Op 15 augustus 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1989, die verblijft in een instelling en ambivalent staat tegenover opname. De officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 9 augustus 2024 opgelegde crisismaatregel, die onder andere het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid omvatte. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag zijn de betrokkene en een psychiater gehoord. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de betrokkene wilsbekwaam is en naar huis wil. De psychiater daarentegen pleitte voor toewijzing van het verzoek, wijzend op de ambivalentie van de betrokkene en het gebrek aan stabiliteit.
De rechtbank oordeelde dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, veroorzaakt door een bipolaire stemmingsstoornis. De rechtbank concludeerde dat de verzochte vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden. De rechtbank wees het beroep van de advocaat op wilsbekwaam verzet af, omdat de ambivalentie van de betrokkene niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, geldig tot en met 5 september 2024, en wees het meer of anders verzochte af. De beschikking werd mondeling gegeven en is schriftelijk uitgewerkt op 20 augustus 2024.