ECLI:NL:RBMNE:2024:5100

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
10993247 / MC EXPL 24-1803
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door onverzekerd motorrijtuig na aanrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting Waarborgfonds Motorverkeer en een gedaagde die eigenaar was van een motorrijtuig dat betrokken was bij een aanrijding. De aanrijding vond plaats op 11 november 2021, waarbij de bestuurder van het motorrijtuig met kenteken [kenteken] de schade aan het voertuig van [A] heeft veroorzaakt en vervolgens is doorgereden. De gedaagde was ten tijde van de aanrijding niet verzekerd, wat leidde tot een vordering van het Waarborgfonds om de schade van € 1.780,29 te verhalen op de gedaagde. De gedaagde betwistte de aansprakelijkheid, omdat hij niet de bestuurder was op het moment van de aanrijding. De rechtbank oordeelde echter dat de gedaagde als eigenaar van het motorrijtuig aansprakelijk is op grond van artikel 27 lid 1 sub b van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, omdat hij zijn verzekeringsplicht niet was nagekomen. De rechtbank wees de vordering van het Waarborgfonds toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van het Waarborgfonds. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 7 augustus 2024
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 10993247 / MC EXPL 24-1803 van
de stichting
STICHTING WAARBORGFONDS MOTORVERKEER,
gevestigd te Rijswijk ZH,
eiseres, hierna ook te noemen: het Waarborgfonds,
gemachtigde PVU Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 maart 2024 met 7 producties;
  • de mondelinge conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek met getuigenverklaringen;
  • de akte uitlating producties van het Waarborgfonds.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Wat is de kern?

2.1.
Op 11 november 2021 is door schuld van de bestuurder van het motorrijtuig met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) een aanrijding veroorzaakt, waardoor schade ter hoogte van € 1.780,29 is ontstaan aan het motorrijtuig van [A] . De schadeveroorzakende bestuurder is onbekend gebleven, omdat deze na de aanrijding is doorgereden. De auto staat op naam van [gedaagde] en was ten tijde van het ongeval niet tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid verzekerd. Het Waarborgfonds heeft [A] daarom schadeloos gesteld. Het Waarborgfonds eist dat [gedaagde] dit bedrag van € 1.780,29 aan haar betaalt (plus de buitengerechtelijke incassokosten van € 323,12 en de wettelijke rente). [gedaagde] wil dit bedrag niet aan het Waarborgfonds betalen, omdat hij slechts de eigenaar/kentekenhouder is van de auto en hij op het moment van de aanrijding niet de bestuurder was.
2.2.
De vorderingen van het Waarborgfonds worden toegewezen. Dit wordt hierna uitgelegd.
Waarom moet [gedaagde] het gevorderde bedrag van € 1.780,29 aan het Waarborgfonds betalen?
2.3.
Het Waarborgfonds heeft haar vordering gebaseerd op artikel 27 lid 1 sub b Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. In dit artikel is bepaald dat het Waarborgfonds een verhaalsrecht heeft tegen degene die zijn verplichting tot verzekering niet is nagekomen met betrekking tot het motorrijtuig waarmee schade is veroorzaakt. [gedaagde] heeft niet betwist dat de auto ten tijde van de aanrijding niet verzekerd was. Dit betekent dat [gedaagde] als eigenaar van het schadeveroorzakende voertuig aansprakelijk is voor de door de aanrijding veroorzaakte schade, omdat [gedaagde] niet heeft voldaan aan zijn wettelijke verzekeringsverplichting. Het betoog van [gedaagde] dat hij niet de bestuurder was op het moment van de aanrijding, doet aan deze aansprakelijkheid niets af. Met zijn stelling dat hij niet de bestuurder was en met de daartoe ingebrachte verklaringen wordt ook niet weerlegd dat zijn auto bij de aanrijding betrokken was.
2.4.
[gedaagde] heeft de uitgekeerde materiële schade aan het voertuig van [A] niet betwist, zodat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van het door het Waarborgfonds aan [A] uitgekeerde bedrag.
Conclusie
2.5.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] de vordering van € 1.780,29 aan het Waarborgfonds moet betalen.
Wettelijke rente
2.6.
De door het Waarborgfonds gevorderde wettelijke rente over € 1.780,29 wordt toegewezen vanaf 28 januari 2023, omdat [gedaagde] sinds deze datum in verzuim is met de betaling daarvan en deze vordering voldoet aan de wettelijke vereisten voor toewijzing.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.7.
Het Waarborgfonds maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten is op grond hiervan alleen toewijsbaar, als deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang daarvan ook redelijk is. De hoogte van het gevorderde bedrag van € 323,12 is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit en worden geacht redelijk te zijn. De vordering is daarom toewijsbaar.
Proceskosten
2.8.
[gedaagde] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten. Dit betekent dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van het Waarborgfonds moet betalen. De proceskosten van het Waarborgfonds worden begroot op:
- dagvaarding
138,13
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
510,00
(2,5 punten × tarief € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.122,13
Uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Het Waarborgfonds heeft gevorderd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden dan wel belangen gebleken die aan toewijzing van die vordering in de weg staan. Het vonnis wordt daarom uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan het Waarborgfonds te betalen een bedrag van € 1.780,29, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.780,29 vanaf 28 januari 2023 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] aan het Waarborgfonds te betalen een bedrag van € 323,12 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten; hij moet de proceskosten van het Waarborgfonds van € 1.122,13 aan haar betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening aan het Waarborgfonds betalen;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.