Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling
3.Beslissing
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 lid 2 Wvggz:
Rechtbank Midden-Nederland
Op 15 augustus 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 8 augustus 2024 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging ten aanzien van een betrokkene, geboren in 1996, die verblijft in een zorginstelling. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat, een arts en een casemanager. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet heeft meegewerkt aan het onderzoek voor de medische verklaring, ondanks meerdere pogingen van hulpverleners om contact te leggen. De rechtbank oordeelde dat de medische verklaring voldeed aan de wettelijke eisen, ook al was de betrokkene niet persoonlijk onderzocht.
De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd door te verwijzen naar de ernstige psychische en somatische aandoeningen van de betrokkene, die leiden tot een aanzienlijk risico op levensgevaar en andere ernstige schade. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat de verzochte vormen van verplichte zorg noodzakelijk waren om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De zorgmachtiging werd verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 15 februari 2025, en de rechtbank wees het meer of anders verzochte af. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M.A.A.T. Engbers en is schriftelijk uitgewerkt op 20 augustus 2024.