ECLI:NL:RBMNE:2024:5088

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
UTR 24/3953
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

In deze zaak heeft eiseres, vereniging AVROTROS, op 3 juni 2024 beroep ingesteld tegen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo) over een landelijke huisartsenorganisatie. Eiseres had haar verzoek op 13 september 2023 ingediend, waarop verweerder binnen vier weken had moeten beslissen. Op 4 oktober 2023 heeft verweerder de beslistermijn met twee weken verlengd, waardoor de uiterste beslisdatum op 25 oktober 2024 kwam te liggen. De rechtbank constateert dat deze termijn is overschreden en dat eiseres verweerder op 7 mei 2024 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000,-.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de overschrijding van de beslistermijn te maken heeft met de hoeveelheid Woo-verzoeken en de complexiteit daarvan. Verweerder heeft aangegeven dat het eerste deelbesluit op 7 maart 2024 is genomen en dat het tweede deelbesluit op 1 september 2024 zal worden genomen. De rechtbank heeft de beslistermijn voor het tweede deelbesluit vastgesteld op 1 september 2024. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, evenals het griffierecht van € 371,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om uiterlijk 1 september 2024 alsnog een besluit bekend te maken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3953

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2024 in de zaak tussen

vereniging AVROTROS, te Hilversum, eiseres

(gemachtigde: A. van Tricht),
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend op 3 juni 2024 omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo) over een landelijke huisartsenorganisatie.
Op 1 juli 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar verzoek ingediend op 13 september 2023. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op het verzoek. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo.
Op 4 oktober 2023 heeft verweerder de beslistermijn verdaagd met twee weken op grond van artikel 4.4, tweede lid, van de Woo. Verweerder had dus uiterlijk op 25 oktober 2024 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 7 mei 2024 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken. Eiseres heeft op 3 juni 2024 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De standaardtermijn waarbinnen verweerder alsnog op het verzoek moet beslissen bedraagt in beginsel twee weken na deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, Awb). Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, derde lid, Awb).
5. Uit de overgelegde stukken waarin eerdere mailwisselingen zijn opgenomen, blijkt dat verweerder de beslistermijn meerdere malen heeft verlengd en dat partijen zijn overeengekomen om het Woo-verzoek af te handelen in twee deelbesluiten. De overschrijding en verlenging van de beslistermijn is volgens verweerder onder meer gelegen in de hoeveelheid Woo-verzoeken, de complexiteit ervan en de beschikbare capaciteit qua menskracht. Ook zijn er een groot aantal betrokken derde belanghebbenden die om een zienswijze moeten worden gevraagd.
6. Verweerder heeft het eerste deelbesluit op 7 maart 2024 genomen en aan eiseres bekendgemaakt. Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangegeven het tweede deelbesluit op 1 september 2024 te kunnen nemen. De rechtbank stelt de beslistermijn hierom vast op
1 september 2024.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. Op grond van artikel 8.2 van de Woo is artikel 4:17 van de Awb niet van toepassing. Verweerder is dus geen dwangsom verschuldigd aan eiseres.
9. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
10. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht en onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 4 september 2023 [1] als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,25. Toegekend wordt € 218,75.
11. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht van € 371,- aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 1 september 2024 alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 371,- dat eiseres heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.