ECLI:NL:RBMNE:2024:5071

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
579522
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging tot verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 15 augustus 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 8 augustus 2024 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging ten aanzien van een betrokkene, geboren in 1996, die verblijft in een zorginstelling. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat, een arts en een casemanager. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet heeft meegewerkt aan het onderzoek voor de medische verklaring, ondanks meerdere pogingen van hulpverleners om contact te leggen. De rechtbank oordeelde dat de medische verklaring voldeed aan de wettelijke eisen, ook al was de betrokkene niet persoonlijk onderzocht.

De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd door te verwijzen naar de ernstige psychische en somatische aandoeningen van de betrokkene, die leiden tot een aanzienlijk risico op levensgevaar en andere ernstige schade. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat de verzochte vormen van verplichte zorg noodzakelijk waren om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De zorgmachtiging werd verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 15 februari 2025, en de rechtbank wees het meer of anders verzochte af. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M.A.A.T. Engbers en is schriftelijk uitgewerkt op 20 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/579522 / FV RK 24-1913
Externe referentie: ZM/IND/141834
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 15 augustus 2024, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
verblijvende bij [instelling] , locatie [locatie] in [plaats] ,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr. V.C.Th. van 't Westende Meeder.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 8 augustus 2024, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van31 juli 2024;
- de zorgkaart;
- het zorgplan;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvggz en strafvorderlijke en justitiegegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft op 15 augustus 2024 plaatsgevonden bij [instelling] , locatie [locatie] in [plaats] . Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de heer [A] , arts;
- mevrouw [B] , verpleegkundige;
- de heer [C] , casemanager verbonden aan het gebiedsteam.
1.3.
De rechtbank heeft ter zitting het verzoek tot verlenen van een voortzetting van de crisismaatregel (zaaknummer: C/16/579633 FV RK 24-19633) gelijktijdig behandeld.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens
is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene, de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder en de officier van justitie verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
Hoewel betrokkene niet in zijn aanwezigheid is onderzocht voor het opstellen van de medische verklaring, is de rechtbank van oordeel dat de medische verklaring voldoet aan de eisen van de wet. De advocaat van betrokkene heeft op dit punt ook geen verweer gevoerd. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad zal de rechtbank dit desalniettemin omstandig en uitgebreid motiveren. Uit de toelichting van de onafhankelijke psychiater blijkt dat er meerdere pogingen zijn ondernomen om betrokkene in persoon te beoordelen voor de medische verklaring. Echter, betrokkene heeft geen gehoor gegeven aan de afspraken voor het opstellen van de medische verklaring: hij nam de telefoon niet op, antwoordde niet op tekstberichten en deed de deur niet open voor familie en hulpverleners. Op 31 juli 2024 is betrokkene door de onafhankelijk psychiater wederom gebeld voor het maken van een afspraak voor het onderzoek. Betrokkene nam echter niet op en zijn telefoon gaf geen mogelijkheid een bericht in te spreken. Vervolgens is diezelfde dag nog door de behandelaars een brief onder zijn voordeur geschoven met de mededeling dat de onafhankelijk psychiater die dag om 14.00 uur bij hem thuis zou langskomen om hem te beoordelen. Toen de onafhankelijk psychiater in gezelschap van behandelaars op het aangegeven tijdstip zich meldde bij de woning van betrokkene deed hij na aanbellen en kloppen de deur niet open. Vanaf de buitenkant was zichtbaar dat de eerder genoemde brief weg was. Uit het vorenstaande concludeert de rechtbank dat een persoonlijk onderzoek niet mogelijk was. Het verhandelde ter zitting heeft niet tot een ander oordeel geleid. Ondervraging over zijn wetenschap van het aangekondigde onderzoek en zijn verblijfplaats op dat tijdstip bleek zinloos, omdat betrokkene zich dat niet herinnerde. Hij herinnerde zich evenmin dat hij negen dagen later wel in persoon was onderzocht ten behoeve van een crisismaatregel.
2.2.
De advocaat pleit namens betrokkene voor afwijzing van het verzoek. Betrokkene is het niet eens met de zorgmachtiging.
2.3.
De arts ondersteunt het verzoek. Hij geeft aan dat betrokkene de behandeling niet accepteert zonder juridisch kader. Verder voegt hij toe dat betrokkene depotmedicatie ontvangt, maar dat dit nog moet aanslaan.
2.4.
De casemanager verzoekt om toewijzing van het verzoek. Hij legt uit dat betrokkene in het verleden goed in contact was. Echter, betrokkene vermeed het contact met de hulpverleners en zijn familie, waardoor er veel zorgen waren. Zo weigerde betrokkene het contact met de onafhankelijke psychiater voor de beoordeling van de medische verklaring. De casemanager voegt toe dat de zorgmachtiging als een stok achter de deur zal dienen om zo een behandeling van de grond te krijgen, omdat betrokkene zich dan aan de gemaakte afspraken moet houden.
2.5.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Daarnaast is er sprake van een licht verstandelijke beperking.
2.6.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstige psychische schade, ernstige immateriële schade, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
2.7.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen ende geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
Uit de stukken en toelichting ter zitting is gebleken dat betrokkene zorgmijdend is. Zo is hij voor de huidige opname uit zorg geweest door het contact met het ambulante team te verbreken. Hierdoor is er geen behandeling van de grond gekomen. Verder is betrokkene het niet eens met de zorgmachtiging en de zorg zelf, waardoor er een reële kans is dat betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. De rechtbank vindt het noodzakelijk dat er verplichte zorg kan worden ingezet.
2.8.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank verleent daarom een zorgmachtiging voor de verzochte vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz.
2.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.10.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.11.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 15 februari 2025.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 lid 2 Wvggz:
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 15 februari 2025,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 15 augustus 2024 mondeling gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door R. Staal als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 20 augustus 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.