ECLI:NL:RBMNE:2024:5073

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
11122262 UC 24-3575
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering zorgverzekeraar wegens betaling door gedaagde

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij. De eisende partij, VGZ, vorderde betaling van € 1.466,30 aan niet betaalde premie en zorgkosten, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde, die van mei 2012 tot en met februari 2014 en van oktober 2019 tot en met augustus 2020 verzekerd was bij VGZ, voerde verweer en stelde dat hij in december 2023 een bedrag van € 1.100,00 had betaald, waar hij vanuit ging dat dit zijn openstaande verplichtingen dekte.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 augustus 2024 werd duidelijk dat VGZ niet had gereageerd op de betaling van de gedaagde en niet kon uitleggen waarom de openstaande vordering niet eerder was gemeld. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde er op basis van de omstandigheden van het geval vanuit mocht gaan dat hij met de betaling van € 1.100,00 aan zijn verplichtingen had voldaan. Bovendien werd opgemerkt dat de gedaagde inmiddels verzekerd was bij een andere zorgverzekeraar, wat het onwaarschijnlijk maakte dat hij nog openstaande premies bij VGZ had.

De kantonrechter heeft de vordering van VGZ afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke communicatie tussen zorgverzekeraars en hun verzekerden, vooral in situaties waarin betalingen zijn gedaan.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11122262 \ UC EXPL 24-3575
Vonnis van 21 augustus 2024
in de zaak van
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: VGZ,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- het proces-verbaal van de rolzitting van 5 juni 2024, waar [gedaagde] op de dagvaarding heeft gereageerd,
- de akte van VGZ met producties 4 en 5,
- de mondelinge behandeling van 7 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar deze zaak over gaat

2.1.
[gedaagde] is van mei 2012 tot en met februari 2014 en van oktober 2019 tot en met augustus 2020 verzekerd geweest voor ziektekosten bij VGZ.
2.2.
VGZ vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.466,30 aan niet betaalde premie en zorgkosten, vermeerderd met rente en kosten.
2.3.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De vordering van VGZ zal worden afgewezen. De kantonrechter zal dat hierna toelichten.
3.2.
[gedaagde] heeft op de rolzitting gezegd dat hij naar aanleiding van een brief van december 2023 een bedrag van € 1.100,00 aan VGZ heeft betaald en dat hij ervan uitging dat het daarmee klaar was. VGZ heeft daar in haar akte niet op gereageerd en kon op de mondelinge behandeling ook niet verklaren waarom in december 2023 kennelijk geen melding is gemaakt van de nu nog openstaande vordering, die stamt uit de periode oktober 2019 tot en met augustus 2020. [gedaagde] mocht er daarom van uitgaan dat hij met de betaling van € 1.100,00 alles had betaald wat hij nog aan VGZ was verschuldigd. Dit geldt temeer omdat [gedaagde] - ook al op de rolzitting - onweersproken heeft gesteld dat hij inmiddels voor ziektekosten is verzekerd bij FBTO, terwijl overstappen naar een andere zorgverzekeraar niet mogelijk is als er nog onbetaalde premies zijn.
3.3.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van VGZ af,
4.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.
18374