In deze zaak heeft verzoekster, een inwoner van [plaats], beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen) omdat zij van mening was dat er niet tijdig was beslist op haar bezwaar met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. Het beroep is ingediend op 18 september 2023. De Dienst Toeslagen heeft op 9 januari 2024 alsnog een beslissing op bezwaar genomen, waarna verzoekster het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te behandelen. De rechtbank overweegt dat, indien een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan bepalen dat de proceskosten door het bestuursorgaan moeten worden vergoed. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar heeft wel een verweerschrift ingediend op 7 maart 2024, waarin wordt erkend dat verzoekster recht heeft op een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 218,75, gebaseerd op de waarde per punt en de toegepaste wegingsfactor van 0,25, aangezien de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden, zoals voorgeschreven in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb. De rechtbank heeft de beslissing op 14 augustus 2024 openbaar uitgesproken, waarbij verweerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster.