Uitspraak
1.[gedaagden sub 1] ,
2.
[gedaagden sub 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek en akte wijziging van eis met producties 5 tot en met 7;
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen de stichting Woningstichting GoedeStede en de gedaagden, [gedaagden sub 1] en [gedaagden sub 2]. De eiseres, GoedeStede, vorderde betaling van een huurachterstand voor de maand juni 2024, die volgens haar was ontstaan. De gedaagden stelden dat zij de huur op 12 juni 2024 hadden betaald, maar konden dit niet onderbouwen met een betalingsbewijs. De kantonrechter heeft daarom de huurachterstand toegewezen, maar de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de contractuele regeling hierover oneerlijk was ten opzichte van de gedaagden.
De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst beoordeeld en vastgesteld dat de regeling over rente en incassokosten in het huurreglement niet afwijkt van de wettelijke bepalingen. De gedaagden zijn in verzuim geraakt omdat zij de huur niet op tijd hebben betaald, en moeten daarom de wettelijke rente over de huurachterstand betalen. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat GoedeStede onterecht heeft geprocedeerd, gezien de omstandigheden van de gedaagden en hun eerdere betalingsgeschiedenis. Hierdoor is besloten dat GoedeStede de proceskosten moet betalen.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagden hoofdelijk moeten betalen voor de huurachterstand, maar dat de proceskosten voor rekening van de verhuurder komen. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor verhuurders om rekening te houden met de omstandigheden van huurders voordat juridische stappen worden ondernomen.