ECLI:NL:RBMNE:2024:5050
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van griffierecht en reiskosten na intrekking beroep tegen WOZ-beschikking
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 augustus 2024, wordt het verzoek van verzoekster beoordeeld om de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van het door haar betaalde griffierecht en de gemaakte reiskosten. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van 30 augustus 2023, maar trok dit beroep in nadat de WOZ-waarde van haar woning was verlaagd tot € 504.000,-. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar er is geen reactie ontvangen. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aangezien de heffingsambtenaar tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster door de WOZ-waarde te verlagen, kan de rechtbank de heffingsambtenaar veroordelen in de proceskosten. Verzoekster vraagt om vergoeding van reiskosten voor het bijwonen van de zitting op 11 april 2024, maar de rechtbank stelt vast dat de reiskosten op basis van het openbaarvervoertarief voor vergoeding in aanmerking komen tot een bedrag van € 4,70 per enkele reis.
De rechtbank concludeert dat de totale proceskosten die de heffingsambtenaar aan verzoekster moet betalen, € 9,40 bedragen. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat de heffingsambtenaar verplicht is om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed in aanwezigheid van griffier R. van Manen en is openbaar uitgesproken.