ECLI:NL:RBMNE:2024:5097

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
UTR 24/5400
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor evenement in Utrecht

Op 21 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening tegen een omgevingsvergunning die het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht op 20 augustus 2024 heeft verleend. Het betreft een tijdelijke omgevingsvergunning voor het evenement 'Introductieweek Instituut Engineering & Design, Hogeschool Utrecht 2024', dat plaatsvindt van 26 tot 30 augustus 2024 in Park Transwijk. De opbouw van het evenement start op 23 augustus 2024. Verzoekers, bestaande uit twee particulieren en twee stichtingen, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, omdat zij vrezen voor geluidsoverlast en andere negatieve effecten van het evenement.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de Omgevingswet het herhaaldelijk verlenen van omgevingsvergunningen voor tijdelijke activiteiten op dezelfde locatie toestaat, mits er per keer een zorgvuldige afweging wordt gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van omwonenden en dat de geluidsnormen in de vergunning zijn aangescherpt. Ook zijn er voorschriften opgenomen ter bescherming van flora en fauna in het park. De voorzieningenrechter concludeerde dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen en dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen.

De uitspraak houdt in dat het college het griffierecht van € 187,- aan verzoekers moet vergoeden en dat het college wordt veroordeeld tot betaling van proceskosten van € 875,- aan verzoekers. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5400
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 augustus 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker 1] , uit [woonplaats] (verzoeker 1),

[verzoeker 2], uit [woonplaats] (verzoeker 2),
Utrechtse Bomenstichting, uit Utrecht,
Utrechtse stichting tegen geluidsoverlast,uit Utrecht, verzoekers,
(gemachtigde: drs. C. van Oosten),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: mr. drs. H. van Gellekom).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde belanghebbende] uit [woonplaats] (vergunninghouder).

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 augustus 2024 op zitting behandeld. Verzoekers 1 en 2 waren daarbij aanwezig. De stichtingen hebben zich laten vertegenwoordigen door verzoeker 2. De gemachtigde van verzoekers was met bericht van verhindering afwezig.
Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [A] , adviseur geluid, [B] , regisseur vergunningen en [C] , adviseur bomen.
Vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door [D] (adviseur), [E] (betrokken bij de organisatie) en verder: [F] en [G] .
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de voorzieningenrechter na een schorsing mondeling uitspraak gedaan en partijen erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan verzoekers moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van proceskosten van € 875,- aan verzoekers.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening tegen de vergunning die het college op 20 augustus 2024 aan vergunninghouder heeft verleend. Het gaat om een tijdelijke omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsactiviteit voor het evenement ‘Introductieweek Instituut Engineering & Design, Hogeschool Utrecht 2024’ op de locatie Park Transwijk aan de [straat] in Utrecht. Het evenement zelf vindt plaats van maandag 26 augustus tot vrijdagochtend 30 augustus. De opbouw start op vrijdag 23 augustus en de afbouw vindt plaats op 30 augustus 2024. Naar aanleiding van de ingediende bezwaren van verzoekers heeft het college de eerder op 1 augustus 2024 voor dit evenement verleende vergunning ingetrokken en daarvoor in de plaats op 20 augustus 2024 een vervangende vergunning verleend. In deze nieuwe vergunning zijn geluidsvoorschriften aangescherpt en is op onderdelen de motivering gewijzigd en aangevuld. De voorzieningenrechter zal de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening alleen betrekking laten hebben op de nieuw verleende vergunning. Omdat het college naar aanleiding van de bezwaren de aanvankelijk verleende vergunning heeft vervangen door een nieuwe vergunning, wordt in deze uitspraak een proceskostenveroordeling uitgesproken.
2. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen als eerste of de bezwaargronden van verzoekers een redelijke kans van slagen hebben en tot herroeping van de omgevingsvergunning kunnen leiden. Vervolgens weegt de voorzieningenrechter de belangen van verzoekers die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van het college en vergunninghouder die pleiten tegen het treffen daarvan. Hoe zekerder de voorzieningenrechter is dat het besluit waartegen bezwaar is gemaakt in stand kan blijven, hoe minder ruimte er bij deze belangenafweging is voor de belangen van verzoekers.
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Voorlopig rechtmatigheidsoordeel

Ontvankelijkheid
4. Tijdens de zitting is de vraag aan de orde geweest of verzoekers wel als belanghebbend zijn aan te merken.
4.2.
Verzoekers 1 en 2 wonen op ongeveer 400 meter afstand van de locatie waar het evenement zal plaatsvinden. Het zicht op de locatie vanuit hun woningen wordt belemmerd door bomen en bebouwing. Er loopt een drukke verkeersader tussen het park en de woningen van deze verzoekers. De voorzieningenrechter zal in deze procedure deze verzoekers desalniettemin het voordeel van de twijfel geven, gelet op hetgeen tijdens de zitting naar voren is gebracht over het geluid dat zij ervaren tijdens een evenement.
4.3.
Ook de beide stichtingen acht de voorzieningenrechter gelet op hun statutaire doelstellingen in deze procedure ontvankelijk.
Het herhaald gebruik van de bevoegdheid
5. Verzoekers hebben aangevoerd dat de bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor activiteiten die afwijken van het omgevingsplan niet is bedoeld om bij regelmaat evenementen op een locatie toe te staan.
5.1.
De Omgevingswet staat niet in de weg aan het herhaald toepassen van de bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit op dezelfde locatie. De wet maakt het uitdrukkelijk mogelijk om ook voor tijdelijke afwijkingen van een omgevingsplan een vergunning te verlenen. Er is geen beperking gesteld aan het aantal keren dat hiervan gebruik wordt gemaakt. Er dient echter wel elke keer een afweging te worden gemaakt of de activiteit die tijdelijk plaatsvindt met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aanvaardbaar kan worden geacht en geen strijd oplevert met provinciale- en rijksinstructieregels. Ook moeten de relevante belangen in de beoordeling worden gewogen. Hierbij moet ook meegewogen worden hoe vaak op een locatie een evenement wordt georganiseerd. Naarmate er vaker evenementen op dezelfde locatie plaatsvinden, moeten hogere eisen worden gesteld aan de afweging om die evenementen met een afzonderlijke omgevingsvergunning toe te staan. De aspecten die het college in het kader van een evenwichtige toedeling van functies in zijn besluitvorming heeft betrokken en de gemaakte belangenafweging, zullen hierna aan de orde komen.
Beperking van het gebruik van het park
6. Verzoekers hebben aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van de wijkbewoners. Deze kunnen gedurende het evenement (met inbegrip van de op- en afbouwdagen) geen gebruik maken van delen van het park.
6.2.
Het college heeft aangevoerd dat een park bij uitstek een locatie is die zich leent voor het organiseren van (culturele) activiteiten in de buitenlucht. Het college wil in een studentenstad openbare ruimte ook beschikbaar stellen voor (feestelijke) bijeenkomsten van studenten in het kader van bijvoorbeeld de opening van het studentenjaar in de introductieperiode. Dat het park in zulke situaties niet openbaar voor een ieder toegankelijk is, acht het college een voor lief te nemen gevolg van minder groot belang. Het college stelt in dat verband dat in totaal maar een beperkt aantal dagen in het jaar een evenement in Park Transwijk plaatsvindt. Bovendien is gedurende een evenement slechts een deel van het park niet toegankelijk. De voorzieningenrechter acht deze afweging niet onredelijk.
Onderzoeken die aan de vergunning ten grondslag liggen
7. Verzoekers hebben aangevoerd dat het natuuronderzoek en het akoestisch onderzoek niet met het oog op dit evenement, maar met het oog op een ander evenement op dezelfde locatie zijn opgesteld.
7.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het akoestisch onderzoek niet meer ten grondslag is gelegd aan de vergunning van 20 augustus en daarom geen bespreking meer behoeft. Het natuuronderzoek richt zich op de flora- en fauna en natuurwaarden in het park en ziet niet op een specifiek evenement. Zeker nu het evenement op precies dezelfde locatie plaatsvindt binnen het park als waar in het onderzoek van uit is gegaan, valt niet in te zien waarom dit onderzoek niet aan de vergunning ten grondslag kon worden gelegd. Bovendien heeft de RUD bevestigd dat dit onderzoek nog bruikbaar is.
Geluid
8. Verzoekers vrezen voor geluidsoverlast.
8.1.
Omdat met de nieuw verleende vergunning zowel de toelaatbare geluidsniveaus als de tijden waarop versterkt geluid mag plaatsvinden zijn aangescherpt, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende rekening gehouden met de belangen van omwonenden en gebruikers van de overige delen het park en de speelplaats. De in de vergunning opgenomen geluidsnormering voldoet ruimschoots aan de gemeentelijke beleidsregel geluidsnormen bij buitenevenementen. Tijdens de zitting hebben verzoekers bovendien de verwachting uitgesproken dat gelet op de ervaring met het meest recente evenement, de geluidsoverlast met deze normering beperkt zal blijven.
Beschadiging flora en fauna
9. Verzoekers vrezen voor beschadiging van bomen en het grasveld en voor negatieve effecten voor in het park aanwezige dieren.
9.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de omgevingsvergunning voorschriften zijn verbonden over de bescherming van flora en fauna. Daarin zijn maatregelen opgenomen om schade aan het park en de bomen te voorkomen en gevolgen voor dieren te beperken. Volgens het college herstelt het gras na het evenement voldoende. Daarbij zullen maatregelen getroffen worden om de grasmat te beluchten, hetgeen het herstel zal bevorderen. De voorzieningenrechter heeft geen reden om te twijfelen dat met de voorschriften voldoende is gewaarborgd dat beschadigingen worden voorkomen. De voorzieningenrechter twijfelt evenmin over de herstelmogelijkheden van de grasmat. En dat voor het herstel van het gras een langere periode nodig is, hoefde voor het college geen reden te zijn om de vergunning te weigeren.
Overige argumenten
10. Verzoekers hebben nog een aantal argumenten van meer praktische aard naar voren gebracht die hadden moeten leiden tot de weigering van de vergunning, zoals dat fietsen in een stalling horen en niet in een park, dat een park geen camping is, dat er te weinig sanitair is voorzien en dat de APV het overnachten in openbaar gebied verbiedt.
10.1
Ook in deze gronden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te verwachten dat de vergunning in bezwaar niet in stand zal kunnen blijven. Niet aannemelijk is gemaakt dat er onvoldoende sanitaire voorzieningen aanwezig zullen zijn. De norm die voor een reguliere camping wordt gehanteerd, hoeft niet voor een evenement te worden aangehouden. Ten aanzien van de APV heeft het college toegelicht dat het verbod om te overnachten in openbaar gebied niet toepasselijk is nu de vergunning er toe leidt dat de locatie wordt afgesloten en voor de duur van het evenement niet meer als openbaar gebied kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter kan deze uitleg op zichzelf volgen.

Conclusie voorlopig rechtmatigheidsoordeel

11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college, bij afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen.
12. Gelet op dit voorlopige oordeel ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding tot het treffen van een voorziening.

Conclusie en gevolgen

Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Dat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Er bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling van € 875,-- (1 punt voor het indienen voor het verzoek om voorlopige voorziening) en de vergoeding van het griffierecht.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2024 door mr. ing. A. Rademaker, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier.
verhinderd te tekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.