartsfactuur van € 414,71. Deze factuur is door middel van cessie overgegaan op Infomedics, zoals geregeld in artikel 3:94 BW. De gedaagde heeft zich echter beroepen op opschorting van de betaling, omdat de aangemeten gebitsprothese niet goed zou passen. Infomedics heeft later verzocht om doorhaling van de procedure, maar de gedaagde heeft zich hiertegen verzet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Infomedics haar vordering niet langer handhaaft en heeft haar in de proceskosten veroordeeld. De gedaagde is in haar tegenvordering niet-ontvankelijk verklaard.
De procedure is verlopen via een dagvaarding, een conclusie van antwoord van de gedaagde, en correspondentie tussen partijen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de opschorting door de gedaagde gerechtvaardigd was, omdat aan alle vereisten voor opschorting voldaan was. De kantonrechter heeft ook overwogen dat, indien Infomedics haar vordering had gehandhaafd, de gedaagde recht had op opschorting van de betaling van de factuur, gezien de niet-behoorlijke nakoming van de overeenkomst door Infomedics.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter beslist dat Infomedics de proceskosten in conventie moet betalen, terwijl de gedaagde niet-ontvankelijk is verklaard in haar tegenvordering. De proceskosten van beide partijen zijn begroot op € 0,00. Het vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof en openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.