Uitspraak
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de aanvullende producties 16 tot en met 23 van [eiser] ;
- de conclusie van antwoord met 7 producties;
- de mondelinge behandeling van 26 juli 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
- de akte vermeerdering van eis van [eiser] ;
2.De kern van de zaak
3.De beoordeling
De voorzieningenrechter
het bedrijfspand”. Het pand bestaat uit een begane grond en een verdieping. Op de begane grond is een zwembad gerealiseerd dat door [bedrijf 2] (of een aan haar gelieerde B.V.) werd geëxploiteerd. Op de verdieping bevinden zich kantoorruimte, de woning van [eiser] en een andere ruimte die niet aan [bedrijf 2] maar aan een derde was verhuurd (waarover later meer). Volgens partijen is tijdens de juridische procedure tussen [gedaagden] en [bedrijf 2] niet ter sprake gekomen dat [eiser] de woning in het pand van [bedrijf 2] onderhuurde. De positie van [eiser] is in het ontruimingsvonnis ook niet besproken. Gelet op deze omstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter niet duidelijk of met “
het bedrijfspand” in de beslissing in het ontruimingsvonnis ook de woning van [eiser] wordt bedoeld, of dat het ontruimingsvonnis alleen ziet op de overige delen van het pand die [bedrijf 2] huurde en bedrijfsmatig gebruikte.
De bruikbare ruimtes (VVO) op de verdiepingsvloer tellen op als volgt:
17. Huurder zal zijn bedrijfsvoering zodanig inrichten dat de bewoners van de bovenwoningen hiervan geen hinder zullen ondervinden anders dan redelijk te verwachten bij een normaal handelend vergelijkbaar bedrijf.”.
bovenwoningen” de woning van [eiser] wordt bedoeld en de andere ruimte die niet aan [bedrijf 2] maar aan een derde is verhuurd. Die andere ruimte betreft namelijk een woonstudio, verhuurd aan de heer [C] (hierna: [C] ). Ook uit het taxatierapport van 18 augustus 2021, opgemaakt door [taxateur] B.V. en ingediend door [eiser] , lijkt te volgen dat de woning van [eiser] al vóór de aanvang van de huur door [bedrijf 2] als zodanig was ingericht:
Aan de achterkant van het gebouw is op de 2e verdieping een 1-kamer woonstudio gelegen met een woon- en slaapruimte, keuken en balkon. Deze studio is volgens het bestemmingsplan niet toegestaan.
Uit voorafgaand onderzoek zijdens cliënten is gebleken dat u in een gedeelte van het pand op de tweede verdieping woonachtig bent. Deze situatie is in strijd met het vigerende bestemmingsplan.”.
kantoorruimte op de eerste etage, aan partijen genoegzaam bekend”. Deze omschrijving is niet alleen onduidelijk, maar (zeker gelet op alle overige omstandigheden) ook niet doorslaggevend voor de kwalificatie van de huurovereenkomst met [bedrijf 2] .