ECLI:NL:RBMNE:2024:5099

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
10917343 \ LC EXPL 24-418
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen voor boekhoudkundige werkzaamheden met afwijzing van opschorting en reconventionele vordering tot herstel van administratie

In deze zaak vordert de eiseres, een besloten vennootschap, betaling van openstaande facturen van in totaal € 1.822,87 inclusief btw van de gedaagde, eveneens een besloten vennootschap. De eiseres heeft boekhoudkundige en fiscale werkzaamheden verricht voor de gedaagde, maar de gedaagde heeft de facturen niet betaald. De gedaagde stelt dat zij haar betalingsverplichting heeft opgeschort omdat de eiseres tekort zou zijn geschoten in de nakoming van de overeenkomst, onder andere door fouten in de belastingaangifte. De eiseres betwist deze tekortkomingen en stelt dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat er sprake is van een tekortkoming aan haar zijde.

Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juli 2024 zijn beide partijen vertegenwoordigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen over de vermeende tekortkomingen van de eiseres. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde haar betalingsverplichting niet mag opschorten, omdat niet is komen vast te staan dat de eiseres tekort is geschoten in haar verplichtingen. De vordering van de eiseres tot betaling van de openstaande facturen wordt toegewezen, evenals de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten.

In reconventie vordert de gedaagde dat de eiseres fouten in de administratie en belastingaangiftes herstelt, maar deze vordering wordt afgewezen omdat de gedaagde niet heeft aangetoond dat er sprake is van fouten. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie.

Uitspraak

omg RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis van 14 augustus 2024
in de zaak met zaaknummer: 10917343 \ LC EXPL 24-418 D/51246 van
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres, hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: S. Baldinger (Baldinger Gerechtsdeurwaarders),
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. B.D. van Tuil (DAS).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 februari 2024 met 5 producties
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met 2 producties;
- de mondelinge behandeling van 15 juli 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juli 2024 was namens [eiseres] de heer [A] , kantoorleider vestiging [locatie] , aanwezig. Hij werd (namens de gemachtigde van [eiseres] ) bijgestaan door de heer [B] . Namens [gedaagde] waren mevrouw [C] , algemeen directeur, en haar partner aanwezig. Zij werden bijgestaan door mr. Van Tuil.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde] boekhoudkundige en fiscale werkzaamheden verricht.
2.2.
Op de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] zijn de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing. In de algemene voorwaarden staat – voor zover van belang – het volgende:

Artikel 10. Betaling
1. Betaling door Opdrachtgever van de aan Opdrachtnemer verschuldigde bedragen dient,
zonder dat Opdrachtgever recht heeft op enige aftrek, korting of verrekening, te
geschieden binnen 14 dagen na de factuurdatum, tenzij anders overeengekomen. (…)
(…)
3. Indien Opdrachtgever niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn heeft betaald, is
Opdrachtgever voorts gehouden tot vergoeding van alle door Opdrachtnemer gemaakte
gerechtelijke en buitengerechtelijke (incasso)kosten. (…)”.
2.3.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 20 februari 2023, 18 april 2023 en 22 juni 2023 facturen gestuurd van in totaal € 1.822,87 inclusief btw (hierna ook: de facturen). De facturen zien op werkzaamheden voor het boekjaar 2021 en het boekjaar 2022.
2.4.
[gedaagde] heeft de facturen niet aan [eiseres] betaald.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de facturen van in totaal € 1.822,87 inclusief btw te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en met de buitengerechtelijke incassokosten (primair € 273,43 en subsidiair € 40,-). Verder vordert [eiseres] dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert aan dat zij haar verplichting om de facturen te betalen heeft opgeschort, omdat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] een fout gemaakt in de belastingaangifte en heeft zij die fout niet willen herstellen. Verder is [eiseres] volgens [gedaagde] haar zorgplicht niet nagekomen.
in reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert – samengevat – dat [eiseres] wordt veroordeeld om binnen één maand na dit vonnis de fouten in de administratie en belastingaangiftes te herstellen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat [eiseres] niet aan de veroordeling voldoet totdat een maximum van € 5.000,- is bereikt.
3.4.
[eiseres] betwist dat zij fouten heeft gemaakt in de administratie en de belastingaangiftes.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Niet gebleken dat [eiseres] een fout heeft gemaakt in de belastingaangifte
4.1.
[gedaagde] voert aan dat [eiseres] haar bedrijfsruimte in de belastingaangifte ten onrechte voor 50% als woonruimte (en dus privé) heeft aangemerkt en dat [eiseres] deze fout niet heeft willen herstellen. Daarmee is [eiseres] volgens [gedaagde] tekortgeschoten. [eiseres] heeft dit gemotiveerd weersproken.
4.2.
Het verweer van [gedaagde] faalt. Allereerst heeft [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het verweer van [gedaagde] niet ziet op de belastingaangifte van [gedaagde] , maar op de belastingaangifte van het [bedrijf] B.V. (een andere onderneming van de bestuurder(s) van [gedaagde] ), waarvoor [eiseres] ook boekhoudkundige werkzaamheden heeft verricht. Deze werkzaamheden zijn volgens [eiseres] bij het [bedrijf] B.V. (en dus niet bij [gedaagde] ) in rekening gebracht. [gedaagde] heeft dit standpunt van [eiseres] niet weersproken. Daar komt bij dat [gedaagde] op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat [eiseres] tekort is geschoten. Volgens [eiseres] heeft haar klantbeheerder tijdens een bezoek aan de bedrijfsruimte van [gedaagde] waargenomen dat de locatie bewoond werd en heeft [gedaagde] zelf in een gesprek aangegeven dat er een verdeling van 50% privé en 50% zakelijk kon worden gemaakt. Gelet op deze gemotiveerde betwisting lag het op de weg van [gedaagde] om verder (met stukken) te onderbouwen dat [eiseres] de bedrijfsruimte ten onrechte voor 50% als woonruimte heeft aangemerkt. [gedaagde] stelt alleen dat haar bestuurders bij familie en dus niet in de bedrijfsruimte verbleven. Deze stelling is zonder onderbouwende stukken niet voldoende. De gestelde tekortkoming is daarom niet komen vast te staan.
4.3.
[gedaagde] voert verder in haar conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie nog aan dat [eiseres] fouten heeft gemaakt ten aanzien van de bedrijfsauto van [gedaagde] . Ook deze tekortkoming is onvoldoende onderbouwd. Gesteld noch gebleken is om welke fouten het zou gaan. Bovendien heeft mevrouw [C] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij “
dat met de bedrijfsauto” heeft rechtgezet.
4.4.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat de reconventionele vordering van [gedaagde] – herstel van de fouten in de administratie en belastingaangiftes door [eiseres] op straffe van een dwangsom – zal worden afgewezen.
Niet gebleken dat [eiseres] haar zorgplicht heeft geschonden
4.5.
[gedaagde] voert verder nog aan dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht. [eiseres] heeft dit gemotiveerd betwist.
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat [eiseres] haar zorgplicht heeft geschonden. [gedaagde] stelt dat zij door het vertrek van de vorige klantbeheerder van [eiseres] lange tijd geen aanspreekpunt heeft gehad, dat de belastingaangifte voor het boekjaar 2021 tot het uiterste is uitgesteld en dat de nieuwe klantbeheerder niet de zorg met betrekking tot de controle van de administratie op zich heeft genomen. [eiseres] heeft deze stellingen weersproken. Volgens [eiseres] heeft de vorige klantbeheerder in juli 2022 en in september 2022 nog contact met [gedaagde] gehad en heeft in januari 2023 een kennismakingsgesprek tussen [gedaagde] en de nieuwe klantbeheerder plaatsgevonden. Verder stelt [eiseres] dat zij haar rol heeft vervuld zoals [gedaagde] dat mocht verwachten. Zo is de nieuwe klantbeheerder volgens [eiseres] op reële wijze met [gedaagde] in gesprek gegaan over het gebruik van de bedrijfsruimte en de gevolgen daarvan voor de belastingaangifte. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [eiseres] lag het op de weg van [gedaagde] om de gestelde tekortkoming verder (met stukken) te onderbouwen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Daarom is niet komen vast te staan dat [eiseres] haar zorgplicht heeft geschonden.
[gedaagde] moet de openstaande facturen betalen
4.7.
Omdat niet is komen vast te staan dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst, mag [gedaagde] haar betalingsverplichting niet opschorten. [gedaagde] moet de openstaande facturen van in totaal € 1.822,87 inclusief btw dus aan [eiseres] betalen.
Wettelijke handelsrente
4.8.
[eiseres] vordert de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). [gedaagde] moet de wettelijke handelsrente betalen vanaf het moment dat de contractuele of wettelijke betalingstermijn voor de facturen is verstreken. Uit de algemene voorwaarden blijkt dat [gedaagde] de facturen binnen veertien dagen na de factuurdatum had moeten betalen. Volgens [eiseres] bedraagt de door [gedaagde] verschuldigde rente € 168,42 tot en met 31 januari 2024. [gedaagde] heeft dit niet weersproken. De gevorderde rente zal dan ook worden toegewezen. [gedaagde] moet ook de wettelijke handelsrente vanaf 1 februari 2024 aan [eiseres] betalen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. In dit geval zijn [eiseres] en [gedaagde] – beide partijen daarbij handelend in de uitoefening van beroep of bedrijf – echter een vergoeding van buitengerechtelijke (incasso)kosten overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. De vordering zal dan ook worden getoetst aan het rapport Voor-werk II, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. De primair door [eiseres] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 273,43 zullen worden toegewezen, omdat [gedaagde] de verschuldigdheid daarvan op grond van de algemene voorwaarden niet heeft betwist en er geen redenen zijn om tot matiging van de gevorderde vergoeding over te gaan.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde] moet de proceskosten (inclusief nakosten) in conventie betalen, omdat zij ongelijk heeft gekregen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
117,68
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
999,68
4.11.
[gedaagde] moet de proceskosten in reconventie betalen, omdat zij ongelijk heeft gekregen. De kosten van [eiseres] worden begroot op nihil, omdat er geen conclusie van antwoord in reconventie is ingediend en de reconventionele vorderingen ook geen substantieel meerwerk voor de gemachtigde van [eiseres] hebben opgeleverd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen:
I. € 1.822,87 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW hierover vanaf 1 februari 2024 tot de dag van volledige betaling;
II. € 168,42 aan wettelijke handelsrente tot en met 31 januari 2024;
III. € 273,43 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 999,68, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024.