ECLI:NL:RBMNE:2024:5093

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
UTR 23/4886
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep inzake kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft verzoekster, een inwoner van [plaats], beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen) omdat zij van mening was dat er niet tijdig was beslist op haar bezwaar met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. Het beroep is ingediend op 18 september 2023. De Dienst Toeslagen heeft op 9 januari 2024 alsnog een beslissing op bezwaar genomen, waarna verzoekster het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te behandelen. De rechtbank overweegt dat, indien een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan bepalen dat de proceskosten door het bestuursorgaan moeten worden vergoed. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar heeft wel een verweerschrift ingediend op 7 maart 2024, waarin wordt erkend dat verzoekster recht heeft op een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 218,75, gebaseerd op de waarde per punt en de toegepaste wegingsfactor van 0,25, aangezien de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden, zoals voorgeschreven in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb. De rechtbank heeft de beslissing op 14 augustus 2024 openbaar uitgesproken, waarbij verweerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4886

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J. van den Ende),
en

Dienst Toeslagen (voorheen: Belastingdienst/Toeslagen), verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend op 18 september 2023 omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar in het kader van de kinderopvangtoeslag.
Verweerder heeft op 9 januari 2024 alsnog een beslissing op bezwaar genomen. Verzoekster heeft het beroep daarna ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht.
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoekster. Verweerder heeft wel op 7 maart 2024 een verweerschrift naar aanleiding van het beroep niet tijdig beslissen ingediend, waarin verweerder aangeeft dat verzoekster in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 218,75 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,25). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,25 toegepast.
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.