ECLI:NL:RBMNE:2024:5089

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
UTR 24/4714
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek tot kwijtschelding studieschuld op medische gronden

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 8 augustus 2024, wordt het beroep van eiser behandeld dat hij op 10 juli 2024 heeft ingediend. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen door verweerder, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, op zijn verzoek tot kwijtschelding van zijn studieschuld op basis van medische gronden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet binnen de wettelijk vastgestelde termijn van acht weken heeft beslist, en dat eiser verweerder op 23 februari 2024 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een beslissing moet nemen op het verzoek van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, evenals het griffierecht van € 51,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, met de verplichting voor verweerder om alsnog een besluit bekend te maken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4714

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: O.J.J.C. Koopmans)
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder,

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 10 juli 2024 omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek tot kwijtschelding studieschuld op basis van medische gronden.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn aanvraag telefonisch ingediend op 20 oktober 2023. In de wet is geen termijn opgenomen waarbinnen verweerder op deze aanvraag moet beslissen. In zo’n geval geldt een beslistermijn van acht weken. Dit staat in de artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb. Verweerder had dus uiterlijk op 15 december 2023 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen verweerder moet beslissen voorbij is. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 23 februari 2024 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken voorbij zijn gegaan.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De standaardtermijn waarbinnen verweerder alsnog op het verzoek moet beslissen bedraagt in beginsel twee weken na deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, Awb). Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, derde lid, Awb).
5. Verweerder heeft in het verweerschrift aangegeven dat hij het besluit nog niet heeft kunnen nemen, omdat er om advies is gevraagd aan een medisch adviseur, die zijn advies tot op heden nog niet heeft afgegeven.
6. Gelet op de termijnoverschrijding van ruim acht maanden, ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder een langere beslistermijn toe te kennen. De rechtbank draagt verweerder op binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een beslissing te nemen op het verzoek van eiser.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
9. Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht en onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 4 september 2023 [1] als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,25. Toegekend wordt € 218,75.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 51,- dat eiser heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.