In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 9 augustus 2024, wordt de onbevoegdheid van de rechtbank behandeld in een bestuursrechtelijke context. Eiser, een individu uit [plaats], heeft op 15 januari 2024 beroep ingesteld tegen de Nationale Ombudsman, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn klacht van 19 juli 2023. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.
De rechtbank oordeelt dat zij onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep. Dit oordeel is gebaseerd op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende beroep instellen tegen een besluit van een bestuursorgaan. Echter, de Nationale Ombudsman wordt niet als bestuursorgaan beschouwd volgens artikel 1:1, lid 2, sub f, van de Awb. Dit betekent dat de Ombudsman geen besluiten kan nemen in de zin van de Awb, en dat het indienen van een klacht geen aanvraag om een besluit is.
Daarom kan de bestuursrechter niet van het beroep kennisnemen en moet eiser zich wenden tot de burgerlijke rechter, zoals aangegeven in artikel 8:71 van de Awb. De rechtbank heeft ook besloten om het griffierecht terug te storten aan eiser, aangezien er geen griffierecht geheven zal worden. Tot slot is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze beslissing.